De vordering in principaal appel van [appellante] luidt thans:
(1) geïntimeerde te veroordelen tot betaling aan appellante ter zake van achterstallige provisie:
a. met betrekking tot het project [project 4] een bedrag van € 9.041,53;
b. met betrekking tot het project [project 5] een bedrag van € 39.236,54;
c. met betrekking tot het project [project 12] (1-23) een bedrag van € 51.759,36;
d. met betrekking tot het project [project 10] een bedrag van € 41.073,64;
e. met betrekking tot het project [project 11] een bedrag van € 52.164,45;
f. met betrekking tot het project [project 6] en [project 7] primair tot een bedrag van € 64.373,68, en subsidiair tot een bedrag van € 8.957,07;
g. met betrekking tot het project [project 8] een bedrag van € 62.012,00;
h. met betrekking tot het project [project 13] een bedrag van € 4.421,16;
i. met betrekking tot het geanonimiseerde project "1-18" primair een bedrag van € 95.615,01, en subsidiair een bedrag van € 50.975,01;
j. met betrekking tot het geanonimiseerde project "1-7" een bedrag van € 8.820,00;
k. met betrekking tot het geanonimiseerde project "1-20" een bedrag van € 83.585,70;
1. met betrekking tot het geanonimiseerde project "1-27" een bedrag van € 218.593,44.
(2) te verklaren voor recht dat geïntimeerde wanpresteert, c.q. onrechtmatig handelt jegens appellante indien zij de (contracts)producten elders betrekt en of laat betrekken bij een aan haar gelieerde onderneming en appellante de provisie ter zake onthoudt; appellante mitsdien recht heeft op de overeengekomen provisie over de gehele (netto)waarde van een order afkomstig uit de exclusieve postcodegebieden van appellante, ongeacht of geïntimeerde de (contracts)producten van derden ten behoeve van de order betrekt;
(3) geïntimeerde te veroordelen om aan appellante te betalen de wettelijke handelsrente ex artikel 6:119a BW over de bedragen in het petitum sub 1 (a) tot en met (1) vanaf de datum van opeisbaarheid van iedere afzonderlijke provisieverplichting tot aan de datum der algehele voldoening;
(4) geïntimeerde te veroordelen om aan appellante te betalen de btw over de bedragen in het petitum sub 1 (a) tot en met (l);
(5) geïntimeerde te veroordelen om aan appellante te betalen een bedrag groot € 22.557,50 exclusief btw ter zake van het boekenonderzoek door [accountants] accountants;
(6) geïntimeerde te veroordelen om aan appellante te betalen een bedrag groot € 3.700,68 inclusief btw ter zake van buitengerechtelijke kosten;
(7) geïntimeerde primair te veroordelen om aan appellante te betalen een bedrag groot € 119.612,30 exclusief btw ter zake van de advocaatkosten van de procedure in eerste aanleg en in hoger beroep, evenals de nader in het kader van deze procedure te maken advocaatkosten, doch subsidiair tot betaling van de advocaatkosten, door Uw Hof in goede justitie te bepalen, conform het sub 9 gevorderde;
(8) geïntimeerde te veroordelen om aan appellante te betalen de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW over de bedragen in het petitum sub 5 en sub 7 vanaf de datum van opeisbaarheid tot aan de datum der algehele voldoening;
(9) geïntimeerde te veroordelen in de kosten van beide instanties, te vermeerderen met de wettelijke rente met ingang van twee weken na datum vonnis en de na uitspraak gevallen kosten overeenkomstig artikel 353 jo. 237 lid 4 Rv (de "nakosten").