ECLI:NL:GHSHE:2017:4204

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
3 oktober 2017
Publicatiedatum
4 oktober 2017
Zaaknummer
20-001533-15
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Materieel strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in hoger beroep wegens onvoldoende bewijs van betrokkenheid bij transport van mierenzuur voor amfetamineproductie

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 3 oktober 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Oost-Brabant. De verdachte was eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes maanden voor voorbereidingshandelingen voor de productie van amfetamine. De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen dit vonnis. Tijdens de zitting heeft de advocaat-generaal gevorderd dat het hof het vonnis zou bevestigen, maar met een andere strafmaat. De raadsman van de verdachte pleitte voor vrijspraak.

Het hof heeft de zaak onderzocht en zich gebogen over de vraag of de verdachte betrokken was bij twee transporten van mierenzuur in april 2009. De eerste vraag was of de verdachte betrokken was bij het transport op 16 april 2009. Het hof concludeerde dat er onvoldoende bewijs was voor de betrokkenheid van de verdachte bij dit transport. De verklaringen van de verdachte en de medeverdachte werden als niet onaannemelijk beschouwd, en er waren geen sterke aanwijzingen voor betrokkenheid.

De tweede vraag betrof het transport op 22 april 2009. Ook hier concludeerde het hof dat er onvoldoende bewijs was dat de verdachte en de medeverdachte wisten dat het mierenzuur bestemd was voor de productie van amfetamine. De verklaringen van de verdachten over het gebruik van het mierenzuur voor het etsen van een vloer werden geloofwaardig geacht. Het hof oordeelde dat het bewijs tekortschiette voor de tenlastelegging.

