ECLI:NL:GHSHE:2017:4272
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Ontvankelijkheid van appellant in hoger beroep wegens gebrek aan procesvertegenwoordiging
In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 5 oktober 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep. De appellant, die in hoger beroep was gekomen tegen een beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, werd niet-ontvankelijk verklaard in zijn verzoek. Dit gebeurde omdat de appellant, ondanks herhaalde verzoeken van het hof om het verzuim te herstellen, zich niet had laten vertegenwoordigen door een advocaat. Het hof had appellant meerdere keren op de hoogte gesteld van de verplichting tot procesvertegenwoordiging, maar hij voldeed hier niet aan.
De mondelinge behandeling vond plaats op 31 augustus 2017, waarbij de appellant in persoon werd gehoord. Het hof heeft ook kennisgenomen van verschillende brieven van de appellant, waarin hij zijn standpunten uiteenzette. Het hof overwoog dat, anders dan bij het kantongerecht, er bij het rechtsgeding bij het hof een verplichte procesvertegenwoordiging door een advocaat geldt, tenzij de wet anders bepaalt.
Daarnaast werd in de beoordeling opgemerkt dat de appellant namens zijn moeder bezwaar wilde maken tegen beslissingen van de kantonrechter met betrekking tot de afwikkeling van een nalatenschap. Het hof concludeerde dat, aangezien het vermogen van de moeder onder bewind was gesteld, alleen de bewindvoerder bevoegd was om namens haar een procedure aanhangig te maken. Dit droeg bij aan de beslissing om de appellant niet-ontvankelijk te verklaren in zijn beroep.