ECLI:NL:GHSHE:2017:4215

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
6 september 2017
Publicatiedatum
4 oktober 2017
Zaaknummer
200.222.501/01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van wrakingsverzoek in strafzaak tegen verzoeker

Op 6 september 2017 heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch een wrakingsverzoek behandeld van verzoeker in een strafzaak en een ontnemingszaak. Verzoeker heeft de raadsheren H. Harmsen, M.J.H.J. de Vries-Leemans en F.P.E. Wiemans gewraakt, stellende dat zij vooringenomen zijn. De wrakingskamer heeft het verzoek behandeld en vastgesteld dat er geen objectieve gronden zijn voor de vrees van vooringenomenheid. De voorzitter van de wrakingskamer heeft de argumenten van verzoeker beoordeeld, waaronder het onderbreken van zijn betoog en het niet vragen naar de identiteit van aanwezige personen in de zittingzaal. De wrakingskamer concludeert dat de voorzitter en de bijzitters geen blijk hebben gegeven van vooringenomenheid. Het enkele feit dat de voorzitter eerder strafzaken van verzoeker heeft behandeld, is op zichzelf geen grond voor wraking. De wrakingskamer heeft het verzoek tot wraking afgewezen en het proces in de hoofdzaak voortgezet in de stand waarin het zich bevond ten tijde van het wrakingsverzoek. De beslissing is mondeling ter zitting meegedeeld aan verzoeker en andere betrokkenen.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
Wrakingskamer
Registratienummer: Wraking 257-09-2017
Reisnummer: 200.222.501/01
Datum uitspraak: 6 september 2017
Beslissing van de meervoudige kamer voor de behandeling van een wrakingsverzoek van het gerechtshof ’s-Hertogenbosch
op het mondelinge verzoek als bedoeld in artikel 512 van het Wetboek van Strafvordering in de strafzaak met parketnummer 20-002964-14 en in de gelijktijdig behandelde ontnemingszaak met parketnummer 20-002128-16 van:
[verzoeker] ,
geboren te Heeze op [geboortedatum] 1953,
wonende te [adres] ,
hierna te noemen: verzoeker,
strekkende tot wraking van mrs. H. Harmsen, M.J.H.J. de Vries-Leemans en F.P.E. Wiemans, raadsheren in de afdeling strafrecht van het gerechtshof te 's‑Hertogenbosch.

1.Het procesverloop

1.1
Op 6 september 2017 heeft de meervoudige strafkamer van dit gerechtshof in hoger beroep gelijktijdig een strafzaak en ontnemingszaak tegen verzoeker behandeld. Tijdens die terechtzitting heeft verzoeker mondeling verzocht de op dat moment behandelend raadsheren mrs. H. Harmsen, M.J.H.J. de Vries-Leemans en F.P.E. Wiemans te wraken.
De gewraakte raadsheren hebben te kennen gegeven niet in de wraking te berusten.
1.2
De wrakingskamer heeft kennis genomen van het verkorte proces-verbaal van de zitting van 6 september 2017 (tot de wraking).
1.3
De wrakingskamer heeft het wrakingsverzoek ter openbare terechtzitting van diezelfde datum behandeld. Bij die gelegenheid heeft verzoeker, bijgestaan door zijn raadsman
mr. K.A. Krikke, advocaat te Baarn, het wrakingsverzoek nader toegelicht.
1.4
De voorzitter van de wrakingskamer heeft aan verzoeker medegedeeld dat hij niet tot antwoorden verplicht is.
1.5
De wrakingskamer heeft de gewraakte raadsheren, ter terechtzitting aanwezig, in de gelegenheid gesteld het woord te voeren.
1.6
De advocaat-generaal mr. M.C.A. Plantenga heeft mondeling geconcludeerd tot afwijzing van het wrakingsverzoek.
2. Het standpunt van verzoeker
2.1
Verzoeker stelt dat de raadsheren vooringenomen zijn. Verzoeker heeft – kort samengevat - aan zijn stelling het volgende ten grondslag gelegd:
1. de voorzitter heeft verzoeker onderbroken tijdens zijn toelichting op zijn verzoek getuigen te horen;
2. de voorzitter heeft verzuimd de twee in de zittingzaal aanwezige personen te vragen wie zij zijn, en had, als toen was gebleken dat deze personen getuigen zijn, deze personen uit de zittingzaal dienen te laten verwijderen;
3. de bijzitters hebben gezwegen en hebben verzuimd de voorzitter er op te wijzen dat er twee getuigen in de zittingzaal aanwezig waren;
4. de voorzitter heeft eerder strafzaken tegen verzoeker behandeld.
2.2
Uit het vorenstaande blijkt van vooringenomenheid bij zowel de voorzitter als de bijzitters en de voorzitter mag, nu hij eerdere strafzaken van verzoeker heeft behandeld, de onderhavige zaken niet meer behandelen, aldus verzoeker.

