3.7.2.De advocaat van de moeder heeft ter zitting desgevraagd gesteld dat de moeder ontvankelijk is in het door haar ingestelde in hoger beroep aangezien de beschikking van de rechtbank onomkeerbaar en ingrijpend is nu er is besloten tot Intensieve Omgangsbegeleiding tussen de ouders en de kinderen. Daarnaast moet de moeder gehoor geven aan alle oproepen die zij van Juzt ontvangt, ook dient zij haar medewerking te geven aan iedere regeling die Juzt zal bepalen.
3.7.4.Het hof stelt voorop dat de bestreden beschikking bestaat uit een gedeeltelijke eindbeschikking (deelbeschikking) en een tussenbeschikking.
De rechtbank heeft bepaald dat de vader en de kinderen gerechtigd zijn tot begeleide omgang met elkaar in het kader van de Intensieve Omgangsbegeleiding, waarbij de verdere invulling zal geschieden in nader overleg tussen partijen en Juzt, in haar hoedanigheid van uitvoerster van voornoemd project. Deze beslissing is - naar het oordeel van het hof - aan te merken als een deelbeschikking, nu daarin op het verzoek van de vrouw om de man omgang c.q. zorg te ontzeggen, is bepaald dat er begeleide omgang zal zijn en die omgang, eenmaal tenuitvoergelegd, wat zijn gevolgen betreft, niet meer ongedaan kan worden gemaakt.
De rechtbank heeft iedere verdere beslissing ten aanzien van de zorgregeling en het gezag aangehouden, welke beslissing - naar het oordeel van het hof - is aan te merken als een tussenbeschikking.
Gelet op het onherroepelijk karakter van de beslissing inhoudende een voorlopige (begeleide) omgangsregeling staat er tegen deze deelbeschikking hoger beroep open (vgl. Hoge Raad 23 november 2007, NJ 2007, 623). De moeder is derhalve ontvankelijk in haar hoger beroep.
De grieven van de moeder zijn gericht tegen het eindbeschikkingsdeel. De moeder heeft echter, anders dan in de door de advocaat van de vader genoemde uitspraak van dit hof van 20 november 2014, geen grieven gericht tegen het tussenbeschikkingsdeel, waarin de beslissing ten aanzien van de zorgregeling en het gezag zijn aangehouden.
Daarmee is alleen het eindbeschikkingsdeel aan het hof voorgelegd ten gevolge waarvan het ter zitting gedane verzoek van de vader om de zaak volledig (begeleide omgangsregeling, zorgregeling en gezag) naar het hof over te hevelen, zal worden afgewezen.
3.8.1.Ingevolge artikel 1:253a lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kunnen geschillen omtrent de gezamenlijke uitoefening van het ouderlijk gezag aan de rechter worden voorgelegd. In het geval van een geschil omtrent de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken kan de rechter, gelet op artikel 1:253a lid 2, aanhef en sub a, BW, een regeling vaststellen.
De rechter neemt een zodanige beslissing als hem in het belang van het kind wenselijk voorkomt.
3.8.2.Tussen partijen is in geschil op welke wijze de verdeling van zorg- en opvoedingstaken met betrekking tot [minderjarige 1] en [minderjarige 2] dient te worden vastgesteld en meer specifiek in het onderhavige hoger beroep of de vader en de voornoemde minderjarigen gerechtigd zijn tot begeleide omgang met elkaar in het kader van de Intensieve Omgangsbegeleiding, waarbij de verdere invulling zal geschieden in nader overleg tussen partijen en Juzt, in haar hoedanigheid van uitvoerster van voornoemd traject. Tevens ligt voor het bevel aan de moeder om gevolg te geven aan de oproep van Juzt om in overleg te treden over de concrete uitwerking en vastlegging van de in te vullen regeling en om mee te werken aan de uitvoering van de regeling, alsmede gehoor te geven aan de oproepen die zijn daartoe vanuit Juzt ontvangt.
3.8.3.Uit hetgeen uit de stukken en hetgeen ter zitting naar voren is gekomen blijkt dat de standpunten van moeder en de vader - ten aanzien van de begeleide omgangsmomenten tussen de vader en de kinderen - haaks op elkaar staan en het in de afgelopen jaren niet is gelukt om de ontstane impasse te doorbreken.
De moeder voelt zich persoonlijk gegriefd door hetgeen door de rechtbank in de bestreden beschikking naar voren is gebracht. De vader voelt zich op zijn beurt door de moeder in een kwaad daglicht gesteld en meent dat de moeder ten onrechte haar medewerking weigert aan de door de rechtbank vastgestelde begeleide omgangscontacten tussen hem en de kinderen.
Gebleken is dat er als gevolg van verschillende omstandigheden geen uitvoering is gegeven aan de door de rechtbank (in verschillende opeenvolgende procedures) gewezen verwijzingen naar aanvankelijk Juvent en later aan Juzt voor het traject Intensieve Omgangsbegeleiding, althans de omgangscontacten tussen de vader en de kinderen zijn beperkt tot een aantal keer dan wel deze voortijdig zijn beëindigd.
3.8.4.Het hof begrijpt uit hetgeen [minderjarige 1] en [minderjarige 2] , voorafgaand aan de mondelinge behandeling, hebben verteld dat zij geen begeleide omgang met de vader bij Juzt willen. Zij hebben, ieder voor zich, verklaard geen contact meer met de vader te willen hebben en zij zien begeleide proefcontacten met de vader niet zitten.
