In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 17 oktober 2017 uitspraak gedaan in een hoger beroep dat was ingeleid door [appellante], een vennootschap gevestigd te [vestigingsplaats]. De zaak betreft een vordering tot inzage in de administratie van de gefailleerde vennootschappen, die door de curator, mr. Egbertus Gerardus Maria van Ewijk, werd vertegenwoordigd. De vordering is ingediend in het kader van een incident ex artikel 843a Rv, waarbij [appellante] toegang vroeg tot verschillende documenten en correspondentie die relevant zijn voor haar bewijsvoering in een civiele procedure. De rechtbank Oost-Brabant had eerder vonnissen gewezen in deze zaak, en [appellante] stelde dat de gevraagde stukken konden bijdragen aan het bewijs van haar stellingen over een leningsovereenkomst uit 2011.
Het hof heeft vastgesteld dat de curator niet heeft gereageerd op de vordering tot inzage en dat de door [appellante] gestelde grondslag voor de vordering voldoende was om deze toe te wijzen. Het hof oordeelde dat, gezien het ontbreken van verweer van de curator, de vordering tot inzage toewijsbaar was. De curator werd veroordeeld in de proceskosten van het incident, die aan de zijde van [appellante] tot de uitspraak werden begroot op € 894,-- aan salaris advocaat. De zaak werd vervolgens verwezen naar de rol voor memorie van antwoord aan de zijde van de curator, waarbij verdere beslissingen werden aangehouden.
Dit arrest is openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 17 oktober 2017 en is gewezen door de rechters S.M.A.M. Venhuizen, O.G.H. Milar en P.P.M. Rousseau.