3.De beoordeling

3.1
Ingevolge artikel 512 van het Wetboek van Strafvordering kan wraking van een rechter worden verzocht op grond van feiten of omstandigheden waardoor diens onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
3.2.
Bij de beoordeling van een beroep op het ontbreken van onpartijdigheid van de rechter dient uitgangspunt te zijn dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich een uitzonderlijke omstandigheid voordoet die een zwaarwegende aanwijzing oplevert voor het oordeel dat een rechter jegens een rechtzoekende een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij een rechtzoekende dienaangaande bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is.
3.3
Blijkens het proces-verbaal van de zitting heeft de voorzitter in zijn betoog onderbroken en heeft hem aangezegd over te gaan tot het toelichten van zijn verzoek om getuigen te horen. Ten aanzien van de stelling van verzoeker dat uit het onderbreken van zijn betoog de voorzitter van vooringenomenheid blijk heeft gegeven, overweegt de wrakingskamer als volgt. Het is de taak van de voorzitter toe te zien op een adequate procesvoering en dat hetgeen naar voren wordt gebracht toegespitst is op de aan de orde zijnde kwestie. De voorzitter mag procespartijen daartoe onderbreken. Uit het enkele feit dat de voorzitter verzoeker heeft onderbroken in zijn betoog, teneinde verzoeker terug te geleiden naar het geven van een toelichting op de vraag, heeft de voorzitter geen blijk gegeven van vooringenomenheid. Het verzoek tot wraking wordt in zoverre afgewezen.
3.4
Ten aanzien van de stelling van verzoeker dat de voorzitter verzuimd heeft getuigen (verbalisanten), die in de zittingszaal hadden plaatsgenomen, te vragen naar hun identiteit en hen uit de zittingszaal te verwijderen, en dat de bijzitter daarover hebben gezwegen, overweegt de wrakingskamer als volgt. Verzoeker was ten tijde van het wrakingsverzoek doende een toelichting te geven op zijn verzoek getuigen te horen. Het hof had daaromtrent nog niet beslist. Een bevel aan de betreffende twee personen zich te verwijderen uit de zittingzaal, was ten tijde van de wraking derhalve nog prematuur, temeer daar niet is gebleken dat verzoeker deze kwestie toen al op de zitting had aangekaart. De handelwijze van de voorzitter, en de bijzitters, levert dan ook geen grond op voor wraking. Het verzoek tot wraking wordt in zoverre afgewezen.
3.5
Ten aanzien van de stelling van verzoeker dat de voorzitter eerdere strafzaken van verzoeker heeft behandeld, overweegt de wrakingskamer als volgt. Volgens vaste jurisprudentie levert het enkele feit dat (een van de) raadsheren eerder een strafzaak van een verdachte hebben (heeft) behandeld, geen grond op voor wraking. Een rechter wordt geacht iedere zaak onpartijdig te doen. Bijkomende feiten en omstandigheden die tot een ander oordeel kunnen leiden zijn gesteld noch gebleken. Het verzoek tot wraking wordt ook in zoverre afgewezen.
3.6
Van vooringenomenheid van (een van) de leden van de strafkamer is de wrakingskamer ten aanzien van hetgeen verzoeker heeft gesteld niet gebleken, noch is de vrees daarvoor objectief gerechtvaardigd.
3.7.
De slotsom van het hiervoor overwogene is dat het wrakingsverzoek moet worden afgewezen.
De beslissing en de gronden daarvoor zijn verzoeker na de behandeling en na beraad mondeling ter zitting meegedeeld.
B E S L I S S I N G
Het hof:
wijsthet verzoek tot wraking
af;
bepaaltdat het proces in de hoofdzaak wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond ten tijde van het wrakingsverzoek;
beveeltde onverwijlde mededeling van deze beslissing aan verzoeker, diens raadsman, de advocaat-generaal en de raadsheren van de strafkamer, mr. H. Harmsen,
mr. M.J.H.J. de Vries-Leemans en F.P.E. Wiemans.
Aldus gedaan door
mr. W.H.B. den Hartog Jager, voorzitter,
mr. J.M. Brandenburg en mr. H.A.W. Vermeulen, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mw. M.E. Busser-Roelofse, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op 6 september 2017.
Mr. H.A.W. Vermeulen is buiten staat deze beslissing mede te ondertekenen.