ECLI:NL:GHSHE:2017:4216

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
6 september 2017
Publicatiedatum
4 oktober 2017
Zaaknummer
200.222.517/01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Strafprocesrecht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van een verzoek tot wraking van raadsheren in een strafzaak

Op 6 september 2017 heeft de wrakingskamer van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch een verzoek tot wraking van de raadsheren H. Harmsen, M.J.H.J. de Vries-Leemans en F.P.E. Wiemans afgewezen. Verzoeker had tijdens de behandeling van zijn strafzaak en ontnemingszaak, die op dezelfde dag plaatsvond, mondeling om wraking verzocht. De wrakingskamer kwam bijeen en na beraad werd het verzoek afgewezen. Verzoeker diende vervolgens een tweede wrakingsverzoek in, dat eveneens werd behandeld op dezelfde dag. De wrakingskamer oordeelde dat het tweede verzoek buiten behandeling moest worden gesteld, omdat het was ingediend na de uitspraak van het eerste verzoek, waardoor het doel van de wraking niet meer kon worden bereikt.

De wrakingskamer overwoog dat de verzoeker geen feiten of omstandigheden had aangedragen die de conclusie van vooringenomenheid van de raadsheren konden rechtvaardigen. De procedurele beslissing om niet direct te beslissen op verzoeken van de verzoeker werd niet als partijdig beschouwd. De wrakingskamer concludeerde dat de gevoelens van verzoeker over mogelijke partijdigheid niet voldoende waren om te concluderen dat de raadsheren niet onpartijdig waren.

Na de afwijzing van het tweede wrakingsverzoek, diende verzoeker opnieuw een wrakingsverzoek in tegen de wrakingskamer zelf, wat eveneens buiten behandeling werd gesteld. De wrakingskamer stelde vast dat verzoeker misbruik maakte van het recht om een wrakingsverzoek in te dienen, aangezien de eerdere verzoeken ongegrond waren verklaard. De beslissing van de wrakingskamer werd openbaar uitgesproken en de procedure in de hoofdzaak werd voortgezet in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van het tweede wrakingsverzoek.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH
Wrakingskamer
Registratienummer: Reisnummer: Datum uitspraak:
Wraking 258-09-2017 200.222.517/01
6 september 2017
Beslissing van de meervoudige kamer voor de behandeling van een wrakingsverzoek van het gerechtshof 's-Hertogenbosch
op het mondelinge verzoek als bedoeld in artikel 512 van het Wetboek van Strafvordering in de strafzaak met parketnummer 20-002964-14 van:
[verzoeker],geboren te Heeze op [geboortedatum], wonende te [adres]
hierna te noemen: verzoeker,
strekkende tot wraking van mrs. H. Harmsen, M.J.H.J. de Vries-Leemans en
F.P.E. Wiemans, raadsheren in het gerechtshof te 's-Hertogenbosch (hierna gezamenlijk te noemen: 'de raadsheren').
.L
Het procesverloop
1.1. Op 6 september 2017 heeft de meervoudige strafkamer van dit gerechtshof in hoger beroep een strafzaak en een ontnemingszaak tegen verzoeker behandeld.
1.2 Na de aanvang van de behandeling heeft verzoeker mondeling de wraking verzocht van de raadsheren van de strafkamer. Het geding is toen geschorst en een wrakingskamer is bijeengekomen. Na een mondelinge behandeling en beraad heeft de wrakingskamer mondeling uitspraak gedaan. Het wrakingsverzoek (met registratienummer: 257-09- 2017) is afgewezen.
1.3 De zaak is op dezelfde dag door de strafkamer voortgezet in de stand waarin het zich bevond ten tijde van het eerste wrakingsverzoek. Aan het einde van het onderzoek ter terechtzitting heeft verzoeker de raadsheren opnieuw mondeling gewraakt, waarna het geding wederom is geschorst. Dit tweede wrakingsverzoek is thans aan de orde.
1.4 De raadsheren hebben allen verklaard niet in de wraking te berusten en geen gebruik te willen maken van de gelegenheid om op het wrakingsverzoek te worden gehoord.
1.5 De wrakingskamer heeft het tweede wrakingsverzoek ter openbare terechtzitting van 6 september 2017 behandeld in aanwezigheid van verzoeker, maar zonder diens
raadsman mr. K.A. Krikke te Baarn, en de advocaat-generaal M.C.A. Plantenga. Bij die gelegenheid is door verzoeker het wrakingsverzoek nader toegelicht.
1.6 De advocaat-generaal heeft mondeling geconcludeerd tot afwijzing van het wrakingsverzoek.
1.7 Na beraad en sluiting van het onderzoek heeft de wrakingskamer op dezelfde dag haar beslissing en - in de kern - de motivering daarvan aanstonds mondeling medegedeeld. De onderhavige beslissing vormt de schriftelijke uitwerking daarvan.