Uiteindelijk heeft het hof het vonnis van de rechtbank vernietigd en de verdachte vrijgesproken van alle ten laste gelegde feiten. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer voor strafzaken, met mr. J.J.M. Gielen-Winkster als voorzitter.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer : 20-001533-15
Uitspraak : 3 oktober 2017
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Oost-Brabant van 28 april 2015 in de strafzaak met parketnummer 01-993217-10 tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1974,
wonende te [adres] .
Hoger beroep
Bij voormeld vonnis is verdachte ter zake van - kort gezegd - voorbereidingshandelingen voor de productie van amfetamine veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden, met aftrek van voorarrest.
De verdachte heeft tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis van de rechtbank zal bevestigen, met uitzondering van de opgelegde straf, en, in zoverre opnieuw rechtdoende, verdachte zal veroordelen tot een taakstraf van 240 uren, subsidiair 120 dagen hechtenis en daarnaast tot een geldboete ter hoogte van € 3.000,--, subsidiair 60 dagen hechtenis.
De raadsman heeft ter terechtzitting in hoger beroep bepleit dat verdachte zal worden vrijgesproken van het ten laste gelegde.
Vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd, omdat het niet te verenigen is met de hierna te geven beslissing.
Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij in of omstreeks de periode van 16 april 2009 tot en met 13 mei 2009 te Brugge, althans in België, en/of te Eersel, Wintelre (gemeente Eersel), Vessem (gemeente Eersel), Veldhoven en/of Waalre, althans in Nederland, meermalen, althans eenmaal, (telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en/of binnen en/of buiten het grondgebied van Nederland brengen van
(een) hoeveelhe(i)d(en) van een materiaal bevattende amfetamine en/of
(een) hoeveelhe(i)d(en) van een materiaal bevattende metamfetamine en/of
(een) hoeveelhe(i)d(en) van een materiaal bevattende MDMA en/of
(een) hoeveelhe(i)d(en) van een materiaal bevattende MDEA en/of
(een) hoeveelhe(i)d(en) van een materiaal bevattende MDA,
(telkens) zijnde (een) middel(en) vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I voor te bereiden en/of te bevorderen
- ( telkens) een of meer ander(en) heeft/hebben getracht te bewegen om dat/die feit(en) te plegen, te doen plegen, mede te plegen, uit te lokken en/of om daarbij behulpzaam te zijn en/of om daartoe gelegenheid, middelen en/of inlichtingen te verschaffen en/of
- ( telkens) zich en/of een of meer ander(en) gelegenheid, middelen en/of inlichtingen tot het plegen van dat/die feit(en) heeft/hebben getracht te verschaffen en/of
- ( telkens) voorwerpen, vervoermiddelen, stoffen en/of gelden of andere betaalmiddelen voorhanden heeft/hebben gehad, waarvan hij wist of ernstige reden had om te vermoeden, dat die bestemd was/waren tot het plegen van dat/die feit(en)
hebbende hij, verdachte, en/of een of meer van zijn mededader(s) (telkens)
- een stof, te weten (een) (grote) hoeveelhe(i)d(en) mierenzuur, welke stof benodigd is, althans kan worden gebruikt, bij/voor de bereiding, verwerking en/of vervaardiging van amfetamine, metamfetamine, MDMA, MDEA en/of MDA, in elk geval (een) middel(en) vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, besteld, vervoerd, overgeladen, opgeslagen, verpakt, bereid, bewerkt, verwerkt, afgeleverd, verstrekt, gekocht, verkocht, gefinancierd, ter beschikking gesteld en/of voorhanden gehad en/of doen/laten bestellen, vervoeren, overladen, opslaan, verpakken, bereiden, bewerken, verwerken, afleveren, verstrekken, kopen, verkopen, financieren, ter beschikking stellen en/of voorhanden hebben en/of
- ( een) vervoermiddel(len) voor het transport van de stof(fen) beschikbaar gehad en/of gesteld en/of gefinancierd en/of doen/laten stellen en/of financieren en/of
- ruimte voor de opslag van de stof(fen) beschikbaar gehad en/of gesteld en/of doen/laten stellen en/of
- ( een) chauffeur(s) voor het vervoer van de stof(fen) geregeld en/of doen/laten regelen en/of
- ( de) chauffeur(s) voor het vervoer van de stof(fen) een vergoeding gegeven en/of doen/laten geven.
Vrijspraak
De eerste vraag die het hof dient te beantwoorden is of verdachte betrokken is geweest bij - kort gezegd - twee transporten van mierenzuur, één op 16 april 2009 en één op 22 april 2009. Indien die vraag bevestigend wordt beantwoord is de tweede vraag of het transport van mierenzuur bewezen kan worden als een voorbereidingshandeling in de zin van de Opiumwet.
Het hof stelt daarbij voorop dat voor bewezenverklaring is vereist dat verdachte het opzet heeft om een feit als bedoeld in artikel 10, vierde lid (productie van en handel in hard drugs) of vijfde lid (invoer/uitvoer hard drugs) voor te bereiden of te bevorderen.
Het hof overweegt als volgt.
I. Transport 16 april 2009
Bij een afhaling van een partij zoutzuur door de broers [A en B] op 7 april 2009 bij de firma [firmanaam] te Brugge werd er een bestelling geplaatst van 1500 liter mierenzuur.
Op 9 april 2009 werd de bestelling vanaf het vaste telefoonnummer van [medeverdachte] telefonisch bevestigd door iemand die zich [voornaam] noemde.
