De grootouders voeren, kort samengevat, het volgende aan.
In de eerste plaats stellen zij dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat het niet in het belang van de minderjarigen is dat zij omgang met hun grootouders hebben.
Het is volgens de grootouders juist in het belang van de kinderen om in de gelegenheid te worden gesteld om hun achtergrond te leren kennen en dat zij in de gelegenheid worden gesteld om de relatie die zij met hun grootouders hebben gehad, te continueren en in de loop van de tijd te verdiepen.
De belangen van de grootouders zijn erin gelegen de band met hun kleinkinderen te handhaven en te herstellen en hun grootouderrol te vervullen. Het belang van de moeder is erin gelegen dat de situatie met [minderjarige 1] hanteerbaar blijft.
Hoewel de moeder het contact tussen de kinderen en de grootouders als een belasting en een bedreiging beschouwt menen zij dat dit juist een kans is die ook een verrijking kan betekenen.
Voorts heeft de rechtbank ten onrechte aangenomen dat de orthopedagoge, [orthopedagoge] , die thuisondersteuning biedt als neutrale partij van Juvent, feitelijk heeft vastgesteld dat er in het kader van kindeigenproblematiek te veel aan de hand was om een contact succesvol te laten zijn. Volgens de grootouders werkt zij in opdracht van de moeder en ziet zelfs zij perspectief voor verbetering.
De forse onwil van de moeder - om de mogelijkheden te onderzoeken om de grootouders deelgenoot van het opgroeien van hun kleinkinderen te laten zijn - is volgens de grootouders de enige vaststaande contra-indicatie.
In de tweede plaats voeren de grootouders aan dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat zij de moeder en de kinderen rust dienen te gunnen.
Zij hebben dit, op verzoek van de moeder, reeds in een eerder stadium gedaan en ook nadat de inleidende procedure is gestart zijn de grootouders daar aan tegemoet gekomen.
Als de moeder een einde aan de strijd zou willen maken dan zou zij hebben meegewerkt aan alle geboden ondersteuning en zouden de grootouders een beperkt contact met hun kleinkinderen hebben. Het is volgens de grootouders vaderzijde de moeder die een drempel heeft neergelegd om de stap naar contact te bemoeilijken en aansluitend meent zij nu dat die drempel de reden moet zijn om helemaal van het contact af te zien. Om die reden kan de overweging dat de grootouders de moeder rust moeten gunnen de beslissing niet dragen.
In de derde plaats hebben de grootouders gesteld dat de rechtbank ten onrechte het verzoek tot benoeming van een bijzondere curator heeft afgewezen. Het is de moeder niet gelukt om haar belangen te ontvlechten van de belangen van haar kinderen en naar het inzicht van de grootouders is het daarom van belang dat er een partij in de procedure de mogelijkheid heeft om de belangen van de minderjarigen te behartigen. Deze persoon kan vanuit zijn of haar professionele achtergrond een analyse kunnen maken van de situatie, van de belastbaarheid van de kinderen en van de (on)mogelijkheden om te komen tot een (opbouw van een) contactregeling. Nu het Juvent niet gelukt is om de moeder tot het inzicht te brengen dat haar belangen niet een op een gelijk zijn aan die van de kinderen, ligt het voor de hand om de kinderen in de procedure een eigen stem te geven.
De rechtbank had, gelet op de voorgeschiedenis, moeten motiveren waarom zij in deze kwestie geen bijzondere curator hebben willen benoemen.
Tot slot hebben de grootouders verklaard dat zij bereid zijn om tot iedere contactregeling te komen die het hof in het belang van de minderjarigen acht.