Het hof maakt zich, op grond van de stukken maar ook naar aanleiding van hetgeen ter zitting aan de orde is gekomen, zorgen om de ontwikkeling van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] . Temeer nu het hof uit voornoemde gesprekken heeft afgeleid dat beide kinderen bang zijn voor de vader. Tevens lieten zij tijdens de gesprekken emoties zien, waaruit het hof afleidt dat er nog veel onverwerkte gevoelens zijn waar zij, zo is het hof gebleken, met niemand (buiten de moeder) over kunnen praten. Het komt het hof verder voor dat er door de moeder (al dan niet bedoeld) van de vader een beeld wordt geschetst dat voornamelijk gebaseerd is op haar eigen (levens)ervaringen. Hierdoor is het voor [minderjarige 1] en [minderjarige 2] niet mogelijk om zelf een beeld te vormen van hun vader.
Mede gelet op de zorgen die het hof heeft over de ontwikkeling van de kinderen, waarbij het hof het van belang acht dat de kinderen zelf een eigen beeld van hun vader kunnen vormen, hem leren kennen en kunnen ervaren dat ze een vader hebben die om hen geeft, is het hof van oordeel dat, ondanks de door de kinderen vertoonde weerstand, er begeleide omgangscontacten dienen plaats te vinden onder begeleiding van Juzt.
Zoals de raad reeds eerder in de procedure in eerste aanleg heeft verwoord is het van belang dat ouders los komen van hun strijd. Beide ouders moeten het de kinderen gunnen om contact te hebben met hun moeder en hun vader. Ook de raad heeft de weerstand van de kinderen benoemd, maar heeft benadrukt dat er goede ervaringen zullen volgen.
Anders dan de moeder stelt acht het hof de rol van Juzt, in het onderhavige geval, van groot belang omdat deze instantie is toegerust op complexe situaties als de onderhavige. Juzt heeft deze zaak verder al in het voorjaar van 2016 voorbereid waarna de omgang in het kader van de Intensieve Omgangsbegeleiding uiteindelijk geen doorgang heeft kunnen vinden.
Bovendien stemt Juzt de opbouw en de eventuele uitbreiding van de omgangscontacten af op wat de [minderjarige 1] en [minderjarige 2] aankunnen. Het hof acht het verder van belang dat de reeds door de rechtbank ingezette lijn wordt gevolgd.
Ter zitting van het hof heeft de raad daar nog aan toegevoegd dat het traject bij Juzt nodig is om duidelijkheid te krijgen over de eventuele mogelijkheden en belemmeringen met betrekking tot de omgang tussen de vader en de kinderen. Indien er sprake is van zodanige belemmeringen zoals door de moeder aangegeven, dan is het van belang dat die ook in een objectief en professioneel onderzoek kunnen worden vastgesteld. Tot nu toe is er - aangezien de begeleide omgangsmomenten (op meerdere momenten door verschillende oorzaken) geen doorgang hebben gevonden - daartoe nog geen mogelijkheid geweest.
De vader heeft ter zitting uitdrukkelijk de aantijgingen van de moeder dat hij een gevaar vormt voor de kinderen betwist. Hoewel hij erkent dat er bij hem een sprake is geweest van een (tijdelijke) terugval als gevolg van het feit dat hij gefrustreerd raakte nadat hij jarenlang [minderjarige 1] en [minderjarige 2] niet heeft kunnen zien, ontkent hij dat nu volop drinkt en drugs gebruikt zoals de moeder stelt. Desgevraagd heeft de vader verklaard dat hij onlangs (op eigen initiatief) is gestart bij Ready for Change in [vestigingsplaats] . Het is zijn doel om door middel van urinecontroles en trainingen zijn alcoholgebruik te beheersen. De suggestie dat de vader zijn buurt zou terroriseren is volgens hem eveneens onjuist; dit zou een andere persoon (die in dezelfde straat woont) betreffen.
Mede gelet op deze ontkenningen van de kant van de vader, waarbij het hof in het oordeel betrekt dat de stellingen van de moeder niet, althans onvoldoende met stukken zijn onderbouwd, gaat het hof voorbij aan het door de moeder ingenomen standpunt dat de vader een gevaar vormt voor de kinderen.
Het hof acht het daarbij als een positief gegeven dat de vader zijn (zoals hij beschrijft) recente terugval erkent en zelf actie heeft ondernomen om hiermee om te gaan en te beheersen. Het hof ziet derhalve ook geen reden om het verzoek van de moeder om de omgang tussen de vader en de kinderen te ontzeggen.
Gelet op het voorgaande ziet het hof in dit stadium - waarbij het van belang wordt geacht om de begeleide omgangscontacten op te starten - in het bijzonder gelet op hetgeen reeds in een eerder stadium is overwogen door de raad in het raadsrapport alsmede hetgeen ter zitting namens de raad naar voren is gebracht, geen reden om een nader (raads)onderzoek naar de (on)mogelijkheden van de omgang tussen de vader en de kinderen te laten verrichten.
Het hof ziet verder, in hetgeen de vader heeft aangevoerd en in hoger beroep heeft verzocht, aanleiding om aan het niet nakomen van de begeleide omgangscontacten een dwangsom te verbinden. Vaststaat dat de begeleide omgangscontacten tussen de vader en de kinderen al jarenlang onderwerp van discussie is tussen de ouders, waarbij er naar het oordeel van het hof sprake is geweest van een substantieel en frequent niet-nakomen van de regeling, hetgeen het opleggen van een dwangsom rechtvaardigt.
Ondanks de mededeling van de advocaat van de moeder dat dwangsom niet nodig is, begrijpt het hof uit hetgeen de moeder ter zitting heeft verklaard, dat zij niet mee wenst te werken aan de begeleide omgangscontacten tussen de vader en [minderjarige 1] en [minderjarige 2] .
Het hof ziet derhalve reden om haar een dwangsom op te leggen van € 1.000,- per keer, met een maximum van € 20.000,-.