2.Het standpunt van verzoeker

2.1
Op de terechtzitting van 6 september 2017 is verzoeker in de gelegenheid gesteld de door hem gedane onderzoekswensen nader toe te lichten. Tevens heeft hij verzocht om
nieuwe stukken toe te voegen aan het dossier en nieuw onderzoek te laten verrichten.
2.2
De voorzitter van de strafkamer, mr. H. Harmsen , heeft na beraad, meegedeeld dat het hof in de loop van die middag zou beslissen op deze verzoeken en dat deze beslissingen in de middag zouden worden medegedeeld. Voorts deelde hij mede dat het proces­ verbaal van die terechtzitting, waarin de beslissingen zouden worden opgenomen, zo spoedig mogelijk aan de raadsman van verzoeker zouden worden toegezonden.
2.3
Blijkens het proces-verbaal van de terechtzitting heeft verzoeker daarop verklaard:
"Ik ben het niet eens met de door de voorzitter medegedeelde gang van zaken. Ik wil dat uw hof nu uitspraak doet over die verzoeken en wel binnen 10 minuten. Uw hof wil er gewoon met een jantje-van-leiden vanaf komen. Ik wraak uw hof daarom opnieuw."
2.4
Verzoeker heeft ter zitting van de wrakingskamer - zakelijk samengevat - verklaard dat hij voelde dat (de voorzitter van) de behandelend kamer partijdig was en negatief zou beslissen op zijn verzoeken. In deze situatie wilde hij dat de voorzitter in zijn aanwezigheid de beslissingen direct zou mededelen, zodat hij de raadsheren recht in de ogen kon kijken in plaats van de uitkomsten later op schrift te moeten vernemen.
De beoordeling van de wrakingsgrond
3.1
Ingevolge artikel 512 van het Wetboek van Strafvordering kan wraking van een rechter worden verzocht op grond van feiten of omstandigheden waardoor diens onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
3.2
Bij de beoordeling van een beroep op het ontbreken van onpartijdigheid van de rechter in de zin van artikel 6, eerste lid, EVRM dient uitgangspunt te zijn dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich een uitzonderlijke omstandigheid voordoet die een zwaarwegende aanwijzing oplevert voor het oordeel dat een rechter jegens een rechtzoekende een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij een rechtzoekende dienaangaande bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is.
3.3
De wrakingskamer overweegt als volgt.
3.4
De wrakingskamer dient zich uit te laten over de vraag of door het nemen van een termijn voor beraad en de wijze waarop de beslissingen ter kennis zouden worden gebracht aan de verdediging, de gewraakte raadsheren blijk hebben gegeven van vooringenomenheid in de strafzaak tegen de verzoeker, althans dat de vrees daarvoor objectief gerechtvaardigd is.
3.5
De onderhavige procedurele beslissing om niet aanstonds te beslissen, maar eerst na nader beraad, kan - zonder nader onderbouwde feiten en omstandigheden, die
ontbreken - niet leiden tot de conclusie van vooringenomenheid van de raadsheren of een opgewekte schijn daarvan. De bij verzoeker levende gevoelens - dat sprake zal zijn van partijdigheid en dat zijn verzoeken zullen worden afgewezen als de beslissingen hem niet persoonlijk worden meegedeeld - kunnen zodanige conclusie niet dragen. De door de behandelde strafkamer beslissing is een zuiver rechterlijke beslissing die zich niet voor toetsing door de wrakingskamer leent.
3.6
De wrakingskamer is derhalve niet gebleken van feiten of omstandigheden die de conclusie rechtvaardigen dat de raadsheren blijk hebben gegeven van een vooringenomenheid jegens verzoeker, dan wel dat de dienaangaande bij verzoeker bestaande vrees daartoe objectief gerechtvaardigd is. Gelet op het voorgaande zal de wrakingskamer het verzoek tot wraking in zoverre afwijzen.

