I. De ten laste gelegde inkoopverklaringen
Ten behoeve van de leesbaarheid van het arrest heeft het hof de ten laste gelegde inkoopverklaringen ingedeeld in drie categorieën:
de categorie van verklaringen welke zien op inkoop van leveranciers waar volgens de steller van de tenlastelegging - kort gezegd - geen metaalafval is ingekocht;
de categorie van verklaringen welke zien op méér inkoop van leveranciers dan waarvan volgens de steller van de tenlastelegging blijkt uit in de administratie aangetroffen weegbonnen;
de categorie van verklaringen die ten naam zijn gesteld van particulieren, terwijl volgens de steller van de tenlastelegging is ingekocht van een bedrijf.
II.A.i. Vrijspraakoverweging ten aanzien van de inkoopverklaringen op naam van [firma B] , [firma C] en [firma D]
Anders dan de rechtbank is het hof van oordeel dat verdachte moet worden vrijgesproken van de in de ten laste gelegde ten name van opgemelde leveranciers gestelde inkoopverklaringen. Tegenover de verklaringen van de leveranciers dat zij niet dan wel niet conform de aan hen getoonde inkoopverklaringen dan wel niet in de op de inkoopverklaringen genoteerde jaren hebben geleverd aan [bedrijf van verdachte en medeverdachte] , staat de verklaring van verdachte dat dit wel het geval is geweest. Nu de overige in het dossier aanwezige bewijsmiddelen, zoals de verklaring van inkoper [werknemer X] , op dit punt niet onderscheidend zijn, kan het hof niet buiten redelijke twijfel vaststellen dat verdachte de inkoopverklaringen vals heeft opgemaakt, zodat vrijspraak dient te volgen van deze onderdelen.
II.A.ii. Bewijsoverweging ten aanzien van de inkoopverklaringen op naam van [A]
In de administratie van verdachte zijn twee inkoopverklaringen aangetroffen op naam van [A] (documentnummers D-001 en D-002). [A] heeft tijdens zijn verhoor hierover verklaard dat hij nooit metaal aan [bedrijf van verdachte en medeverdachte] heeft verkocht en dat hij de op de aan hem getoonde inkoopverklaringen genoteerde bedragen nooit van [bedrijf van verdachte en medeverdachte] , verdachte of [medeverdachte] heeft ontvangen. [A] heeft deze verklaring herhaald ten overstaan van de rechter-commissaris. [broer van A] heeft, geconfronteerd met de inkoopverklaring van 8 mei 2007 (documentnummer D-001), verklaard dat hij niets met metalen van doen heeft en zijn broer [A] ook niet. [broer van A] heeft ten overstaan van de rechter-commissaris verklaard dat hij nooit metaalafval heeft verkocht of geleverd aan [bedrijf van verdachte en medeverdachte] Aan hem zijn twee facturen voorgehouden op naam van [A] en hij heeft verklaard dat wat daarop staat niet op hem slaat. Nu ook [medeverdachte] , mede-eigenaar en mede-aandeelhouder van het bedrijf van verdachte, bij de rechter-commissaris heeft verklaarddat hij [A] kent, maar dat die geen leverancier is van metaalafval, schuift het hof de enkele stelling van de verdediging dat aan de verklaring van [A] geen geloof moet worden gehecht, terzijde.
II.A.iii. Bewijsoverweging ten aanzien van de inkoopverklaring op naam van [E]
Documentnummer D-173 betreft een inkoopverklaring ten name van de heer [E] d.d. 4 februari 2010, onder meer betrekking hebbende op de inkoop van 1760 kilo koper. [E] heeft over de inkoopverklaring op zijn naam verklaard dat de namen [bedrijf van verdachte en medeverdachte] , [verdachte] ), [medeverdachte] en [werknemer X] hem niets zeggen en dat er niet aan de firma [bedrijf van verdachte en medeverdachte] metaalafval is geleverd.
