4.1De vaststelling van de feiten in het tussenvonnis van 19 november 2014 onder 2. is niet bestreden zodat het hof ook in hoger beriep hiervan uitgaat. Deze vaststelling luidt als volgt, met een door het hof aangebrachte letteraanduiding:
Tussen de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid naar Belgisch recht [de vennootschap] BVBA (hierna: [de vennootschap] ) en [geïntimeerde] is eind 2005 dan wel begin 2006 een mondelinge overeenkomst van aanneming van werk tot stand gekomen met betrekking tot verbouwwerkzaamheden aan het pand gelegen aan het [adres 1] te [plaats 1] .
Voor de door haar verrichte werkzaamheden aan voornoemd pand, evenals voor door haar verrichte werkzaamheden aan een pand gelegen aan de [adres 2] te [plaats 2] (België), heeft [de vennootschap] in de periode 2005 tot en met 2010 een viertal facturen opgesteld:
- factuur nr. [factuur nr. 1] van 21 november 2005, € 3.609,20
waterschade [adres 1]
- factuur nr. [factuur nr. 2] van 15 augustus 2006, € 5.971,22
werk aan cv-installatie en storten betonvloer kelder [adres 1]
- factuur nr. [factuur nr. 3] van 15 augustus 2006, € 242,73
plaatsen van een rolluikblad [adres 2]
- factuurnr. [factuur nr. 4] van 1 februari 2010, € 1.095,=
plaatsen van brievenbus opening met klep en inwerkbox [adres 1] .
Bij brief van 29 januari 2009 heeft de toenmalige advocaat van [de vennootschap] onder meer het volgende aan [geïntimeerde] bericht:
“(…) Mijn cliënte meldt mij dat U haar de hierna volgende afrekening verschuldigd blijft:
- factuur nr. [factuur nr. 1] dd. 21.11.2005 ten bedrage van 3.609,20 euro
- factuur nr. [factuur nr. 2] dd. 15.08.2006 ten bedrage van 5.971,22 euro
- factuur nr. [factuur nr. 3] dd. 15.08.2006 ten bedrage van 242,73 euro
- saldo nog te factureren : 40.341,51 euro
- - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - -
- TOTAAL : 50.164,66 euro.
Mogen wij u verzoeken dit bedrag te storten, binnen de acht dagen, op onze rekening bij de ING te [plaats 3] (…) bij gebreke waaraan wij zullen verplicht zijn de gerechtelijke procedure tegen U in te leiden. (…).”
Bij aangetekende brief van 17 april 2009 heeft de toenmalige advocaat van [de vennootschap] [geïntimeerde] nogmaals aangeschreven tot betaling van voornoemd bedrag. Bij deze brief is een overzicht gevoegd, waarop de door [de vennootschap] verrichte werkzaamheden zijn gespecificeerd.
In reactie hierop heeft [geïntimeerde] bij brief van 23 april 2009, voor zover relevant, geschreven:
“(…) De door u aangegeven specificatie van de uitgevoerde werkzaamheden is onjuist, er is destijds een verbouwing geweest, van 20.000,- euro. De door uw cliënt destijds uitgevoerde werkzaamheden is reeds voldaan. Ik heb daarna nooit meer iets van de Fa. [de vennootschap] vernomen. (…).”
Bij brief van 11 maart 2010 aan [geïntimeerde] schrijft de advocaat van [de vennootschap] onder meer:
“(…) Door middel van dit schrijven verzoek ik u nog een laatste maal om al hetgeen bij dagvaarding wordt gevorderd, zijnde € 54.016,59 vermeerderd met rente zoals vermeld in de concept dagvaarding en vermeerderd met buitengerechtelijke incassokosten ter grootte van € 400,--, binnen 14 dagen na heden te voldoen op onderstaand rekeningnummer.
Verder doe ik u hierbij toekomen een tweetal exemplaren van de factuur van mijn cliënt van 1 februari 2010 ter grootte van € 1.095,-- exclusief BTW terzake het plaatsen van de brievenbus ca. Mag ik u vragen om deze nota uiterlijk binnen een maand te voldoen. (…).”
In reactie op voornoemde brief heeft [geïntimeerde] bij brief van 16 maart 2010, voor zover relevant, geschreven:
“(…) Verder kan ik u meedelen dat de andere bijgevoegde rekeningen mij volledig onbekend zijn, buiten dat de kelder in maart 2006 is uitgediept, heb ik nooit andere opdrachten verstrekt. Graag zou ik dan ook de opdrachten zoals de Fa. [de vennootschap] beweert te hebben gekregen, overhandigd willen zien, daar er door mij nog door mijn vrouw geen opdrachten zijn verstrekt nog getekend, laat staan dat dergelijke opdrachten überhaupt zijn uitgevoerd.