Op 16 april 2009 werd de bestelde partij afgehaald. In een bestelbus, voorzien van het [kenteken] werd het mierenzuur vervoerd naar het [adres] , het adres van verdachte, zo werd door een observatieteam waargenomen.
Tijdens een observatie door Belgische agenten op 16 april 2009 werd gezien dat een man twee keer belde met een GSM bij het tankstation te Kruibeke, aan de E17 nabij Antwerpen. Uit navraag van de mastgegevens komt naar voren dat werd gebeld met het Nederlands nummer [telefoonnnummer] , een nummer in gebruik bij [medeverdachte] .
[medeverdachte] heeft verklaard dat hij het niet is geweest die op 9 april 2009 via zijn vaste lijn heeft gebeld met [firmanaam] en dat zijn vaste lijn in zijn kantoor aan huis destijds ook werd gebruikt door anderen. Met betrekking tot de telefonische contacten in België op 16 april 2009 heeft Jacobs verklaard dat het hem zo niets zegt. Wel acht hij het aannemelijk dat hij er bij was.
Verdachte heeft verklaard dat hij niets met het transport van mierenzuur te maken heeft gehad. [bedrijf X 2] ., het bedrijf waarvan hij 50% eigenaar en mededirecteur is samen met [medeverdachte] , heeft de bestelbus die waargenomen is bij het transport op 16 april 2009, op 17 april 2009 als handelsobject gekocht, zo heeft hij ter terechtzitting in hoger beroep verklaard.
Het hof acht de verklaring van [medeverdachte] ten aanzien van het niet door hem telefonisch bevestigen van de bestelling op 9 april 2009 niet onaannemelijk. Voor wat betreft de aanwezigheid van zijn telefoonnummer in België op de transportdatum is het hof van oordeel dat zijn verklaring dermate vaag is dat daar geen waarde aan kan worden gehecht.
De stelling van verdachte dat hij in het geheel niet betrokken is geweest bij het transport vindt steun in het dossier: de in hoger beroep aan het dossier toegevoegde bevraging van het [kenteken] bij de RDW bevestigt zijn lezing dat het bedrijf van verdachte en [medeverdachte] de gebruikte bestelbus pas na de datum van het transport in eigendom heeft gekregen. Op 16 april 2009 stond het kenteken van de bestelbus nog ten name van [bedrijf Y] , een leasemaatschappij; vanaf 17 april 2009 is [bedrijf X 2] . de kentekenhouder.
De in het proces-verbaal aanvraag vordering ex art. 126n Sv (verstrekking van inlichtingen) d.d. 26 mei 2019 (document D-349, dossierpagina 1326) vermelde identificatie van verdachte als bestuurder van de bestelbus van het transport, vindt voorts geen enkele steun in het dossier. Het onderliggende proces-verbaal van observatie d.d. 22 april 2009 (D-352, dossierpagina’s 1352-1354) maakt geen gewag van enige herkenning van personen.
Aldus zijn uit het onderzoek ter terechtzitting onvoldoende aanwijzingen naar voren gekomen voor de betrokkenheid van verdachte en [medeverdachte] bij het transport van 1500 liter mierenzuur op 16 april 2009. Nu deze eerste vraag ontkennend is beantwoord, komt het hof aan beantwoording van de tweede vraag niet toe.
II. Transport 22 april 2009
Op 22 april 2009 heeft [B] samen met verdachte een partij van 1800 liter mierenzuur afgehaald bij de firma [firmanaam] te Brugge.
Verdachte heeft van meet af aan verklaard dat hij deze partij mierenzuur op advies van een kennis van [medeverdachte] , werkzaam bij [bedrijf Z] , bij [firmanaam] in Brugge heeft gekocht en dat zij, [medeverdachte] en hij, dit wilden gebruiken voor het etsen van een vloer in een voormalige koeienstal die zij gebruikten voor de stalling van hun auto’s.
Ook [medeverdachte] heeft verklaard dat die partij bestemd was voor het etsen van een vloer in een loods. Voor dat etsen was navraag gedaan bij iemand van [bedrijf Z] .
Het hof kan, anders dan de advocaat-generaal en de rechtbank, niet voorbij gaan aan de verklaring van de verdachten dat zij voor het mierenzuur een specifieke bestemming hadden, te weten het etsen van een vloer. Hierbij neemt het hof in aanmerking de verklaring van [B] die onder meer heeft gezegd dat [verdachte] over het ophalen op 22 april 2009 zei dat ze iets voor het bedrijf van een vriend van hem en [medeverdachte] zouden gaan halen, voor schoonmaak van vloeren. De volledige partij is bovendien op 29 april 2009 aangetroffen op het terrein van het woonadres van verdachte. Enige link naar een andere bestemming voor de partij mierenzuur, in de zin van een voorbereidingshandeling in de zin van de Opiumwet, bevindt zich niet in het dossier.
Het hof is aldus - anders dan de rechtbank - van oordeel dat niet kan worden bewezen dat verdachte en [medeverdachte] met betrekking tot de partij mierenzuur op 22 april 2009 hebben geweten, althans ernstige redenen hebben gehad om te vermoeden dat deze partij bestemd was voor - kort gezegd - de productie van amfetamine. Voor het daarvoor vereiste opzet schiet het bewijs tekort.
Het hof is van oordeel dat bij gebrek aan voldoende wettige bewijsmiddelen niet kan worden bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij.
Aldus gewezen door
mr. J.J.M. Gielen-Winkster, voorzitter,
mr. J. Platschorre en mr. G.P.M.F. Mols, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. R. Dieleman, griffier,
en op 3 oktober 2017 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. Mols is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.