[getuige R] heeft verklaard dat [bedrijf van verdachte en medeverdachte] hem niets zegt en dat er geen contante betalingen zijn ontvangen van [bedrijf van verdachte en medeverdachte] . In reactie op de aan hem gezonden inkoopverklaring heeft [getuige R] bericht dat zij geen metaalafval aan [bedrijf van verdachte en medeverdachte] hebben verkocht en geen enkel bedrag hebben ontvangen van [bedrijf van verdachte en medeverdachte] . [firma E] heeft bovendien geen koperafval.
[werknemer X] , een van de inkopers van [bedrijf van verdachte en medeverdachte] . verklaarde bij de rechter-commissaris dat hij de namen (
van leveranciers, hof) op de hem getoonde bijlage (gevoegd achter zijn verklaring) kent, op [E] na.Aangezien ook [werknemer Y] heeft verklaard dat hij geen zaken deed met [E], houdt het hof het er - evenals de rechtbank - voor dat [bedrijf van verdachte en medeverdachte] met [E] geen zaken heeft gedaan en dat verdachte deze inkoopverklaring valselijk heeft opgemaakt.
II.B.i. Vrijspraakoverweging ten aanzien van de inkoopverklaringen ten name van [H]
Anders dan de rechtbank, acht het hof niet bewezen dat de ten laste gelegde inkoopverklaringen ten name van [H] vals zijn opgemaakt.
Het hof stelt vast dat voor het bewijs van deze handelingen slechts de verklaringen van de betreffende leverancier voorhanden zijn en onvoldoende ondersteunende verklaringen van [werknemer X] . Daarmee is aan het bewijsminimum niet voldaan, zodat vrijspraak van deze ten laste gelegde onderdelen dient te volgen.
II.B.ii. Bewijsoverweging ten aanzien van de inkoopverklaringen ten name van [S] of [G] (van [firma G] )
In het dossier bevinden zich enerzijds weegbonnen van bij (volgens opgave van die weegbonnen) [firma G] ingekocht metaalafval (documentnummers D-032 t/m D-039).
Anderzijds bevinden zich in het dossier de inkoopverklaringen, opgemaakt voor [S] [firma G] (documentnummer D-040), voor [S] (D-041 t/m D-055) en voor [G] (D-056 t/m D-061).
[S] en [G] zijn als getuigen gehoord en hebben verklaarddat zij beiden werkzaam zijn bij [firma G] te Helmond. De opkoper voor hun metaalafval is [bedrijf van verdachte en medeverdachte] . [werknemer X] is hun contactpersoon. Over de aan hen getoonde inkoopverklaringen verklaren zij dat deze aansluiten bij de weegbonnen die zij van iedere afhandeling van de inkoop van metaal ontving van [werknemer X] , maar dat op die inkoopverklaringen andere gewichten en andere bedragen zijn vermeld: meer kilo’s en een hoger bedrag, hetgeen dus afwijkt van de werkelijk geleverde kilo’s en ontvangen bedragen.
[werknemer X] heeft verklaard dat hij de weegbonnen die zijn uitgeschreven bij [firma G] zelf heeft uitgeschreven, dat hij die weegbonnen naar waarheid opmaakt en dat de aan hem getoonde inkoopverklaringen afwijken van de inkopen zoals hij die daadwerkelijk heeft gedaan.
Zoals reeds overwogen blijkt uit het dossier dat verdachte telkens de inkoopverklaringen opmaakte. Gelet op het voren overwogene passeert het hof de ontkennende verklaring van verdachte.
II.B.iii. Bewijsoverweging ten aanzien van de inkoopverklaringen ten name van [I] (van [firma I] )
In het dossier bevinden zich enerzijds weegbonnen van bij (volgens opgave van die weegbonnen) [firma I] ingekocht metaalafval (documentnummers D-163, D-165, D-166, D-170 en D-171).Anderzijds bevinden zich in het dossier de inkoopverklaringen, opgemaakt ten name van [I] (documentnummers D-153, D-157, D-158, D-160 en D-161).