De Fa. [de vennootschap] neemt het niet zo nauw met het maken van rekeningen, de rek. zoals bijgevoegd Nr. [factuur nr. 4] verbaasd me het meest, aangezien ik mijn pand al in 2007 heb verkocht. Dus is het onmogelijk dat hij aan dat pand nog werkzaamheden in 2010 heeft uitgevoerd. (…).”
De buitengewone algemene vergadering der vennoten van [de vennootschap] heeft op 14 september 2011 het besluit genomen de maatschappelijke benaming van [de vennootschap] te wijzigen in “ [naam] ” en de maatschappelijke zetel te verplaatsen van [adres 3] te [plaats 4] naar [adres 4] te [plaats 5] . Daarnaast heeft zij bij voornoemd besluit tevens het ontslag van [appellant] - als zaakvoerder van [de vennootschap] - aanvaard, onder benoeming van ‘ [Ltd] Ltd’ tot niet-statutaire zaakvoerder voor onbepaalde duur met aanduiding van [vertegenwoordiger] (hierna: [vertegenwoordiger] ) als vaste vertegenwoordiger voor de uitoefening van het bestuursmandaat van [naam] .
Op 11 januari 2012 hebben [de vennootschap] en [appellant] een overeenkomst gesloten. In deze overeenkomst is, voor zover relevant, bepaald:
“ [de vennootschap] BVBA (…) verklaart heden te hebben verkocht en bij deze in volle en vrije eigendom te leveren aan mede-ondergetekende [appellant] (…) die verklaart te hebben gekocht en in cessie aan te nemen:
De schuldvordering op [geïntimeerde] (hierna ook te noemen: de schuldenaar)
Het betreft een vordering uit aanneming van werk tussen partijen genoegzaam bekend.
Ondergetekenden verklaren, dat deze koop en verkoop is geschied voor de koopsom zoals genoemd in de separate verklaring van partijen, welke heden tussen partijen tevens werd opgesteld en getekend. De koopsom wordt voldaan binnen vier weken na dagtekening dezes. (…) Aldus verklaard en getekend op 11 januari 2012. (…).”
Vorenbedoelde overeenkomst is tweemaal ondertekend door [appellant] , zowel ten behoeve van hemzelf als koper als ten behoeve van [de vennootschap] als verkoper.
Op 13 januari 2012 is tussen [appellant] als verkoper en ‘ [Ltd] Ltd’ als koper, een verkoopovereenkomst van aandelen tot stand gekomen. In deze overeenkomst is, onder meer, het volgende neergelegd:
“(…) De verkoper is eigenaar van alle tweehonderdvijftig (250) aandelen van [naam] bvba met zetel te 3500 [plaats 5] , [adres 4] , met ondernemersnummer [ondernemersnummer] , hierna genoemd “De Vennootschap”.
(…) De verkoper draagt over in volle eigendom, onder de gewone waarborg als naar recht, en voor vrij van enig pand of beslag of schuld aan Koper 1, die aanvaardt onder deze voorwaarden en hierna bedongen voorwaarden, tweehonderdvijftig (250) volledig volgestorte aandelen van De Vennootschap. (…) Koper bekomt de eigendom en het genot van de aandelen bij integrale betaling van de koopprijs. (…) Verkoper blijft eigenaar van de vorderingen die ontstaan zijn voor 01-09-2011, en kan hen evt. via advocaten, incasseren.”
Bij brief van 7 november 2013 heeft de advocaat van [appellant] aan [geïntimeerde] bericht dat [appellant] de vorderingsrechten van [de vennootschap] overgenomen heeft. [geïntimeerde] is bij deze brief tevens gesommeerd tot betaling.
In reactie op deze sommatie heeft [geïntimeerde] bij brief van 14 november 2013, voor zover relevant, geschreven:
“Wederom ben ik zeer verbaasd, na 3 jaar vanaf mijn laatste brief, een schrijven van u te ontvangen. Ten eerste bestaat er geen discussie, zoals ik al had aangegeven in mijn schrijven van 16 maart 2010 ben ik niet in gebreken maar de firma [de vennootschap] BVBA. Er zijn twee zaken die u door elkaar gooit. Er is een verbouwing geweest van € 20.000,- die netjes betaald is, daar heb ik een reçu van ondertekend door de heer [appellant] (…).
(…) Ik weet niet of u op de hoogte bent dat de firma [de vennootschap] een Belgische advocaat ook brieven heeft laten sturen, en na aanleiding van onze verdediging heeft de advocaat afgezien van verdere stappen. (…).”
Naar aanleiding van voornoemde brief van [geïntimeerde] heeft de advocaat van [appellant] [geïntimeerde] bij brief van 19 november 2013 nogmaals gesommeerd om tot betaling over te gaan.
[geïntimeerde] heeft niet aan de sommaties voldaan.