4.Verzoek tot wraking van de wrakingskamer

4.1.
Na de mondelinge uitspraak op het tweede wrakingsverzoek (wijst het wrakingsverzoek af), en kort nadat een korte motivering daarvoor was gegeven, maar voordat verzoeker was aangezegd dat een volgend wrakingsverzoek niet in behandeling behoeft te worden genomen, heeft verzoeker medegedeeld dat de wrakingskamer zich ten onrechte niet heeft uitgelaten over de beslissing van de gewraakte raadsheren om niet direct te beslissen op het verzoek om stukken te voegen aan het dossier. Verzoeker heeft daarop de wrakingskamer gewraakt. Dat wrakingsverzoek is door de voorzitter buiten behandeling gesteld omdat het was gedaan na, althans tijdens de uitspraak, en dat mitsdien het doel van een wraking - nieuwe raadsheren voor de beoordeling van het tweede wrakingsverzoek- niet meer kon worden bereikt.
4.2.
De voorzitter van de wrakingskamer heeft daaraan toegevoegd dat verzoeker tijdens de mondelinge toelichting op het wrakingsverzoek weliswaar over de weigering stukken te voegen aan het dossier had verklaard, maar dat noch uit het (laatste) proces-verbaal van de zitting, noch uit de mondelinge toelichting op het wrakingsverzoek blijkt dat hij die weigering als een zelfstandige grond heeft aangevoerd. Het tweede wrakingsverzoek spitste zich toe op het niet binnen tien minuten, in aanwezigheid van verzoeker uitspraak doen.
Toepassing aan het bepaalde in artikel 515, vierde lid van het Wetboek van Strafvordering
5.1
De wrakingskamer stelt vast dat verzoeker op dezelfde dag twee wrakingsverzoeken heeft ingediend, die volgens de beoordeling van de wrakingskamer kennelijk ongegrond waren.
5.2
Gelet op de eerdere afwijzende wrakingsbeslissing en de grond die voor het tweede wrakingsverzoek is aangevoerd, is sprake van misbruik van het recht om een wrakingsverzoek te doen. Het wrakingsmiddel is immers niet gegeven om de verzoeker onwelgevallige beslissingen te bestraffen met een wraking terwijl een wrakingskamer evenmin kan fungeren als appelrechter voor de onwelgevallige beslissingen. De wrakingskamer ziet dan ook aanleiding om, met toepassing van artikel 515, vierde lid,
van het Wetboek van Strafvordering, te bepalen dat een volgend wrakingsverzoek in de onderhavige strafzaak niet in behandeling hoeft te worden genomen.
BESLISSING
Het hof:
wijsthet verzoek tot wraking af;
bepaaltdat het verzoek tot wraking van de wrakingskamer niet in behandeling wordt genomen ;
bepaaltdat een volgend wrakingsverzoek in de onderhavige strafzaak niet in behandeling hoeft te worden genomen;
bepaaltdat het proces in de hoofdzaak wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond ten tijde van het (tweede) wrakingsverzoek;
beveeltde onverwijlde mededeling van deze beslissing aan verzoeker, diens raadsman, de advocaat-generaal en de raadsheren van de strafkamer, mr. H. Harmsen,
mr. M.J.H.J. de Vries-Leemans en F.P.E. Wiemans.
Aldus gedaan door
mr. W.H.B. den Hartog Jager, voorz itter,
mr. J.M. Brandenburg en mr. H.A.W. Vermeulen , raadsheren, in tegenwoordigheid van mr. R.P. van der Pijl, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op 6 september 2017.