Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
5.Het verloop van de procedure
- het tussenarrest van 22 november 2016;
- het proces-verbaal van de enquête van 4 april 2017;
- het proces-verbaal van de contra-enquête van 30 juni 2017;
- de memorie na enquête van [appellant] met een productie;
- de antwoordmemorie na enquête van [de vennootschap] met een productie.
6.De verdere beoordeling
nietis gezegd dat de voorwaarde was dat er die € 1.650.000,- zou worden uitgekeerd, maar dat de voorwaarde was dat de € 1.650.000,-
in de begroting zou komen. Daarvoor heeft hij als reden gegeven dat [getuige 3] ook niet kan beslissen of € 1.650.000,-- zal worden uitgekeerd. Het hof merkt op dat dat precies de reden is waarom het, zoals het hof heeft overwogen (zie hiervoor rov. 6.3, eerste gedachtestreepje), niet voor de hand ligt dat de gestelde opschortende voorwaarde is overeengekomen. Aan deze verklaring heeft [appellant] daarna toegevoegd dat de voorwaarde was dat de € 1.650.000,-- in de begroting zou komen
enzou worden goedgekeurd door de experts en de verzekering. Daarbij verklaart [appellant] ook dat niet is besproken dat die € 1.650.000,-- zou worden uitgekeerd.