Uitspraak
GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
- de brief van de advocaat van de vrouw d.d. 2 augustus 2017, met een mutatieoverzicht van de Rabobank en een aanslag IB 2014;
- de brief van de advocaat van de man d.d. 17 augustus 2017, met de producties 19 tot en met 21 en een “inventarislijst hoger beroep”;
- de ter zitting door de advocaat van de man overgelegde pleitnotitie (waarvan alleen de toelichting op de grieven 1 en 4 deel uitmaakt van het procesdossier).
3.De beoordeling
manvoert – samengevat – het volgende aan.
vrouwvoert hiertegen het volgende aan.
hofoordeelt als volgt.
vrouwheeft bij brief van 15 februari 2017 de Rabobank verzocht om een bewijs van het saldo op de peildatum, te voorzien van een naam en handtekening van een medewerker van de bank. Bij de genoemde brief van 2 augustus 2017 heeft de vrouw een daarop door de Rabobank afgegeven afschrift van de rekening (met een stempel, naam en handtekening) overgelegd, waarop het volgende staat:
manvoert aan dat de vrouw geen reactie op de brief van 15 februari 2017 heeft overgelegd. Een afschrift met een beginsaldo van € 0,-- en een eindsaldo van € 0,-- kan niet als bewijs dienen van het saldo op de peildatum. De vrouw had moeten vragen om een foto of printscreen van het computerscherm op het kantoor van de Rabobank. Zo is de man aan informatie gekomen over rekening [Rabo internetspaarrekening 2] (die voorwerp was van grief 3).
hofoordeelt als volgt. De vrouw heeft genoegzaam aangetoond dat het saldo op de peildatum € 0,-- was. Dit volgt uit het verzoek dat de vrouw deed aan de Rabobank in samenhang bezien met de brief van 2 augustus 2017 (met het ondertekende en gestempelde afschrift). De man heeft niet weersproken dat de brief, met stempel en handtekening, is ontvangen na het verzoek van de vrouw en als inwilliging van dat verzoek. Aan de verwijzing door de man naar het beginsaldo gaat het hof voorbij nu het afschrift daarbij geen datum noemt. Daardoor blijft alleen nog over de vermelding van een saldo op de peildatum (te weten het bedrag van € 0,--), waarom aan de juistheid daarvan zou moeten worden getwijfeld valt niet in te zien. De vrouw hoeft dan ook niet te vragen om een foto of printscreen. De grief faalt.
manhet volgende aan.
€ 58.100,--) aan de man dient te betalen (beroepschrift, pt. 57).
vrouwvoert hiertegen het volgende aan.
hofoordeelt als volgt.
manverzoekt overlegging door de vrouw van de aan haar opgelegde aanslag inkomstenbelasting. Volgens hem heeft de vrouw een teruggave ontvangen van € 1.262,--. De vrouw dient de helft daarvan aan de man te voldoen.
vrouwde aanslag inkomstenbelasting 2014 overgelegd. Daarin staat een door de vrouw te ontvangen of te verrekenen bedrag van
€ 511,--.
manverklaard nog “vraagtekens” te hebben bij de aangifte die door de vrouw is ingediend.
hofoordeelt als volgt.