[I] heeft verklaard dat [werknemer X] van [bedrijf van verdachte en medeverdachte] het metaalafval meerdere keren per jaar bij [firma I] kwam afhalen. [werknemer X] schreef een bon uit met daarop de kilogrammen en bedragen en betaalde contant uit.Verbalisant heeft naar aanleiding van de verklaring van [I] de door [firma I] van [bedrijf van verdachte en medeverdachte] ontvangen weegbonnen opgevraagd en ontvangen. Verbalisant heeft geconstateerd dat enkele data van de bonnen overeenkomen met de in de administratie van [bedrijf van verdachte en medeverdachte] verwerkte inkoopverklaringen. De bedragen wijken systematisch af en worden telkens voor een hoger bedrag verwerkt in de kasadministratie van [bedrijf van verdachte en medeverdachte] . Het ingekochte hardmetaal wordt opgehoogd.
[I] heeft ten overstaan van de rechter-commissaris verklaard dat hij telkens één bon kreeg; het bedrag dat daarop vermeld stond is steeds door [werknemer X] betaald. Er zijn nooit twee bonnen opgemaakt met betrekking tot dezelfde partij afval. Wat op de bon
(het hof begrijpt: de weegbon)staat, dat was het ook.
[werknemer X] heeft verklaard, geconfronteerd met de weegbonnen van [firma I] , dat het zijn handschrift is op de weegbonnen en dat hij die eerlijk en correct heeft opgemaakt. Hij heeft geen verklaring voor de afwijkingen op de inkoopverklaringen en geeft zijn werkelijke inkoopgegevens eerlijk door aan [verdachte] .
Zoals reeds overwogen blijkt uit het dossier dat verdachte telkens de inkoopverklaringen opmaakte. Gelet op het voren overwogene passeert het hof de ontkennende verklaring van verdachte.
II.C.i. Bewijsoverweging ten aanzien van de inkoopverklaringen ten name van [J] , [K] en [L]
Verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep verklaard dat hij wist dat [werknemer X] en [werknemer Y] kochten van zowel de bedrijven waar ze kwamen als van particulieren die daar werkten. De handel bestond uit ‘iets voor de baas en iets voor mezelf’, zo heeft verdachte desgevraagd verklaard. Dat ziet verdachte niet als zijn verantwoordelijkheid. Zijn doel was om zijn administratie in orde te maken wat betreft kasstroom en herkomst van zijn handel. Verdachte telde de totale handel op en maakte vervolgens een inkoopverklaring op.
[werknemer X] heeft verklaard dat hij zijn inkopen doet bij bedrijven en dat hij niet begrijpt waarom verdachte die inkoopverklaringen dan op naam van een particulier stelt. Er wordt nauwelijks metaalafval ingekocht bij particulieren; een enkele keer wordt er wel eens wat gebracht of via email aangeboden. Volgens [werknemer X] weet verdachte goed dat er hoofdzakelijk alleen maar bij bedrijven wordt ingekocht.[werknemer Y] verklaarde in gelijke zin: er wordt voornamelijk alleen maar ingekocht bij bedrijven en die gegevens worden doorgegeven. [werknemer Y] begrijpt niet waarom er particuliere namen op de inkoopverklaringen staan.
De verklaringen van [J] , [K] en [L] komen er kort gezegd op neer dat er werd geleverd aan [bedrijf van verdachte en medeverdachte] door de betreffende bedrijven, respectievelijk [firma J] , [firma K] en [firma L] Privé is er niets verkocht aan [bedrijf van verdachte en medeverdachte]
De ten laste gelegde inkoopverklaringen zijn op naam gesteld van [J] , [K] en [L] . Uit de verklaring van verdachte, bezien in samenhang met de verklaringen van inkopers [werknemer X] en [werknemer Y] en de verkopers [J] , [K] en [L] blijkt dat verdachte wist dat metaalafval afkomstig is van bedrijven en ook dat verdachte wist van welke bedrijven op grond van de opgave van zijn metaalinkopers. Desalniettemin heeft verdachte de verklaringen op naam gesteld van de contactpersonen bij die bedrijven.
Naar het oordeel van het hof wist verdachte dat hij dit deed in strijd met de waarheid. Daarmee staat vast dat de inkoopverklaringen vals zijn opgemaakt met het doel deze als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken.