ECLI:NL:GHSHE:2017:4178

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
3 oktober 2017
Publicatiedatum
2 oktober 2017
Zaaknummer
20-003253-16
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Zware seksuele misdrijven tegen minderjarigen, waaronder seksueel misbruik en vervaardigen van kinderporno

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 3 oktober 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan ernstige seksuele misdrijven tegen meerdere minderjarigen. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan seksueel misbruik van zijn nichtjes, die op het moment van de misdrijven nog maar anderhalf tot twee jaar oud waren, en aan ontucht met de zesjarige dochter van een vriendin. Daarnaast heeft hij kinderporno vervaardigd, in bezit gehad en verspreid, en heimelijk gefilmd terwijl zijn dochter en haar vriendinnen zich in de badkamer bevonden. Het hof heeft de gevangenisstraf verhoogd van vijf naar zes jaar, met aftrek van voorarrest, en heeft ter beschikkingstelling gelast met de maatregel dat de verdachte van overheidswege zal worden verpleegd. Het hof heeft de adviezen van gedragsdeskundigen niet gevolgd, omdat het een hoger recidivegevaar inschatte dan de deskundigen hadden aangegeven. De zaak is behandeld in het kader van de afdeling strafrecht, waarbij de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers zwaar hebben meegewogen in de beslissing.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer : 20-003253-16
Uitspraak : 3 oktober 2017
TEGENSPRAAK
Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof
's-Hertogenbosch
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 4 oktober 2016 in de strafzaak met parketnummer 02-800522-15 tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] ,
thans verblijvende in Vught PPC te Vught.
Hoger beroep
De verdachte heeft tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het gerechtshof:
 het vonnis van de eerste rechter zal bevestigen voor wat betreft de bewezenverklaring, de opgelegde gevangenisstraf voor de duur van vijf jaren, met aftrek van voorarrest, en de opgelegde maatregel van terbeschikkingstelling met de daarbij gestelde algemene en bijzondere voorwaarden betreffende het gedrag;
 anders dan de eerste rechter, ten aanzien van de maatregel van terbeschikkingstelling met voorwaarden de dadelijke uitvoerbaarheid zal bevelen;
 ten aanzien van de vorderingen van de benadeelde partijen zal overgaan tot toewijzing van de bedragen die de eerste rechter heeft toegewezen, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht, alsmede de benadeelde partijen in de vorderingen voor het overige niet-ontvankelijk zal verklaren en zal bepalen dat de benadeelde partijen in zoverre de vorderingen slechts bij de burgerlijke rechter kunnen aanbrengen, in plaats van de beslissing van de rechtbank inhoudende het meer of anders gevorderde af te wijzen;
 de beslissing ten aanzien van de in beslag genomen voorwerpen zal bevestigen.
Door en namens verdachte:
 is de bewezenverklaring van onderdelen van het onder 1 en 2 ten laste betwist;
 is geen verweer gevoerd ten aanzien van de bewezenverklaring van het onder 3, 4, 5, 6, 7, 8 en 9 ten laste gelegde;
 is verweer gevoerd tegen de hoogte van de door de eerste rechter opgelegde gevangenisstraf en tegen het locatieverbod, dat door de eerste rechter als één van de bijzondere voorwaarden bij de terbeschikkingstelling is opgelegd.
Vonnis waarvan beroep
Het hof kan zich op onderdelen niet met het beroepen vonnis verenigen. Om redenen van efficiëntie zal het hof evenwel het gehele vonnis vernietigen.
Tenlastelegging
Aan verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg overeenkomstig artikel 314a van het Wetboek van Strafvordering ter terechtzitting van 18 februari 2016 en na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting van 19 juli 2016 - ten laste gelegd dat:
1.
A.
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 12 oktober 2013 tot en met 31 mei 2015 te Rosmalen, gemeente 's-Hertogenbosch, en/of elders in Nederland,
(telkens) met [minderjarige 1] , geboren op [geboortedatum] , die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt,
(telkens) een of meer handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [minderjarige 1] , te weten:
 het duwen en/of brengen en/of houden van zijn, verdachtes, vinger(s) en/of (een) seksspeeltje(s) (te weten (onder meer) anal beads), althans voorwerp(en), in de anus en/of vagina van die [minderjarige 1] en/of
 het duwen en/of brengen en/of houden van zijn, verdachtes, vinger(s) in en/of tegen de vagina van die [minderjarige 1] en/of
 het duwen en/of brengen en/of houden van zijn, verdachtes, penis tegen de vulva en/of tegen de anus en/of tussen de billen van die [minderjarige 1] en/of
 het likken met zijn, verdachtes, tong over de vulva van die [minderjarige 1] en/of
 het duwen en/of brengen en/of houden van zijn, verdachtes, vinger(s) en/of tong tussen de schaamlippen van die [minderjarige 1] en/of
 het duwen en/of brengen en/of houden van (een) seksspeeltje(s) (te weten (onder meer) anal beads en/of een dildo/vibrator), althans voorwerp(en) tussen de schaamlippen en/of tegen de vulva van die [minderjarige 1] en/of
 het ejaculeren op het gezicht en/of tegen de vulva en/of op de billen, in elk geval op het lichaam van die [minderjarige 1] en/of
 het betasten van de vulva van die [minderjarige 1] en/of
 het spreiden van de benen van die [minderjarige 1] en/of
 het likken van/aan de vulva van die [minderjarige 1]
zulks terwijl die/dat feit(en) telkens, althans een- of meermalen:
 werd(en) begaan tegen een aan zijn, verdachtes, zorg, opleiding of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige (gelet op de omstandigheid dat hij, verdachte, als oom van die [minderjarige 1] en/of als oppas zorgdroeg voor die [minderjarige 1] ) en/of
 werd(en) begaan tegen een persoon bij wie misbruik van een kwetsbare positie werd gemaakt (gezien de jeugdige leeftijd van die [minderjarige 1] en/of gelet op de omstandigheid dat een of meer van voornoemde handelingen zijn verricht terwijl die [minderjarige 1] sliep);
en/of
B.
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 12 oktober 2013 tot en met 31 mei 2015 te Rosmalen, gemeente 's-Hertogenbosch, en/of elders in Nederland,
(telkens) met [minderjarige 1] , geboren op [geboortedatum] , die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt,
buiten echt, een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd,
bestaande uit (telkens):
 het duwen en/of brengen en/of houden van zijn, verdachtes, vinger(s) tegen de vagina van die [minderjarige 1] en/of
 het duwen en/of brengen en/of houden van zijn, verdachtes, penis tegen de vulva en/of tegen de anus en/of tussen de billen van die [minderjarige 1] en/of
 het likken met zijn, verdachtes, tong over de vulva van die [minderjarige 1] en/of
 het duwen en/of brengen en/of houden van zijn, verdachtes, vinger(s) en/of tong tegen de schaamlippen van die [minderjarige 1] en/of
 het duwen en/of brengen en/of houden van (een) seksspeeltje(s) (te weten (onder meer) anal beads en/of een dildo/vibrator), althans voorwerp(en) tegen de schaamlippen en/of tegen de vulva van die [minderjarige 1] en/of
 het ejaculeren op het gezicht en/of tegen de vulva en/of op de billen, in elk geval op het lichaam van die [minderjarige 1] en/of
 het betasten van de vulva van die [minderjarige 1] en/of
 het spreiden van de benen van die [minderjarige 1]
zulks terwijl die/dat feit(en) telkens, althans een- of meermalen:
werd(en) begaan tegen een aan zijn, verdachtes, zorg, opleiding of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige (gelet op de omstandigheid dat hij, verdachte, als oom van die [minderjarige 1] en/of als oppas zorgdroeg voor die [minderjarige 1] );
2.
A.
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 22 december 2012 tot en met 10 mei 2015 te Rosmalen, gemeente 's-Hertogenbosch en/of Heeswijk-Dinther, gemeente Bernheze, en/of elders in Nederland,
(telkens) met [minderjarige 2] , geboren op [geboortedatum] , die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt,
(telkens) een of meer handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [minderjarige 2] , te weten:
 het duwen en/of brengen en/of houden van zijn, verdachtes, vinger(s) tegen de vulva en/of tussen de schaamlippen van die [minderjarige 2] en/of
 het duwen en/of brengen en/of houden van zijn, verdachtes, penis tegen de vulva van die [minderjarige 2] en/of
 het betasten van de vulva van die [minderjarige 2] en/of
 het spreiden van de benen van die [minderjarige 2] en/of
 het brengen van (een) vinger(s) tussen de schaamlippen van die [minderjarige 2] en/of
 het wrijven over de vulva van die [minderjarige 2]
zulks terwijl die/dat feit(en) telkens, althans een- of meermalen:
 werd(en) begaan tegen een aan zijn verdachtes, zorg, opleiding of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige (gelet op de omstandigheid dat hij, verdachte, als oom van die [minderjarige 2] en/of als oppas zorgdroeg voor die [minderjarige 2] ) en/of
 werd(en) begaan tegen een persoon bij wie misbruik van een kwetsbare positie werd gemaakt (gezien de jeugdige leeftijd van die [minderjarige 2] en/of gelet op de omstandigheid dat een of meer van voornoemde handelingen zijn verricht terwijl die [minderjarige 2] sliep);
en/of
B.
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 22 december 2012 tot en met 10 mei 2015 te Rosmalen, gemeente 's-Hertogenbosch en/of Heeswijk-Dinther, gemeente Bernheze, en/of elders in Nederland,
(telkens) met [minderjarige 2] , geboren op [geboortedatum] , die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt,
buiten echt, een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd,
bestaande uit het (telkens):
 het duwen en/of brengen en/of houden van zijn, verdachtes, vinger(s) tegen de vulva en/of tussen de schaamlippen van die [minderjarige 2] en/of
 het duwen en/of brengen en/of houden van zijn, verdachtes, penis tegen de vulva van die [minderjarige 2] en/of
 het betasten van de vulva van die [minderjarige 2] en/of
 het spreiden van de benen van die [minderjarige 2] en/of
 het brengen van (een) vinger(s) tussen de schaamlippen van die [minderjarige 2] en/of
 het wrijven over de vulva van die [minderjarige 2]
zulks terwijl dit feit werd begaan tegen aan zijn, verdachtes, zorg, opleiding of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige (gelet op de omstandigheid dat hij, verdachte, als oom van die [minderjarige 2] en/of als oppas zorgdroeg voor die [minderjarige 2] );
3.
hij op of omstreeks 14 juni 2014 en/of 15 juni 2014 te Rosmalen, gemeente
's-Hertogenbosch, in elk geval in Nederland,
met [minderjarige 3] , geboren op [geboortedatum] , die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt,
buiten echt, een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd,
bestaande uit het betasten van de vulva en/of het met zijn, verdachtes, vingers spreiden van de schaamlippen van die [minderjarige 3] ,
zulks terwijl dat feit werd begaan tegen aan zijn, verdachtes, zorg, opleiding of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige,
gezien de jeugdige leeftijd van die [minderjarige 3] en/of dat hij, verdachte, als oppas zorgdroeg voor die [minderjarige 3] ;
4.
hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2006 tot en met 12 juni 2015 te Rosmalen, gemeente 's-Hertogenbosch, in elk geval in Nederland,
meermalen, althans eenmaal, (telkens)
 een (grote) hoeveelheid afbeeldingen, te weten (een) foto('s) en/of (een) video('s) en/of (een) film(s), en/of
 (een) gegevensdrager(s) bevattende een (grote) hoeveelheid afbeelding(en), te weten een externe hard disk drive (merk: Verbatim, beslagnummer 823132)
in bezit heeft gehad, terwijl op die afbeelding(en) (een) seksuele gedraging(en) zichtbaar is/zijn, waarbij (telkens) een persoon die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet had bereikt, was betrokken of schijnbaar was betrokken,
welke voornoemde seksuele gedraging(en) - zakelijk weergegeven - bestonden uit:
 het oraal en/of vaginaal en/of anaal penetreren (met de penis en/of (een) vinger(s)/hand en/of (een) voorwerp(en) en/of de mond/tong) van het lichaam van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet heeft bereikt
en/of
het oraal en/of vaginaal en/of anaal penetreren van het lichaam van een (ander) persoon door een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet heeft bereikt (met de penis en/of (een) vinger(s)/hand en/of (een) voorwerp(en) en/of de mond/tong);
(te weten de in de toonmap behorende bij proces-verbaal 39 opgenomen afbeeldingen onder vermelding van 1.1 en/of 2.6 en/of 3.1 en/of 3.2 en/of 4.1 en/of 5.2 en/of 7.1 en/of 7.2 en/of video 1.1 en/of video 2.1 en/of video 3),
en/of
 het betasten en/of aanraken van de geslachtsdelen en/of de billen en/of de borsten van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaren nog niet heeft bereikt (met de penis en/of (een) vinger(s)/hand en/of (een) voorwerp(en) en/of de mond/tong)
en/of
het betasten en/of aanraken van de geslachtsdelen en/of de billen en/of de borsten van een (ander) persoon door een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaren nog niet heeft bereikt (met de penis en/of (een) vinger(s)/hand en/of (een) voorwerp en/of de mond/tong);
(te weten de in de toonmap behorende bij proces-verbaal 39 opgenomen afbeelding(en) onder vermelding van 2.1 en/of 2.2 en/of 2.6 en/of 3.2 en/of 10.1 en/of 10.3 en/of 12.1 en/of video 1.1 en/of video 1.2 en/of video 2.2 en/of video 3),
en/of
 het door een dier oraal en/of vaginaal en/of anaal penetreren van het lichaam van een persoon die de leeftijd van 18 jaar nog niet heeft bereikt
en/of
het door een dier likken en/of betasten en/of aanraken van de geslachtsdelen en/of de billen en/of de borsten van een persoon die de leeftijd van 18 jaren nog niet heeft bereikt
en/of
het door een persoon die de leeftijd van 18 jaren nog niet heeft bereikt likken en/of in de mond nemen en/of betasten en/of aanraken van de geslachtsdelen van een dier;
(te weten de in de toonmap behorende bij proces-verbaal 39 opgenomen afbeelding onder vermelding van 21.1),
en/of
 het geheel of gedeeltelijk naakt (laten) poseren van (een) perso(o)n(en) die kennelijk de leeftijd van 18 jaren nog niet heeft/hebben bereikt, waarbij deze perso(o)n(en) gekleed is/zijn en/of opgemaakt is/zijn en/of poseert/poseren in een omgeving en/of met (een) voorwerp(en) en/of in (een)(erotisch getinte) houding(en) (op een wijze) die niet bij haar/hun leeftijd past/passen
en/of
waarbij deze perso(o)n(en) zich (vervolgens) in opeenvolgende afbeeldingen/filmfragmenten van haar/hun kleding ontdoet/ontdoen
en/of
(waarna) door het camerastandpunt en/of de (onnatuurlijke) pose en/of de wijze van kleden van deze perso(o)n(en) en/of de uitsnede van de foto's/film(s) nadrukkelijk de (ontblote) geslachtsdelen en/of borsten en/of billen in beeld gebracht worden (waarbij) de afbeelding (aldus) een onmiskenbaar seksuele strekking heeft en/of strekt tot seksuele prikkeling;
(te weten de in de toonmap behorende bij proces-verbaal 39 opgenomen afbeelding(en) onder vermelding van 17.1 en/of 17.2 en/of 17.3 en/of 18.1 en/of 18.3 en/of 19.1 en/of 19.2 en/of 20.1 en/of 20.2 en/of 20.3 en/of video 3),
en/of
 het masturberen boven/bij en/of ejaculeren op het gezicht en/of het lichaam van een perso(o)n(en) die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet heeft/hebben bereikt en/of
het houden van een (stijve) penis bij/naast het gezicht/lichaam van een perso(o)n(en) die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet heeft/hebben bereikt (waarbij op dat gezicht/lichaam een op sperma gelijkende substantie zichtbaar is) (waarbij) de afbeelding (aldus) een onmiskenbaar seksuele strekking heeft en/of strekt tot seksuele prikkeling;
(te weten de in de toonmap behorende bij proces-verbaal 39 opgenomen afbeelding(en) onder vermelding van 6.2 en/of 14.1 en/of 14.2 en/of video 2.1),
van welk(e) misdrijf/misdrijven hij, verdachte, een gewoonte heeft gemaakt;
5.
hij, meermalen, althans eenmaal, in of omstreeks de periode van 22 december 2012 tot en met 31 mei 2015, te Rosmalen, gemeente 's-Hertogenbosch en/of Heeswijk-Dinther, gemeente Bernheze, in elk geval in Nederland,
(telkens) een of meer afbeelding(en), te weten (een) foto('s) en/of (een) video('s) en/of (een) film(s) heeft vervaardigd, terwijl op die afbeelding(en) (een) seksuele gedraging(en) zichtbaar is/zijn, waarbij (telkens) een persoon die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet had bereikt, te weten:
 [minderjarige 1] (geboren op [geboortedatum] ) en/of
 [minderjarige 2] (geboren op [geboortedatum] ) en/of
 [minderjarige 3] (geboren op [geboortedatum] ),
was betrokken of schijnbaar was betrokken, welke voornoemde seksuele gedraging(en) - zakelijk weergegeven - (telkens) bestond(en) uit:
 het vaginaal en/of anaal penetreren met (een) vinger(s) en/of (een) voorwerp(en) van het lichaam van die [minderjarige 1] , althans een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet heeft bereikt
(te weten de in de toonmap behorende bij proces-verbaal 17 opgenomen afbeelding(en) onder vermelding van:
- Video [minderjarige 1] 4.1 en/of Video [minderjarige 1] 6.1 en/of Video [minderjarige 1] 6.2 en/of Video [minderjarige 1] 6.3 en/of Video [minderjarige 1] 6.4 en/of Video [minderjarige 1] 12.1 en/of Video [minderjarige 1] 12.2 en/of [bestandnaam] ( [minderjarige 1] ) en/of en/of [minderjarige 1] nieuw.3 en/of [bestandnaam] [minderjarige 1] )
en/of
 het betasten en/of aanraken van de geslachtsdelen en/of de billen van die [minderjarige 1] en/of [minderjarige 2] en/of [minderjarige 3] , althans een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaren nog niet heeft bereikt (met de penis en/of (een) vinger(s)/hand en/of (een) voorwerp(en) en/of de mond/tong)
(te weten de in de toonmap behorende bij proces-verbaal 17 opgenomen afbeelding(en) onder vermelding van:
- Video [minderjarige 1] 2.1. en/of Video [minderjarige 1] 2.2 en/of Video [minderjarige 1] 2.3 en/of Video [minderjarige 1] 2.5 en/of Video [minderjarige 1] 3.1 en/of Video [minderjarige 1] 3.2 en/of Video [minderjarige 1] 9.1 en/of Video [minderjarige 1] 9.2 en/of Video [minderjarige 1] 10.1 en/of [bestandnaam] ( [minderjarige 1] ) en/of [minderjarige 1] nieuw.2 en/of
(te weten de in de toonmap behorende bij proces-verbaal 20 opgenomen afbeelding(en) onder vermelding van:
- Video [minderjarige 2] 1.1. en/of Video [minderjarige 2] 1.2 en/of Video [minderjarige 2] 2.1 en/of Video [minderjarige 2] 2.2 en/of [bestandnaam] en/of Afb. [minderjarige 2] 3.1 en/of
(te weten de in de toonmap behorende bij proces-verbaal 19 opgenomen afbeelding(en) onder vermelding van:
- Video [minderjarige 3] 1.1 en/of Video [minderjarige 3] 1.2)
en/of
 het masturberen boven/bij en/of ejaculeren op het gezicht en/of het lichaam van die [minderjarige 1] en/of [minderjarige 2] , althans een perso(o)n(en) die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet heeft/hebben bereikt, en/of
het houden van een (stijve) penis bij/naast het gezicht/lichaam van die [minderjarige 1] en/of [minderjarige 2] , althans een perso(o)n(en) die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet heeft/hebben bereikt (waarbij op dat gezicht/lichaam een op sperma gelijkende substantie zichtbaar is) (waarbij) de afbeelding (aldus) een onmiskenbaar seksuele strekking heeft en/of strekt tot seksuele prikkeling
(te weten de in de toonmap behorende bij proces-verbaal 17 opgenomen afbeelding(en) onder vermelding van:
- Video [minderjarige 1] 1.1. en/of Video [minderjarige 1] 1.2 en/of Video [minderjarige 1] 5.1 en/of Video [minderjarige 1] 5.2 en/of Video [minderjarige 1] 8.1) en/of
(te weten de in de toonmap behorende bij proces-verbaal 20 opgenomen afbeelding(en) onder vermelding van:
- Afb. [minderjarige 2] 3.1 en/of afb. [minderjarige 2] 4.1)
van welk(e) misdrijf/misdrijven hij, verdachte, een gewoonte heeft gemaakt;
6.
hij meermalen, althans eenmaal, in of omstreeks de periode van 01 september 2014 tot en met 12 juni 2015, te Rosmalen, gemeente 's-Hertogenbosch, in elk geval in Nederland,
(telkens) een (grote) hoeveelheid afbeelding(en), te weten (een) foto('s) en/of (een) video('s) en/of (een) film(s), (telkens) heeft verspreid,
terwijl op die afbeelding(en) (een) seksuele gedraging(en) zichtbaar is/zijn, waarbij (telkens) een persoon die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet had bereikt, was betrokken of schijnbaar was betrokken;
welke voornoemde seksuele gedragingen - zakelijk weergegeven - (telkens) bestonden uit (onder meer):
 het oraal en/of vaginaal en/of anaal penetreren met de penis en/of (een) vinger(s)/hand en/of (een) en/of de mond/tong) van het lichaam van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet heeft bereikt
en/of
het oraal en/of vaginaal en/of anaal penetreren van het lichaam van een (ander) persoon door een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet heeft bereikt (met de penis en/of (een) vinger(s)/hand en/of (een) voorwerp(en) /of de mond/tong)
(te weten de in de toonmap behorende bij proces-verbaal 38 en/of 61 opgenomen afbeelding(en) onder vermelding van de bestandna(a)m(en) [bestandnaam] en/of [bestandnaam] en/of [bestandnaam] en/of bestandna(a)m(en) [bestandnaam]
en/of
 het betasten en/of aanraken van de geslachtsdelen en/of de billen en/of de borsten van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaren nog niet heeft bereikt (met de penis en/of (een) vinger(s)/hand en/of (een) voorwerp(en)en/of de mond/tong)
en/of
het betasten en/of aanraken van de geslachtsdelen en/of de billen en/of de borsten van een (ander) persoon door een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaren nog niet heeft bereikt (met de penis en/of (een) vinger(s)/hand en/of de mond/tong)
(te weten de in de toonmap behorende bij proces-verbaal 53 en/of 61 opgenomen afbeelding(en) onder vermelding van [bestandnaam] en/of [bestandnaam] en/of [bestandnaam] en/of [bestandnaam] )
en/of
 het door een dier oraal en/of vaginaal en/of anaal (met de penis en/of de tong) penetreren van het lichaam van een persoon die de leeftijd van 18 jaar nog niet heeft bereikt
en/of
het door een dier likken en/of betasten en/of aanraken van de geslachtsdelen en/of de billen en/of de borsten van een persoon die de leeftijd van 18 jaren nog niet heeft bereikt
en/of
het door een persoon die de leeftijd van 18 jaren nog niet heeft bereikt likken en/of in de mond nemen en/of betasten en/of aanraken van de geslachtsdelen van een dier
(te weten de in de toonmap behorende bij proces-verbaal 38 opgenomen afbeelding(en) onder vermelding van de bestandna(a)m(en) [bestandnaam] )
en/of
 het geheel of gedeeltelijk naakt (laten) poseren van (een) perso(o)n(en) die kennelijk de leeftijd van 18 jaren nog niet heeft/hebben bereikt, waarbij deze perso(o)n(en) gekleed is/zijn en/of opgemaakt is/zijn en/of poseert/poseren in een omgeving en/of met (een) voorwerp(en) en/of in (een)(erotisch getinte) houding(en) (op een wijze) die niet bij haar/hun leeftijd past/passen
en/of waarbij deze perso(o)n(en) zich (vervolgens) in opeenvolgende afbeeldingen/filmfragmentenvan haar/hun kleding ontdoet/ontdoen
en/of (waarna) door het camerastandpunt en/of de (onnatuurlijke) pose en/of de wijze van kleden van deze perso(o)n(en) en/of de uitsnede van de foto's /film(s) nadrukkelijk de (ontblote) geslachtsdelen en/of borsten en/of billen in beeld gebracht worden
(waarbij) de afbeelding (aldus) een onmiskenbaar seksuele strekking heeft en/of strekt tot seksuele prikkeling
(te weten de in de toonmap behorende bij proces-verbaal 53 opgenomen afbeelding(en) onder vermelding van de [bestandnaam] en/of [bestandnaam] )
en/of
 het masturberen boven/bij en/of ejaculeren op het gezicht en/of het lichaam van een perso(o)n(en) die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet heeft/hebben bereikt
en/of
het houden van een (stijve) penis bij/naast het gezicht/lichaam van een perso(o)n(en) die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet heeft/hebben bereikt (waarbij op dat gezicht/lichaam een op sperma gelijkende substantie zichtbaar is) (waarbij) de afbeelding (aldus) een onmiskenbaar seksuele strekking heeft en/of strekt tot seksuele prikkeling
(te weten de in de toonmap behorende bij proces-verbaal 38 opgenomen afbeelding(en) onder vermelding van de bestandna(a)m(en) [bestandnaam] ),
van welk(e) misdrijf/misdrijven hij, verdachte, een gewoonte heeft gemaakt;
7.
hij op of omstreeks 30 september 2012 te Rosmalen, gemeente 's-Hertogenbosch, gebruik makende van een technisch hulpmiddel, te weten een iPod (merk: Apple , type: Touch ), in elk geval een technisch hulpmiddel, waarvan de aanwezigheid niet op duidelijke wijze kenbaar was gemaakt, opzettelijk en wederrechtelijk van een persoon, te weten [minderjarige 4] (geboren op [geboortedatum] ), aanwezig in een woning of op een andere niet voor het publiek toegankelijke plaats, te weten (een badkamer in) een woning gelegen aan de [adres] te Rosmalen, (telkens) een of meer afbeelding(en) heeft vervaardigd;
8.
hij op of omstreeks 7 juli 2013 te Rosmalen, gemeente 's-Hertogenbosch, gebruik makende van een technisch hulpmiddel, te weten een iPod (merk: Apple , type: Touch ), in elk geval een technisch hulpmiddel, waarvan de aanwezigheid niet op duidelijke wijze kenbaar was gemaakt, opzettelijk en wederrechtelijk van een persoon, te weten [minderjarige 5] (geboren op [geboortedatum] ), aanwezig in een woning of op een andere niet voor het publiek toegankelijke plaats, te weten (een badkamer in) een woning gelegen aan de [adres] te Rosmalen, (telkens) een of meer afbeelding(en) heeft vervaardigd;
9.
hij meermalen, althans eenmaal, in of omstreeks de periode van 30 september 2012 tot en met 7 juli 2013 te Rosmalen, gemeente 's-Hertogenbosch, (telkens) gebruik makende van een technisch hulpmiddel, te weten een iPod (merk: Apple , type: Touch ), in elk geval een technisch hulpmiddel, waarvan de aanwezigheid (telkens) niet op duidelijke wijze kenbaar was gemaakt, (telkens) opzettelijk en wederrechtelijk van een persoon, te weten [minderjarige 6] (geboren op [geboortedatum] ), aanwezig in een woning of op een andere niet voor het publiek toegankelijke plaats, te weten (een badkamer in) een woning gelegen aan de [adres] te Rosmalen, (telkens) een of meer afbeelding(en) heeft vervaardigd.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1, 2, 3, 4, 5, 6, 7, 8 en 9 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
A.
hij op tijdstippen in de periode van 12 oktober 2013 tot en met 31 mei 2015 te Rosmalen, gemeente 's-Hertogenbosch,
telkens met [minderjarige 1] , geboren op [geboortedatum] , die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt,
handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [minderjarige 1] , te weten:
 het duwen en/of brengen en/of houden van zijn, verdachtes, vinger en/of een seksspeeltje (te weten anal beads), in de anus en/of vagina van die [minderjarige 1] en
 het duwen en/of brengen en/of houden van zijn, verdachtes, vinger tegen de vagina van die [minderjarige 1] en
 het duwen en/of brengen en/of houden van zijn, verdachtes, penis tegen de vulva en tegen de anus en tussen de billen van die [minderjarige 1] en
 het likken met zijn, verdachtes, tong over de vulva van die [minderjarige 1] en
 het duwen en/of brengen en/of houden van zijn, verdachtes, vinger en tong tussen de schaamlippen van die [minderjarige 1] en
 het duwen en/of brengen en/of houden van seksspeeltjes (te weten anal beads en een dildo/vibrator), tussen de schaamlippen en tegen de vulva van die [minderjarige 1] en
 het ejaculeren op het gezicht en tegen de vulva en op de billen van die [minderjarige 1] en
 het betasten van de vulva van die [minderjarige 1] en
 het spreiden van de benen van die [minderjarige 1]
zulks terwijl die feiten telkens:
 werden begaan tegen een aan zijn, verdachtes, zorg of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige (gelet op de omstandigheid dat hij, verdachte, als oom van die [minderjarige 1] en als oppas zorgdroeg voor die [minderjarige 1] ) en/of
 werden begaan tegen een persoon bij wie misbruik van een kwetsbare positie werd gemaakt (gelet op de omstandigheid dat een of meer van voornoemde handelingen zijn verricht terwijl die [minderjarige 1] sliep);
en
B.
hij op tijdstippen in de periode van 12 oktober 2013 tot en met 31 mei 2015 te Rosmalen, gemeente 's-Hertogenbosch,
telkens met [minderjarige 1] , geboren op [geboortedatum] , die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt,
buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd,
bestaande uit:
 het duwen en/of brengen en/of houden van zijn, verdachtes, vinger tegen de vagina van die [minderjarige 1] en
 het duwen en/of brengen en/of houden van zijn, verdachtes, penis tegen de vulva en tegen de anus en tussen de billen van die [minderjarige 1] en
 het likken met zijn, verdachtes, tong over de vulva van die [minderjarige 1] en
 het duwen en/of brengen en/of houden van zijn, verdachtes, vinger en tong tegen de schaamlippen van die [minderjarige 1] en
 het duwen en/of brengen en/of houden van seksspeeltjes (te weten anal beads en een dildo/vibrator), tegen de schaamlippen en tegen de vulva van die [minderjarige 1] en
 het ejaculeren op het gezicht en/of tegen de vulva en/of op de billen, in elk geval op het lichaam van die [minderjarige 1] en/of
 het betasten van de vulva van die [minderjarige 1]
 het spreiden van de benen van die [minderjarige 1]
zulks terwijl die feiten telkens werden begaan tegen een aan zijn, verdachtes, zorg of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige (gelet op de omstandigheid dat hij, verdachte, als oom van die [minderjarige 1] en als oppas zorgdroeg voor die [minderjarige 1] );

2.A.

hij op tijdstippen in de periode van 22 december 2012 tot en met 10 mei 2015 te Rosmalen, gemeente 's-Hertogenbosch en/of Heeswijk-Dinther, gemeente Bernheze,
telkens met [minderjarige 2] , geboren op [geboortedatum] , die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt,
handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [minderjarige 2] , te weten:
 het duwen en/of brengen en/of houden van zijn, verdachtes, vinger tegen de vulva en tussen de schaamlippen van die [minderjarige 2] en
 het betasten van de vulva van die [minderjarige 2] en
 het spreiden van de benen van die [minderjarige 2] en
 het wrijven over de vulva van die [minderjarige 2]
zulks terwijl die feiten in de periode 22 december 2012 tot 10 mei 2015 telkens werden begaan tegen een aan zijn verdachtes, zorg of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige (gelet op de omstandigheid dat hij, verdachte, als oom van die [minderjarige 2] en als oppas zorgdroeg voor die [minderjarige 2] )
en
B.
hij op tijdstippen in of omstreeks de periode van 22 december 2012 tot en met 10 mei 2015 te Rosmalen, gemeente 's-Hertogenbosch en/of Heeswijk-Dinther, gemeente Bernheze,
telkens met [minderjarige 2] , geboren op [geboortedatum] , die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt,
buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd,
bestaande uit het:
 duwen en/of brengen en/of houden van zijn, verdachtes, vinger(s) tegen de vulva en/of tussen de schaamlippen van die [minderjarige 2] en/of
 betasten van de vulva van die [minderjarige 2] en/of
 spreiden van de benen van die [minderjarige 2] en/of
 brengen van (een) vinger(s) tussen de schaamlippen van die [minderjarige 2] en/of
 wrijven over de vulva van die [minderjarige 2]
zulks terwijl die feiten in de periode 22 december 2012 tot 10 mei 2015 telkens werden begaan tegen aan zijn, verdachtes, zorg, opleiding of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige (gelet op de omstandigheid dat hij, verdachte, als oom van die [minderjarige 2] en als oppas zorgdroeg voor die [minderjarige 2] );

3.

hij op 14 juni 2014 of 15 juni 2014 te Rosmalen, gemeente 's-Hertogenbosch
met [minderjarige 3] , geboren op [geboortedatum] , die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt,
buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd,
bestaande uit het betasten van de vulva en het met zijn, verdachtes, vingers spreiden van de schaamlippen van die [minderjarige 3] ,
zulks terwijl dat feit werd begaan tegen aan zijn, verdachtes, zorg of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige,
gezien dat hij, verdachte, als oppas zorgdroeg voor die [minderjarige 3] ;

4.

in bezit heeft gehad, terwijl op die afbeeldingen seksuele gedragingen zichtbaar zijn, waarbij telkens een persoon die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet had bereikt, was betrokken of schijnbaar was betrokken,
welke voornoemde seksuele gedragingen - zakelijk weergegeven - bestonden uit:
 het oraal en/of vaginaal en/of anaal penetreren (met de penis en/of (een) vinger(s) en/of (een) voorwerp(en) en/of de tong) van het lichaam van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet heeft bereikt
en
het oraal en/of vaginaal en/of anaal penetreren van het lichaam van een (ander) persoon door een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet heeft bereikt (met de penis en/of (een) vinger(s) en/of (een) voorwerp(en) en/of de tong);
en
 het betasten en/of aanraken van de geslachtsdelen en/of de billen en/of de borsten van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaren nog niet heeft bereikt (met de penis en/of (een) vinger(s)/hand en/of (een) voorwerp(en) en/of de mond/tong)
en/of
het betasten en/of aanraken van de geslachtsdelen en/of de billen en/of de borsten van een (ander) persoon door een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaren nog niet heeft bereikt (met de penis en/of (een) vinger(s)/hand en/of (een) voorwerp en/of de mond/tong);
en
 het door een dier oraal penetreren van het lichaam van een persoon die de leeftijd van 18 jaar nog niet heeft bereikt
en
het door een dier likken van de geslachtsdelen en/of de billen van een persoon die de leeftijd van 18 jaren nog niet heeft bereikt
en
het door een persoon die de leeftijd van 18 jaren nog niet heeft bereikt in de mond nemen en aanraken van de geslachtsdelen van een dier;
en
 het geheel of gedeeltelijk naakt laten poseren van personen die kennelijk de leeftijd van 18 jaren nog niet hebben bereikt, waarbij deze personen gekleed zijn en/of opgemaakt zijn en/of poseren in een omgeving en/of met (een) voorwerp(en) en/of in een erotisch getinte houding(en) op een wijze die niet bij hun leeftijd passen
en/of waarbij deze personen zich in opeenvolgende afbeeldingen/filmfragmenten van hun kleding ontdoen en/of waarna door het camerastandpunt en/of de (onnatuurlijke) pose en/of de wijze van kleden van deze personen en/of de uitsnede van de foto's/film(s) nadrukkelijk de (ontblote) geslachtsdelen en/of borsten en/of billen in beeld gebracht worden, waarbij de afbeelding een onmiskenbaar seksuele strekking heeft en/of strekt tot seksuele prikkeling;
en
 het masturberen boven/bij en/of ejaculeren op het gezicht en/of het lichaam van personen die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet hebben bereikt en
het houden van een (stijve) penis bij/naast het gezicht/lichaam van personen die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet hebben bereikt (waarbij op dat gezicht/lichaam een op sperma gelijkende substantie zichtbaar is), waarbij de afbeelding een onmiskenbaar seksuele strekking heeft en/of strekt tot seksuele prikkeling;
van welk misdrijf hij, verdachte, een gewoonte heeft gemaakt;

5.

hij meermalen in de periode van 22 december 2012 tot en met 31 mei 2015, in Nederland,
afbeeldingen, te weten foto's en video's heeft vervaardigd, terwijl op die afbeeldingen seksuele gedragingen zichtbaar zijn, waarbij telkens een persoon die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet had bereikt, te weten:
 [minderjarige 1] (geboren op [geboortedatum] ) en
 [minderjarige 2] (geboren op [geboortedatum] ) en
 [minderjarige 3] (geboren op [geboortedatum] ),
was betrokken of schijnbaar was betrokken, welke voornoemde seksuele gedragingen - zakelijk weergegeven - bestonden uit:
 het vaginaal en anaal penetreren met een vinger en een voorwerp van het lichaam van die [minderjarige 1]
en
 het betasten en/of aanraken van de geslachtsdelen en/of de billen van die [minderjarige 1] en/of [minderjarige 2] en/of [minderjarige 3] , althans een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaren nog niet heeft bereikt (met de penis en/of (een) vinger(s) en/of (een) voorwerp(en) en/of de mond/tong)
en
 het masturberen boven/bij en/of ejaculeren op het gezicht en/of het lichaam van die [minderjarige 1] en
het houden van een (stijve) penis bij/naast het gezicht/lichaam van die [minderjarige 1] en/of [minderjarige 2] waarbij de afbeelding een onmiskenbaar seksuele strekking heeft en/of strekt tot seksuele prikkeling
van welk misdrijf hij, verdachte, een gewoonte heeft gemaakt;

6.

hij meermalen in de periode van 1 september 2014 tot en met 12 juni 2015, te Rosmalen, gemeente 's-Hertogenbosch,
afbeeldingen, te weten foto's en video's heeft verspreid, terwijl op die afbeeldingen seksuele gedragingen zichtbaar zijn, waarbij telkens een persoon die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet had bereikt, was betrokken;
welke voornoemde seksuele gedragingen - zakelijk weergegeven - bestonden uit:
 het oraal en vaginaal penetreren met de penis van het lichaam van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet heeft bereikt
en
 het betasten en/of aanraken van de geslachtsdelen en de borsten van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaren nog niet heeft bereikt (met de hand en de tong)
en
het aanraken van de geslachtsdelen van een ander persoon door een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaren nog niet heeft bereikt (met de tong)
en
 het geheel naakt (laten) poseren van personen die kennelijk de leeftijd van 18 jaren nog niet hebben bereikt, waarbij deze personen poseren in een erotisch getinte houding op een wijze die niet bij hun leeftijd past en/of door de onnatuurlijke pose van deze personen nadrukkelijk de ontblote geslachtsdelen en/of borsten in beeld gebracht worden, waarbij de afbeelding een onmiskenbaar seksuele strekking heeft en/of strekt tot seksuele prikkeling
en
 het masturberen boven/bij en ejaculeren op het gezicht en/of het lichaam van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet heeft bereikt, waarbij de afbeelding een onmiskenbaar seksuele strekking heeft en/of strekt tot seksuele prikkeling;

9.

hij in de periode van 30 september 2012 tot en met 7 juli 2013 te Rosmalen, gemeente 's-Hertogenbosch, telkens gebruik makende van een technisch hulpmiddel, te weten een iPod (merk: Apple , type: Touch ), waarvan de aanwezigheid telkens niet op duidelijke wijze kenbaar was gemaakt, opzettelijk en wederrechtelijk van een persoon, te weten [minderjarige 6] (geboren op [geboortedatum] ), aanwezig in een woning, te weten een badkamer in een woning gelegen aan de [adres] te Rosmalen, afbeeldingen heeft vervaardigd.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Door het hof gebruikte bewijsmiddelen en bijzondere overwegingen omtrent het bewijs
A.
Het hof volstaat, voor zover de verdachte het onder 1, 2, 3, 4, 5, 6, 7, 8 en 9 bewezen verklaarde heeft bekend en er geen vrijspraak is bepleit, op de voet van het bepaalde in artikel 359 lid 3 van het Wetboek van Strafvordering met een opgave van de bewijsmiddelen.
De beslissing dat het bewezen verklaarde door de verdachte is begaan berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierna aangeduide bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang beschouwd. [1]
Algemeen
- het relaas van bevindingen van verbalisant [verbalisant 1] ; [2]
- het relaas van bevindingen van verbalisant [verbalisant 2] ; [3]
Ten aanzien van het onder 1 bewezen verklaarde
- de verklaring van de verdachte, afgelegd ter terechtzitting van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Breda, d.d. 20 september 2016; [4]
- het relaas van bevindingen van verbalisant [verbalisant 3] ; [5]
- de aangifte van [ouder minderjarige 1] namens [minderjarige 1] ; [6]
- de akte van geboorte van [minderjarige 1] . [7]
Ten aanzien van het onder 2 bewezen verklaarde
  • de verklaring van de verdachte, afgelegd ter terechtzitting in hoger beroep d.d. 5 september 2017;
  • de verklaring van de verdachte, afgelegd ter terechtzitting van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Breda, d.d. 20 september 2016;
- het relaas van bevindingen van verbalisant [verbalisant 3] ; [9]
- de aangifte van [ouder minderjarige 2] namens [minderjarige 2] ; [10]
- de akte van geboorte van [minderjarige 2] . [11]
Ten aanzien van het onder 3 bewezen verklaarde
- de verklaring van de verdachte, afgelegd ter terechtzitting van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Breda, d.d. 20 september 2016; [12]
- het relaas van bevindingen van verbalisant [verbalisant 3] ; [13]
- de aangifte van [ouder minderjarige 3] ; [14]
- de verklaring van getuige [ouder minderjarige 3] ; [15]
- de akte van geboorte van [minderjarige 3] . [16]
Ten aanzien van het onder 4, 5 en 6 bewezen verklaarde
- de verklaring van de verdachte, afgelegd ter terechtzitting van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Breda, d.d. 20 september 2016; [17]
- het relaas van bevindingen van verbalisanten [verbalisant 3] en [verbalisant 4] ; [18]
- het relaas van bevindingen van verbalisant [verbalisant 3] ; [19]
- het relaas van onderzoek van verbalisant [verbalisant 3] ; [20]
- het relaas van bevindingen van verbalisant [verbalisant 3] ; [21]
- het relaas van bevindingen van verbalisant [verbalisant 3] ; [22]
- het relaas van bevindingen van verbalisant [verbalisant 3] ; [23]
- het relaas van bevindingen van verbalisant [verbalisant 3] ; [24]
- het relaas van bevindingen van verbalisant [verbalisant 3] . [25]
Ten aanzien van het onder 7, 8 en 9 bewezen verklaarde
- de verklaring van de verdachte, afgelegd ter terechtzitting van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Breda, d.d. 20 september 2016; [26]
- de kopie van de brief van verdachte aan zijn (toenmalige) echtgenote; [27]
- de aangifte van [ouder minderjarige 6] ; [28]
- de aangifte van [ouder minderjarige 4] namens [minderjarige 4] ; [29]
- de aangifte van [ouder minderjarige 5] namens [minderjarige 5] ; [30]
- het relaas van bevindingen van verbalisant [verbalisant 3] ; [31]
- het relaas van bevindingen van verbalisant [verbalisant 3] ; [32]
- het proces-verbaal van verhoor, inhoudende de verklaring van de verdachte. [33]
Elk bewijsmiddel wordt – ook in zijn onderdelen – slechts gebruikt tot bewijs van dat bewezen verklaarde feit, of die bewezen verklaarde feiten, waarop het, blijkens zijn inhoud, betrekking heeft.
B.
Het hof overweegt verder als volgt.
Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte partieel moet worden vrijgesproken van het hem onder 1A, ten laste gelegde, voor zover het gaat om seksueel binnendringen van het lichaam van [minderjarige 1] , door middel van het duwen en/of brengen en/of houden van zijn vinger(s) in de vagina. De verdediging heeft daartoe aangevoerd dat verdachte van meet af aan heeft ontkend dat hij met zijn vinger(s) in de vagina van [minderjarige 1] is binnengedrongen en dat de foto's die de verdachte heeft gemaakt dienaangaande geen uitsluitsel geven.
Het hof heeft in raadkamer kennis genomen van de foto's die door de verdachte van [minderjarige 1] zijn gemaakt en die zijn opgenomen in de toonmap. Op die foto's op de pagina's 198, 203, 204 en 219 heeft het hof uit eigen waarneming kunnen vaststellen dat de verdachte zijn pink en een seksspeeltje in de vagina van [minderjarige 1] heeft geduwd en/of gebracht en/of gehouden. Op grond van deze waarneming en de hiervoor onder het kopje 'Ten aanzien van het onder 1 bewezen verklaarde' opgenomen bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang bezien, acht het hof ook dit onderdeel van de tenlastelegging wettig en overtuigend bewezen.
Het hof verwerpt het verweer.
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde
De verdediging heeft zich ten aanzien van het onder 2A, ten laste gelegde op het standpunt gesteld dat de verdachte moet worden vrijgesproken van het seksueel binnendringen van het lichaam, te weten het binnendringen in de vagina van [minderjarige 2] . De verdediging heeft daartoe aangevoerd dat verdachte heeft verklaard dat hij zich onthield van het seksueel binnendringen in de vagina, dat hij filmpjes van [minderjarige 2] maakte terwijl zij wakker was en dat de wijze waarop hij haar betastte omzichtiger was, uit angst voor betrapping. Het binnendringen in de vagina past daar niet bij. Ook de filmpjes bieden daarover geen uitsluitsel, aldus de verdediging.
Het hof stelt vast dat de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep van 5 september 2017 heeft verklaard dat hij bij [minderjarige 2] 'wel met zijn vinger tussen de schaamlippen [heeft] gewreven'. Het hof overweegt voorts dat uit bestendige jurisprudentie volgt dat het met (een) vinger(s) tussen de schaamlippen wrijven kan worden gezien als een vorm van seksueel binnendringen van het lichaam. Gelet op de verklaring van verdachte in combinatie met de hiervoor onder het kopje 'Ten aanzien van het onder 2 bewezen verklaarde' opgenomen bewijsmiddelen acht het hof evenals de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte in de periode van 22 december 2012 tot en met 10 mei 2015 met [minderjarige 2] handelingen heeft gepleegd die bestonden of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam.
Het hof verwerpt het verweer.
Wel is het hof met de rechtbank van oordeel dat het onderdeel 'het duwen en/of brengen en/of houden van zijn, verdachtes, penis tegen de vulva van die [minderjarige 2] ’ niet kan worden vastgesteld op grond van de desbetreffende foto uit de toonmap. Dat onderdeel kan aldus niet bewezen worden en in zoverre wordt de verdachte vrijgesproken.
Overige overwegingen ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde
De verdediging heeft zich ten aanzien van het onder 2, onder A en B, ten laste gelegde nog op het standpunt gesteld dat verdachte, ten tijde van de ten laste gelegde ontuchtige handelingen met [minderjarige 2] op de camping te Heeswijk-Dinther op 10 mei 2015, moet worden vrijgesproken van de strafverzwarende omstandigheid dat dit feit werd begaan, terwijl de minderjarige [minderjarige 2] op dat moment aan verdachtes zorg, opleiding of waakzaamheid was toevertrouwd. Immers, op 10 mei 2015 fungeerde verdachte niet als oppas voor [minderjarige 2] .
Met de verdediging en anders dan de rechtbank en de advocaat-generaal is het hof van oordeel dat niet kan worden bewezen dat [minderjarige 2] bij het voorval op 10 mei 2015 aan de zorg, opleiding of waakzaamheid van verdachte was toevertrouwd. Uit het verhandelde ter terechtzitting is niet komen vast te staan dat op de camping te Heeswijk-Dinther op 10 mei 2015 sprake was van een situatie waarbij de minderjarige [minderjarige 2] feitelijk aan de verdachte was toevertrouwd. Dit tast de bewezenverklaring van het onder 2, onder A en B, ten laste gelegde in beperkte mate aan, in zoverre dat voornoemde strafverzwarende omstandigheid slechts betrekking heeft op de tot 10 mei 2015 bewezenverklaarde feiten.
Het hof acht het onder 2, onder A en B, ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor onder het kopje 'Bewezenverklaring' is opgenomen.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het onder 1 bewezen verklaarde levert op:
de eendaadse samenloop van
A. met iemand beneden de leeftijd van twaalf jaren handelingen plegen die bestaan uit of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, terwijl de schuldige het feit begaat tegen een aan zijn zorg of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige en/of terwijl de schuldige het feit begaat tegen een persoon bij wie misbruik van een kwetsbare positie wordt gemaakt, meermalen gepleegd
en
B. met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren buiten echt ontuchtige handelingen plegen, terwijl de schuldige het feit begaat tegen een aan zijn zorg of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige, meermalen gepleegd.
Het onder 2 bewezen verklaarde levert op, voor wat betreft het feit op 10 mei 2015:
de eendaadse samenloop van
A. met iemand beneden de leeftijd van twaalf jaren handelingen plegen die bestaan uit of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam
en
B. met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren buiten echt ontuchtige handelingen plegen.
Het onder 2 bewezen verklaarde levert op, voor de overige feiten:
de eendaadse samenloop van
A. met iemand beneden de leeftijd van twaalf jaren handelingen plegen die bestaan uit of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, terwijl de schuldige het feit begaat tegen een aan zijn zorg of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige, meermalen gepleegd
en
B. met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren buiten echt ontuchtige handelingen plegen, terwijl de schuldige het feit begaat tegen een aan zijn zorg of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige, meermalen gepleegd.
Het onder 3 bewezen verklaarde levert op:
met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren buiten echt ontuchtige handelingen plegen, terwijl de schuldige het feit begaat tegen een aan zijn zorg of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige.
Het onder 4 bewezen verklaarde levert op:
een afbeelding van een seksuele gedraging, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt, is betrokken of schijnbaar is betrokken, in bezit hebben, meermalen gepleegd
en
een gegevensdrager bevattende een afbeelding van een seksuele gedraging, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt, is betrokken of schijnbaar is betrokken, in bezit hebben,
terwijl van het plegen van dit misdrijf een beroep of gewoonte wordt gemaakt.
Het onder 5 bewezen verklaarde levert op:
een afbeelding van een seksuele gedraging, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt, is betrokken of schijnbaar is betrokken, vervaardigen, meermalen gepleegd, terwijl van het plegen van dit misdrijf een beroep of gewoonte wordt gemaakt.
Het onder 6 bewezen verklaarde levert op:
een afbeelding van een seksuele gedraging, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt, is betrokken of schijnbaar is betrokken, verspreiden, meermalen gepleegd.
Het onder 7 en 8 bewezen verklaarde levert op:
telkens: gebruik makend van een technisch hulpmiddel waarvan de aanwezigheid niet op duidelijke wijze kenbaar is gemaakt, opzettelijk en wederrechtelijk van een persoon, aanwezig in een woning, een afbeelding vervaardigen.
Het onder 9 bewezen verklaarde levert op:
gebruik makend van een technisch hulpmiddel waarvan de aanwezigheid niet op duidelijke wijze kenbaar is gemaakt, opzettelijk en wederrechtelijk van een persoon, aanwezig in een woning, een afbeelding vervaardigen, meermalen gepleegd.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Strafbaarheid van de verdachte
Psychiater G.T. Blok, GZ-psycholoog S. Labrijn en forensisch milieuonderzoeker J. Hout-Sels hebben op 14 december 2015 een rapport 'Multidisciplinair onderzoek pro justitia betreffende de heer [verdachte] ' uitgebracht. De twee genoemde gedragsdeskundigen stellen op grond van hun onderzoek als diagnose dat verdachte lijdt aan ziekelijke stoornissen, te weten pedofilie (het niet-exclusieve type, gericht op vrouwen), parafilie niet anderszins omschreven en een seksuele stoornis niet anderszins omschreven. Daarnaast is sprake van een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens, namelijk van een persoonlijkheidsstoornis niet anderszins omschreven, met vermijdende en afhankelijke trekken. De gedragsdeskundigen komen tot de (onderbouwde) conclusie dat verdachte ten tijde van de ten laste gelegde feiten werd beïnvloed door de opeenstapeling van stoornissen. Zij hebben geconcludeerd dat verdachte ter zake van de feiten 1, 2, 3, 4 en 5 als verminderd toerekeningsvatbaar moet worden beschouwd. [34]
Evenals de rechtbank verenigt het hof zich met de conclusie van de deskundigen over de toerekeningsvatbaarheid, neemt deze over en maakt deze tot de zijne. Daar voegt het hof aan toe dat dat eveneens geldt met betrekking tot het bewezen verklaarde feit 6 (verspreiden kinderporno), aangezien de aard van het feit en de pleegperiode in grote lijnen overeenstemmen met de bewezen verklaarde feiten 4 en 5 (kortweg: bezit en vervaardigen kinderporno). Ten aanzien van de onder 7 tot en met 9 bewezen verklaarde feiten is het hof eveneens van oordeel dat deze feiten verdachte in verminderde mate kunnen worden toegerekend, omdat deze feiten een vorm van voyeurisme betreffen, passend bij de door de deskundigen gestelde diagnose omtrent verdachte.
Nu het gaat om een vermindering van de toerekeningsvatbaarheid, betreft het geen omstandigheid die de strafbaarheid van de verdachte geheel uitsluit. Wel zal het hof dit aspect betrekken bij zijn oordeel omtrent de op te leggen straf.
Ook overigens zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezen verklaarde.
Op te leggen straf of maatregel
De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vijf jaren, met aftrek van voorarrest. De rechtbank heeft daarnaast de terbeschikkingstelling van de verdachte gelast, met daarbij (samengevat) als bijzondere voorwaarden een meldplicht, een behandelverplichting, een contactverbod, een locatieverbod en andere voorwaarden het gedrag betreffende.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep voor wat betreft de strafoplegging zal bevestigen. De advocaat-generaal heeft daarbij gevorderd dat het hof, anders dan de eerste rechter, ten aanzien van de opgelegde maatregel van terbeschikkingstelling met voorwaarden de dadelijke uitvoerbaarheid zal bevelen.
De verdediging heeft een strafmaatverweer gevoerd. De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de door de rechtbank opgelegde en de ook thans door de advocaat-generaal gevorderde gevangenisstraf van 5 jaren met aftrek van voorarrest te hoog is. De verdachte kan zich vinden in de opgelegde maatregel van terbeschikkingstelling met voorwaarden, met uitzondering van het opgelegde locatieverbod.
Het hof overweegt en beslist als volgt.
Ten aanzien van de op te leggen straf
A.
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Het hof heeft bewezen verklaard dat verdachte zich – kort gezegd – gedurende een periode van circa 2,5 jaren schuldig heeft gemaakt aan het (vergaand) seksueel misbruiken van drie jonge kinderen, onder wie twee van zijn nichtjes. Verder heeft verdachte gedurende ruim 9 jaren kinderporno in bezit gehad, alsmede is bewezen verklaard dat hij kinderporno heeft vervaardigd en verspreid. Daarnaast is verdachte schuldig bevonden aan het met een iPod heimelijk maken van afbeeldingen van zijn dochter en van twee van haar vriendinnen in de badkamer.
B.
Met de rechtbank overweegt het hof dat pas door de aanhouding van de verdachte op 12 juni 2015 een einde is gekomen aan zijn schokkende en verwerpelijke activiteiten. Uit het bewezen verklaarde en uit het verhandelde ter terechtzitting volgt dat verdachte bijna 9,5 jaren voor zijn aanhouding is begonnen met het kijken naar en het verzamelen van kinderporno, gevolgd door het via (het beveiligd) internet chatten over het verrichten van seksuele handelingen met nog (zeer) jonge kinderen. Een en ander is uiteindelijk gevolgd door c.q. heeft geleid tot het seksueel misbruiken van zijn twee nichtjes, [minderjarige 1] en [minderjarige 2] , en van [minderjarige 3] , het dochtertje van een vriendin van de familie. Verdachte heeft dat misbruik op beeld vastgelegd. Wat verdachte op internet aan kinderporno heeft verzameld en gezien, heeft hij bij de genoemde meisjes in de praktijk gebracht, aldus zijn verklaring.
[minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] kwamen in de bewezen verklaarde periode tussen ruwweg 2012 en 2015 bij verdachte logeren en waren op dat moment aan zijn zorg toevertrouwd. Verdachte heeft van die situatie grof misbruik gemaakt. Vast is komen te staan dat de verdachte zijn nichtjes [minderjarige 1] en [minderjarige 2] , vanaf een leeftijd van 1,5 tot 2 jaren oud, ernstig heeft misbruikt. Verdachte is bij [minderjarige 1] anaal en vaginaal binnengedrongen met een vinger of met seksspeeltjes, en heeft die handelingen op video vastgelegd. De ontuchtige handelingen bestonden daarnaast uit andere handelingen, waarbij verdachte soms ook op het lichaam of in de nabijheid van de minderjarige ejaculeerde. Ook bij [minderjarige 2] is verdachte seksueel binnengedrongen door een vinger tussen haar schaamlippen te duwen. Voorts heeft verdachte ontucht gepleegd met de destijds 6-jarige [minderjarige 3] , die bij verdachte logeerde.
In algemene zin geldt dat seksueel misbruik van minderjarigen een zeer ernstige inbreuk op hun lichamelijke en geestelijke integriteit vormt. Minderjarigen bevinden zich in een kwetsbare ontwikkelingsfase. Door ontuchtige handelingen te plegen met een minderjarige stelt een verdachte de bevrediging van zijn eigen lustgevoelens boven de belangen van het slachtoffer. Hierdoor doorkruist een verdachte de seksuele ontwikkeling van een minderjarige, terwijl een minderjarige ongestoord hoort te kunnen groeien tot volwassenheid, zeker ook op seksueel vlak. Het is algemeen bekend dat slachtoffers van dergelijke delicten nog langdurig nadelige, psychische gevolgen daarvan (kunnen) ondervinden. Dat is in de onderhavige kwestie niet anders.
Uit de slachtofferverklaringen die ter terechtzitting in eerste aanleg en ook ter terechtzitting in hoger beroep zijn voorgelezen, blijkt van de ernst en de omvang van die gevolgen. Daarbij komt dat de ouders van [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] verkeerden in de veronderstelling dat zij hun dochters aan de goede zorgen van de verdachte konden toevertrouwen. Verdachte heeft met zijn gedrag het tegendeel laten zien en heeft daarmee deze meisjes en hun families veel leed berokkend.
C.
Daarnaast heeft de verdachte zich gedurende een periode van zo’n 9,5 jaren schuldig gemaakt aan het in bezit hebben van een grote hoeveelheid kinderporno. In het procesdossier zijn aanwijzingen voorhanden dat verdachte beschikte over ruim 250.000 kinderpornografische afbeeldingen en ruim 5.600 kinderpornografische videobestanden, die voor hem toegankelijk waren. Hij heeft zich voorts gedurende een periode van 2,5 jaren schuldig gemaakt aan het vervaardigen van kinderporno (met betrekking tot de drie door hem misbruikte kinderen) en gedurende ruim 9 maanden aan het verspreiden van kinderporno.
Deze feiten zijn alle buitengewoon laakbaar, vooral omdat bij de vervaardiging ervan kinderen seksueel worden misbruikt en geëxploiteerd. Verdachte moet mede verantwoordelijk worden gehouden voor dit seksueel misbruik van kinderen, omdat hij, door kinderporno te verzamelen en te verspreiden, heeft bijgedragen aan de instandhouding van de vraag ernaar. Voor een effectieve bestrijding van kinderporno is het noodzakelijk om niet alleen degenen aan te pakken die kinderporno vervaardigen, maar ook diegenen die kinderporno verzamelen en verspreiden.
Tot slot heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan het heimelijk filmen van zijn dochter en twee van haar vriendinnen, terwijl zij zich in de badkamer bevonden.
D.
Gelet op het voorgaande kan naar het oordeel van het hof niet worden volstaan met een andere of lichtere straf dan een straf welke onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming met zich brengt.
Daarbij is rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde in de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komt in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
E.
Daarnaast houdt het hof rekening met de omstandigheid dat het bewezen verklaarde slechts in verminderde mate aan de verdachte kan worden toegerekend, onder verwijzing naar hetgeen hiervoor onder het kopje 'Strafbaarheid van de verdachte' is overwogen. Het hof overweegt voorts het volgende.
Ten aanzien van de gebrekkige ontwikkeling en ziekelijke stoornis van de geestvermogens van verdachte is in het eerdergenoemde rapport 'Multidisciplinair onderzoek pro justitia betreffende de heer [verdachte] ' door de psychiater en psycholoog het navolgende beschreven (pg. 44):
Er is bij betrokkene sprake van een ziekelijke stoornis in de vorm van pedofilie (niet exclusief, gericht op vrouwen), parafilie NAO en een seksuele stoornis NAO. Daarnaast is er sprake van een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens in de vorm van een persoonlijkheidsstoornis NAO (met het meest in het oog springend afhankelijke en vermijdende trekken). (...)
De drie bovenbeschreven seksuele stoornissen zijn samen te vatten als een vorm van onrijpe, ongedifferentieerde seksualiteit. De pedofilie uit zich bij betrokkene in een pathologische drang tot het hebben van seks of het seksueel bekijken of filmen/fotograferen van zeer jonge meisjes tot aan de puberteit, waarbij er geen sprake is van exclusieve pedofilie (betrokkene kan ook opgewonden raken van oudere meisjes en volwassen vrouwen). De parafilie NAO uit zich bij betrokkene onder andere in een behoefte aan sterke seksuele variatie, zich uitend in voyeurisme, het filmen van geslachtsgemeenschap, geslachtsdelen, naakte vrouwen en kinderen, het pathologisch kijken van allerlei pornografisch materiaal, en in mild sadomasochistische seksuele uitingen. De seksuele stoornis NAO uit zich bij betrokkene in het gebruik van seksualiteit als copingmechanisme, als taal om met anderen (bijvoorbeeld middels chat) tot contact te komen, in een bovenmatige als obsessief imponerende gerichtheid op seksualiteit en een stuwing van seksuele frustraties. De persoonlijkheidsstoornis uit zich bij betrokkene in een passief, afhankelijk en vermijdend gedragspatroon in zijn relatie tot anderen, maar ook met betrekking tot intrapsychische frustraties, negatieve ervaringen en emoties.
Ten aanzien van de vraag of de ziekelijke stoornis en/of gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens de gedragskeuzes en gedragingen ten tijde van het ten laste gelegde hebben beïnvloed en de mate van toerekeningsvatbaarheid is door de gedragsdeskundigen geadviseerd en geconcludeerd (pg. 49-50):
Het volgende is duidelijk geworden en geldt voor alle ten laste gelegde feiten. De pedofilie leidde ertoe dat bij betrokkene sprake was van een pathologisch, drift- en dwangmatig verlangen tot het bekijken van (kinder)porno, tot het verrichten van seksuele activiteiten en het maken van beeldmateriaal van seksuele handelingen met kinderen. De parafilie en seksuele stoornis NAO leidden ertoe dat er bij betrokkene een sterke terugkerende seksuele pathologische behoefte is aan seks en preoccupatie met seks (...). Daarnaast heeft betrokkene zijn seksuele behoeftes invulling gegeven door op chatsites en internet met kinderpornografisch materiaal bezig te zijn. Hij vond hier vervolgens ook weer erkenning in van andere gebruikers van de chatsites. En vanuit de enigszins beperkte gewetensfunctie, de cognitieve vervormingen en de verdringing van negatieve emoties, heeft er ook geen daadwerkelijke reflectie op zijn handelingen plaatsgevonden. Deze vermijding vloeit voort uit de genoemde persoonlijkheidsstoornis.
Betrokkene kon weliswaar de strafbaarheid van zijn handelen in het ten laste gelegde (indien bewezen) inzien, maar was als gevolg van de seksuele stoornissen en de persoonlijkheidsstoornis beperkt in zijn mogelijkheden om van het ten laste gelegde (indien bewezen) af te zien. Geadviseerd wordt betrokkene het ten laste gelegde verminderd toe te rekenen.
In hun aanvullende rapporten van 14 juni 2016 (rapport aanvullend psychiatrisch onderzoek pro justitia van psychiater G.T. Blok) en 16 juni 2016 (rapport aanvullend psychologisch onderzoek pro justitia van GZ-psycholoog S. Labrijn) zijn zij bij deze bevindingen en conclusies gebleven.
Het hof neemt deze bevindingen en conclusie over de mate van toerekeningsvatbaarheid van beide gedragsdeskundigen over, maakt deze tot de zijne en vindt aldus dat de bewezen verklaarde feiten onder 1 tot en met 6 in verminderde mate aan de verdachte kunnen worden toegerekend.
Ten aanzien van de onder 7 tot en met 9 bewezen verklaarde feiten is het hof, zoals hiervoor reeds bij de strafbaarheid van verdachte is overwogen, eveneens van oordeel dat deze feiten verdachte in verminderde mate kunnen worden toegerekend, omdat deze feiten een vorm van voyeurisme betreffen, passend bij de door de deskundigen gestelde diagnose omtrent verdachte.
Bij zijn oordeel met betrekking tot de op te leggen straf betrekt het hof tevens de overige persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder de inhoud van een hem betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 26 juli 2017, waaruit blijkt dat hij niet eerder voor soortgelijke delicten is veroordeeld.
F.
Al het voorgaande in ogenschouw genomen, is het hof van oordeel dat niet kan worden volstaan met de door de rechtbank opgelegde en door de advocaat-generaal gevorderde gevangenisstraf voor de duur van 5 jaren, doch dat in het onderhavige geval oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van 6 jaren, met aftrek van voorarrest, een passende straf is. Het hof is van oordeel dat deze straf meer recht doet aan de ernst van de bewezen verklaarde feiten en de omstandigheden waaronder deze feiten zijn begaan.
Het hof heeft daarbij rekening gehouden met de verminderde toerekeningsvatbaarheid.
Ten aanzien van de op te leggen maatregel
G.
Over de vraag of naast deze gevangenisstraf de maatregel van terbeschikkingstelling moet worden opgelegd, overweegt het hof het volgende.
Gelet op het bepaalde in artikel 38, leden 1 en 3, van het Wetboek van Strafrecht kan in geval van oplegging van een vrijheidsstraf naast oplegging van de maatregel van terbeschikkingstelling met voorwaarden betreffende het gedrag van de ter beschikking gestelde, die vrijheidsstraf ten hoogste op 5 jaren worden bepaald. Het hof heeft hiervoor overwogen dat het het opleggen van een gevangenisstraf voor de duur van 6 jaren (met aftrek van voorarrest) passend en geboden acht. Gelet op de duur van de op te leggen gevangenisstraf is oplegging van de maatregel van terbeschikkingstelling met voorwaarden reeds daarom rechtens niet mogelijk.
Maar ook om de navolgende, nader te noemen redenen vindt het hof dat, zelfs als het hof van oordeel zou zijn geweest dat met een gevangenisstraf voor de duur van 5 jaren met aftrek van voorarrest voldoende recht zou zijn gedaan aan de ernst van de bewezen verklaarde feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, met oplegging van de maatregel van terbeschikkingstelling met voorwaarden betreffende het gedrag niet kan worden volstaan.
H.
Zoals hiervoor reeds is overwogen, neemt het hof de conclusies van de deskundigen Blok en Labrijn met betrekking tot de toerekeningsvatbaarheid van de verdachte over en maakt deze tot de zijne.
Dit geldt evenwel niet voor hun conclusies met betrekking tot de inschatting van het recidiverisico en het gegeven advies om dat risico in te perken. Het hof overweegt daartoe het volgende.
In het rapport van 14 december 2015 heeft psycholoog S. Labrijn het volgende beschreven:
(pg. 24) Betrokkene (...) zegt dat hij overal aan wil meewerken. (...) Daarbij valt op dat hij niet zo zeer neigt tot introspectie maar dat hij de redenen buiten zichzelf zoekt (...). Er is sprake van rolomkering, betrokkene voelt zich slachtoffer van de omstandigheden en tegelijkertijd zegt hij dat hij anderen niet de schuld wil geven.
(pg. 25) Zijn taalgebruik is verhullend. Betrokkene praat veel, maar zegt uiteindelijk relatief weinig. (...) Daarnaast lijkt hij zich bewust te zijn van zijn procespositie. Hij wekt de indruk niet steeds het achterste van zijn tong te laten zien. Bijvoorbeeld lijkt hij zijn pathologische seksuele problemen c.q. verlangens te bagatelliseren en te minimaliseren. (…) Betrokkenes verhaal is niet steeds consistent.
(pg. 26) Wat betreft de seksualiteitsbeleving. Betrokkene neigt ertoe zijn seksuele problemen te bagatelliseren. Hij geeft weinig inzicht in de achtergrond van de feiten, maar hij lijkt zelf ook weinig inzicht in de (achtergrond van de) feiten te hebben. Hij presenteert ze als iets wat hem is overkomen. Toch lijkt er sprake te zijn van grooming (met impliciete planning, seksuele opwinding bij het 'voorbereiden' en het stap voor stap mogelijk maken van het misbruik waardoor de seksuele opwinding weer toeneemt) (...). Betrokkene imponeert als verhullend over de mate van seksuele bevrediging die de feiten en het kijken naar kinderporno hem bracht. In de nabespreking voegt hij hieraan toe, dat het kijken naar kinderporno wel bevredigend kon zijn. Daarbij heeft betrokkene er geen zicht op hoeveel moeite het hem zal kosten de pathologische seksuele activiteiten te laten, hij onderschat bijvoorbeeld de drang naar kinderpornografie te zoeken.
(pg. 32-33) Wel zijn er forse en chronische seksuele problemen. Betrokkene heeft gedurende langere tijd seksuele opwinding ervaren bij het kijken naar kinderpornografisch materiaal. Hij vertelt dat de leeftijdsgrens daarbij geleidelijk aan daalde. Ook zocht hij contact met een pedofielennetwerk en ging hij chats aan waarin hij zich duidelijk uitsprak voor pedofiele seksualiteit. Hij schildert in deze chats zijn opwinding daarbij. Betrokkene vertelt bovendien over de drie meisjes waarmee hij seksuele handelingen verrichtte uit 'nieuwsgierigheid'. Betrokkene neigt ertoe de seksuele component hiervan te minimaliseren.
Ondergetekende heeft de indruk dat betrokkene niet volledige openheid van zaken heeft gegeven over zijn voorkeuren. In een langdurige behandeling kan men de diagnose verder aanscherpen.
Psychiater G.T. Blok heeft in het rapport van 14 december 2015 over verdachte het volgende beschreven:
(pg. 34) Hij was al 2 keer eerder gestopt met het bezoeken van dit soort sites, maar toch begon hij steeds weer vanuit zijn 'zoektocht naar spanning en fantasieën.' Hij heeft ten aanzien van zijn pornogebruik veel goedgepraat met de gedachte dat ze(het hof begrijpt: de kinderen)
het wel lekker vonden.
(pg. 37) Libidoremmende medicatie is naar zijn(het hof begrijpt: verdachtes)
oordeel (…) niet aan de orde.
(pg. 41) Er is bij betrokkene sprake van een seksuele voorkeur voor het vrouwelijk geslacht, waarbij betrokkene in de gesprekken aangeeft dat hij ook opgewonden kan raken van meisjes van beneden de 12 jaar. (...) Met betrekking tot zijn cognities over seksualiteit en kinderen valt op (...) dat er sprake is van cognitieve vervormingen. (...) Ook heeft hij in de gesprekken aangegeven dat hij op zoek was naar emotionele verbondenheid/geborgenheid bij kinderen. (...) Daarnaast is er bij betrokkene sprake van een grote variatie in de wijze waarop hij aan zijn seksuele behoeften uitdrukking geeft. Zo heeft hij een voorkeur voor het zien en filmen van seksuele activiteiten en geslachtsdelen (een vorm van voyeurisme). (...) Ook heeft betrokkene in grote mate pornografische afbeeldingen op internet bekeken. En tenslotte valt op dat betrokkene in het ten laste gelegde meerdere malen seksuele activiteiten bij slapende kinderen heeft vastgelegd. Betrokkene geeft in de gesprekken aan dat seksualiteit en het bezoeken van de chatfora ook een vorm van zoeken naar intimiteit en contact was. Hij is zeker de afgelopen jaren in grote mate bezig geweest met seksuele activiteiten, zoals het bezoeken van pornografische websites en chatfora. Tegelijkertijd valt op dat veel van de seksuele activiteiten van betrokkene zijn ontdaan van intimiteit en een duidelijk instrumenteel karakter lijken te hebben. Er is een sterke gerichtheid op seksualiteit en betrokkene ervaart veel seksuele frustraties. Dit zijn aanwijzingen voor een vorm van hyperseksualiteit.
(pg. 42) Er is bij betrokkene sprake van een duurzaam patroon van disfunctioneren in de manier waarop betrokkene zichzelf en de anderen om hem heen beziet, de wijze waarop hij met zijn eigen emoties en de interacties met anderen om gaat. (...)
De gewetensfunctie is enigszins lacunair, en ook enigszins instrumenteel, waarbij het [vervullen] van eigen genot de overhand neemt als de kans [op] ontdekking minimaal is.
In de forensische analyse, meer specifiek het verband tussen diagnose en delict, hebben de beide deskundigen gezamenlijk het volgende opgenomen:
(pg. 44) Het verband tussen stoornissen en ten laste gelegde feiten was niet volledig onderzoekbaar, omdat betrokkene ertoe neigt met name pedofiele verlangens te ontkennen en te minimaliseren. Zo spreekt hij zelf niet van een seksueel verlangen maar van 'nieuwsgierigheid' die hem ertoe bracht seksuele handelingen te verrichten met de meisjes. Hij erkent wel dat er daarbij sprake was van een seksuele component.
(pg. 45) Vanuit zijn seksuele stoornissen is er bij betrokkene een terugkerende seksuele pathologische behoefte aan en preoccupatie met seks (...).
Bovendien voelt betrokkene zich (naast tot volwassen vrouwen) ook seksueel aangetrokken tot jonge meisjes, beneden de 12 jaar. Volgens de achteraf-verklaringen hierover van betrokkene zou hij niet direct seksuele aantrekkingskracht hebben ervaren bij zeer jonge kinderen, maar is de angst voor ontdekking bij oudere kinderen (van bijvoorbeeld 7 of 8 jaar oud), en daarmee de angst voor verlating en conflicten, zo groot geweest, dat hij de zeer jonge leeftijd van de kinderen 'voor lief' genomen heeft. Deze verklaringen van betrokkene sluiten echter niet aan bij zijn grote drang tot het bekijken en vervaardigen van kinderpornografisch materiaal. Nog minder sluiten de verklaringen aan bij de chatsessies van betrokkene, waarin hij zich niet distantieert van seksueel gedrag met jonge kinderen, maar waarin hij 'opschept' over zijn seksuele ervaringen met baby's en de voorbereidende handelingen hierop, blijkbaar zonder dat er daarbij aversie optreedt. Hij zoekt dergelijke chats juist op. Ondergetekenden menen derhalve dat niet uitgesloten kan worden dat er wel degelijk sprake is van een pathologische drangmatige aantrekkingskracht tot zeer jonge kinderen, maar dat dit op basis van de thans beschikbare informatie niet met zekerheid kan worden vastgesteld of uitgesloten. De pedofiele drang was medebepalend voor het tot stand komen van het ten laste gelegde. Dat geldt ook voor de parafilie NAO en de seksuele stoornis NAO (hyperseksualiteit).
I.
Het hof onderschrijft de hiervoor onder H. weergegeven informatie en bevindingen van de deskundigen, temeer nu deze bevestiging vinden in het verhandelde ter terechtzitting, maar schat het recidivegevaar op basis van deze informatie en bevindingen in als hoog, terwijl de deskundigen het recidivegevaar hebben ingeschat als matig tot hoog. Het hof neemt bij zijn beoordeling van het recidivegevaar de aard en de frequentie van de bewezen verklaarde feiten in aanmerking. Ook heeft het hof in het bijzonder oog voor de beschrijving door de psycholoog die 'grooming' in het gedrag van verdachte ontwaart (waaronder de seksuele opwinding bij het 'voorbereiden' en het stap voor stap mogelijk maken van het misbruik) en de beschrijving door de psychiater dat de verdachte zijn pornogebruik goedpraat met de gedachte dat de kinderen de seksuele handelingen wel lekker vonden. Het hof wijst verder op de opbouw en langdurigheid die uit de bewezen verklaarde feiten volgt, te beginnen met het verzamelen van kinderporno, tot het uiteindelijk daadwerkelijk seksueel misbruiken van drie jonge tot zeer jonge meisjes, het vastleggen van dat misbruik en het verspreiden van kinderpornografische foto’s en filmpjes.
Verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep verklaard dat hij niet uit zichzelf zou zijn gestopt met zijn activiteiten, hetgeen ook volgt uit de omstandigheid dat hij zich, kort voor zijn aanhouding, zowel ten aanzien van zijn nichtje [minderjarige 1] als zijn nichtje [minderjarige 2] nog schuldig heeft gemaakt aan seksueel misbruik.
Al die feiten en omstandigheden, genomen bij de bevindingen van de gedragsdeskundigen dat verdachte bagatelliserend over de feiten is en verhullend spreekt over de mate van seksuele bevrediging, leidt het hof tot het oordeel dat het recidivegevaar hoog is.
J.
Ambtshalve heeft het hof geconstateerd dat is voldaan aan de formele voorwaarden om de maatregel van terbeschikkingstelling op te leggen. Het hof stelt vast dat de door verdachte begane feiten, zoals onder 1, 2, 3, 4, 5 en 6 bewezen verklaard, misdrijven zijn waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van meer dan vier jaren is gesteld.
Het hof is tegen de achtergrond van de overwegingen (hierboven onder I.) van oordeel dat het gevaar dat van verdachte uitgaat zodanig (hoog en actueel) is, dat de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen eist dat de terbeschikkinggestelde van overheidswege zal worden verpleegd. Daarbij neemt het hof de ernst en langdurigheid van de bewezen verklaarde feiten in aanmerking.
Het hof hecht eraan dat de verdachte in een dwingend klinisch kader behandeld wordt en dat er voldoende mogelijkheden zijn om eventuele ontregelingen onmiddellijk op te vangen en de veiligheid te waarborgen. De maatregel van terbeschikkingstelling met voorwaarden biedt daarentegen onvoldoende beveiliging tegen het als hoog ingeschatte herhalingsgevaar. Het hof deelt in dat verband niet de forensische analyse van de deskundigen, inhoudende dat de slachtoffers bekenden zijn geweest – waarbij een mogelijke herhaling van dergelijke recidive binnen het strakke kader van een terbeschikkingstelling met voorwaarden vroegtijdig kan worden onderkend en de noodzakelijke veiligheidsmaatregelen kunnen worden genomen. De slachtoffers waren immers zeer jonge kinderen, terwijl verdachte alles in het werk gesteld heeft om ontdekking te voorkomen.
Nu het hof gelet op de op te leggen duur van de gevangenisstraf niet toe kan komen aan oplegging van de maatregel van terbeschikkingstelling met voorwaarden, maar tevens de behandeling op grond van deze maatregel op inhoudelijke gronden ontoereikend wordt geacht om het recidiverisico op een aanvaardbare wijze in te perken, komt het hof tot de conclusie dat de dwangopname ter verpleging moet worden opgelegd. Naar het oordeel van het hof wordt met de maatregel van de terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging van overheidswege, overigens een slagvaardige behandeling op maat gecreëerd.
Het hof zal gelasten dat verdachte ter beschikking wordt gesteld en bevelen dat hij van overheidswege zal worden verpleegd.
Gelet op het onder 1 tot en met 6 bewezen verklaarde wordt de maatregel van terbeschikkingstelling gelast ter zake van misdrijven gericht tegen de onaantastbaarheid van het lichaam van personen, zodat de duur van de terbeschikkingstelling niet op voorhand gemaximeerd is.
K.
Concluderend komt het hof derhalve tot het opleggen van een gevangenisstraf voor de duur van 6 jaren met aftrek van voorarrest en zal het gelasten dat de verdachte ter beschikking wordt gesteld en bevelen dat hij van overheidswege zal worden verpleegd. De inhoud van de stukken die door de verdediging omtrent -kort gezegd- de behandelingen van de verdachte zijn overgelegd alsmede hetgeen overigens door en namens de verdachte omtrent diens persoon en/of persoonlijke omstandigheden is aangevoerd, leidt niet tot een ander oordeel.
Beslag
De in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten seksspeeltjes (anal beads, beslagnummer 821223), een Apple iPod (beslagnummer 821310) en seksspeeltjes (beslagnummer 822020), volgens opgave van verdachte aan hem toebehorend, zijn vatbaar voor verbeurdverklaring, nu het voorwerpen zijn met behulp waarvan het onder 1, 7, 8 en 9 ten laste gelegde en bewezen verklaarde is begaan.
De overige in het dictum opgenomen in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, met betrekking tot welke het onder 4 en 5 ten laste gelegde en bewezen verklaarde is begaan, dienen te worden onttrokken aan het verkeer, aangezien het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met het algemeen belang en de wet, aangezien daarop kinderpornografische afbeeldingen zijn aangetroffen (dossierpagina’s 986 en 987).
Schadevergoeding ten behoeve van [minderjarige 1]
De vordering
Namens de benadeelde partij [minderjarige 1] is door haar wettelijk vertegenwoordiger in eerste aanleg een vordering ingesteld, strekkende tot schadevergoeding tot een bedrag van
€ 11.000,00 voor de feiten 1 en 5. Dit bedrag is opgebouwd uit een bedrag van € 10.000,00 aan immateriële schade, € 900,00 aan reiskosten en € 100,00 aan diverse onkosten. Deze vordering is bij vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 9.000,00 aan immateriële schade. Met betrekking tot de meer gevorderde immateriële schade en de gevorderde materiële schade is de vordering afgewezen.
De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd ter zake van het niet toegewezen gedeelte van de vordering.
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de advocaat van de benadeelde partij de vordering nader toegelicht. Uit die toelichting volgt dat het bedrag van € 10.000,00 is opgebouwd uit twee posten. Voor het feitelijk misbruik (feit 1) wordt een bedrag van
€ 8.000,00 gevorderd en voor het maken van beeldmateriaal (feit 5) een bedrag van
€ 2.000,00.
Het hof zal dit deel van de vordering hierna onder A. bespreken.
Ten aanzien van de gevorderde vergoeding van materiële schade (te weten reis- en onkosten) heeft de advocaat betoogd dat sprake is van verplaatste schade ex artikel 6:107 van het Burgerlijk Wetboek. Het gaat om kosten die de ouders als gevolg van de feiten hebben gemaakt ten behoeve van hun kind. Deze kosten zou het kind, als het ze zelf zou hebben gemaakt, van de verdachte hebben kunnen vorderen, zodat de ouders deze kosten nu voor zichzelf kunnen en mogen vorderen. Op deze grond heeft de advocaat ook om toewijzing verzocht van dit deel van de vordering.
Het hof zal dit deel van de vordering hierna bespreken onder B.
De vordering is door de verdediging betwist.
Overwegingen van het hof
A.
In de vordering tot vergoeding van immateriële schade is onderscheid gemaakt tussen schending van de lichamelijke integriteit van het kind en – zo begrijpt het hof – schending van het recht op privacy.
Het hof is van oordeel dat op grond van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting is komen vast te staan dat de lichamelijke en seksuele integriteit van [minderjarige 1] door het seksuele misbruik door verdachte, dat mede heeft bestaan uit seksueel binnendringen, ernstig is geschonden en dat zij als gevolg daarvan leed heeft ondervonden. Het is een feit van algemene bekendheid dat kinderen die seksueel zijn misbruikt daar in de toekomst nog veel last van kunnen ondervinden. Aan het leed van [minderjarige 1] en de doorwerking daarvan voor het gehele gezin is in de verklaring die in hoger beroep in het kader van het spreekrecht is afgelegd ook uiting gegeven.
Het hof zal het gevorderde bedrag van € 8.000,00 voor schending van de lichamelijke integriteit van [minderjarige 1] toewijzen.
Uit de onderbouwing van de vordering begrijpt het hof dat het gevorderde bedrag van
€ 2.000,00 voor schending van het recht op privacy met name ziet op schade, die zou worden geleden door het verspreiden van de van [minderjarige 1] gemaakte foto's en video's via internet. Het hof overweegt dat het dossier en het verhandelde ter terechtzitting geen aanknopingspunten biedt voor een rechtstreeks verband tussen het gevorderde bedrag en de ten laste gelegde en bewezen verklaarde feiten. Van verspreiding is niet gebleken. Dat de ouders vrezen dat de verdachte mogelijkerwijs de in de bewezenverklaring van feit 5 genoemde afbeeldingen, dan wel andere afbeeldingen, via internet heeft verspreid, maakt dit niet anders.
De benadeelde partij kan daarom in dit deel van haar vordering niet worden ontvangen.
De benadeelde partij heeft in hoger beroep voor het eerst gevorderd dat het hof het toe te wijzen bedrag zal vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict tot aan de dag dat de vordering geheel is voldaan. Naar het oordeel van het hof is sprake van een verhoging van de vordering in eerste aanleg, zodat de benadeelde partij voor dit gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk moet worden verklaard.
B.
In de vordering tot vergoeding van materiële schade is onderscheid gemaakt tussen reiskosten en overige onkosten, gemaakt door de ouders van [minderjarige 1] .
Het hof merkt daarbij op dat uit de toelichting volgt dat de post reiskosten (totaal
€ 900,00) bestaat uit reiskosten die zijn gemaakt in het kader van de behandeling van [minderjarige 1] enerzijds en in het kader van het bijwonen van terechtzittingen in eerste aanleg anderzijds. In het laatste geval gaat het om een totaalbedrag van € 140,36 (vijf terechtzittingen in eerste aanleg, waarbij de heen- en terugreis steeds 96,8 kilometer bedroeg, vermenigvuldigd met een kilometervergoeding van € 0,29 per kilometer).
Voor zover het gaat om reiskosten, gemaakt in het kader van het bijwonen van terechtzittingen in eerste aanleg, overweegt het hof dat deze kosten moeten worden geschaard onder proceskosten. Proceskosten kunnen niet worden aangemerkt als schade die rechtstreeks geleden is als gevolg van het strafbare feit, zodat de benadeelde partij deze kosten niet als onderdeel van haar materiële schade kan vorderen. Om die reden moet de benadeelde partij in dit deel van haar vordering niet-ontvankelijk worden verklaard.
Het hof ziet evenwel aanleiding om een deel van deze kosten, te weten € 28,07, toe te wijzen in het kader van proceskosten. Deze kosten zijn gemaakt in het kader van de inhoudelijke behandeling van de strafzaak tegen verdachte in eerste aanleg op 20 september 2016. Bij die gelegenheid hebben de ouders van [minderjarige 1] de vordering van de benadeelde partij kunnen toelichten en het spreekrecht kunnen uitoefenen.
Voor zover het gaat om de reiskosten die zijn gemaakt in het kader van de behandelingen van [minderjarige 1] en de overige onkosten overweegt het hof als volgt.
Naar het oordeel van het hof moet worden onderscheiden tussen enerzijds de civielrechtelijke mogelijkheden tot schadevergoeding (voor de verplaatste schade is dit opgenomen in artikel 6:107 van het Burgerlijk Wetboek) en anderzijds de beperkte mogelijkheden om die civielrechtelijke aanspraken binnen een strafrechtelijke procedure geldend te maken. Voor die laatste procedure gelden immers de criteria voor slachtofferschap van de artikelen 51a e.v. van het Wetboek van Strafvordering. Het hof is van oordeel dat voor wat betreft de schade die de ouders voor zichzelf, als verplaatste schade, hebben gevorderd, niet aan de criteria van de artikelen 51a e.v. van het Wetboek van Strafvordering is voldaan. Dit betekent niet dat de verdachte niet aansprakelijk zou zijn voor de door de ouders in zoverre gestelde schade, maar dat het aan de burgerlijke rechter is om die aansprakelijkheid vast te stellen.
Het hof zal de benadeelde partij ook in dit deel van haar vordering niet-ontvankelijk verklaren.
Conclusie
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij [minderjarige 1] als gevolg van verdachtes onder 1 bewezen verklaarde handelen rechtstreeks schade heeft geleden tot een bedrag van € 8.000,00 aan immateriële schade.
Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag toewijsbaar is, met een beslissing omtrent de kosten als hierna zal worden vermeld.
Het hof is van oordeel dat de benadeelde partij voor het overige in haar vordering niet kan worden ontvangen en bepaalt dat de benadeelde partij haar vordering voor dit deel slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Het hof ziet aanleiding te dezer zake de maatregel van artikel 36f Wetboek van Strafrecht op te leggen als na te melden.
Verdachte is naar burgerlijk recht aansprakelijk voor de schade die door het strafbare feit is toegebracht.
Schadevergoeding ten behoeve van [minderjarige 2]
De vordering
Namens de benadeelde partij [minderjarige 2] is door haar wettelijk vertegenwoordiger in eerste aanleg een vordering ingesteld, strekkende tot schadevergoeding tot een bedrag van
€ 10.885,00, te vermeerderen met de wettelijke rente. Het bedrag is opgebouwd uit een bedrag van € 10.000,00 aan immateriële schade, en een totaalbedrag van € 885,00 aan materiële schade, bestaande uit een bedrag van € 545,00 aan reiskosten en tijdbesteding van vader en € 340,00 aan reis- en telefoonkosten van moeder. Deze vordering is bij vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van
€ 9.000,00 aan immateriële schade. Voor de meer gevorderde immateriële schade en de gevorderde materiële schade is de vordering afgewezen.
De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd ter zake van het niet toegewezen gedeelte van de vordering.
Het hof zal het deel van de vordering dat betrekking heeft op de immateriële schade hierna bespreken onder A.
Ten aanzien van de gevorderde reis- en telefoonkosten en kosten voor tijdbesteding heeft de advocaat betoogd dat sprake is van kosten die voortvloeien uit het doen van aangifte en het zorgen voor de bereddering na een misdrijf (artikel 6:96 van het Burgerlijk Wetboek). Deze kosten komen voor vergoeding in aanmerking als door het delict veroorzaakte vermogensschade. Op deze grond heeft de advocaat ook om toewijzing verzocht van dit deel van de vordering.
Het hof zal dit deel van de vordering hierna bespreken onder B.
De vordering is door de verdediging betwist.
Overwegingen van het hof
A.
Het hof is van oordeel dat op grond van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting is komen vast te staan dat [minderjarige 2] door het seksuele misbruik door verdachte, dat mede heeft bestaan uit seksueel binnendringen, in haar persoon is aangetast en dat zij als gevolg daarvan leed heeft ondervonden. Het is een feit van algemene bekendheid dat kinderen die seksueel zijn misbruikt daar in de toekomst nog veel last van kunnen ondervinden. Aan het leed van [minderjarige 2] en de doorwerking daarvan voor het gehele gezin is in de verklaring die in hoger beroep in het kader van het spreekrecht is afgelegd ook uiting gegeven.
Het hof zal, gelet op vergelijkbare zaken en naar maatstaven van billijkheid, een bedrag van € 8.000,00 voor schending van de lichamelijke integriteit van [minderjarige 2] toewijzen.
Ten aanzien van het meer gevorderde is het hof van oordeel dat de behandeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding zou opleveren. De benadeelde partij kan daarom in dit deel van haar vordering niet worden ontvangen.
B.
In de vordering tot vergoeding van materiële schade is in de toelichting (getypte bijlage 2) onderscheid gemaakt tussen reiskosten, telefoonkosten en kosten voor tijdbesteding, gemaakt door de ouders van [minderjarige 2] . Het hof merkt daarbij op dat uit de toelichting volgt dat de post reiskosten bestaat uit reiskosten die zijn gemaakt in het kader van (onder meer) bezoeken aan het politiebureau en de behandeling van [minderjarige 2] enerzijds en in het kader van het bijwonen van terechtzittingen in eerste aanleg anderzijds. Voor het bijwonen van de terechtzitting in hoger beroep is namens de moeder van [minderjarige 2] een reiskostenvergoeding van € 6,00 gevorderd.
Voor zover het gaat om reiskosten, gemaakt in het kader van het bijwonen van terechtzitting in eerste aanleg en in hoger beroep, overweegt het hof dat deze kosten moeten worden geschaard onder proceskosten. Het hof ziet aanleiding om deze kosten, te weten totaal € 71,54, toe te wijzen. Voor de vader van [minderjarige 2] gaat het om een bedrag van € 30,16 en voor de moeder van [minderjarige 2] om een bedrag van € 41,38.
Voor zover het gaat om de reiskosten, telefoonkosten en kosten voor tijdbesteding die (onder meer) zijn gemaakt in het kader van de behandelingen van [minderjarige 2] overweegt het hof als volgt.
Naar het oordeel van het hof moet worden onderscheiden tussen enerzijds de civielrechtelijke mogelijkheden tot schadevergoeding en anderzijds de beperkte mogelijkheden om die civielrechtelijke aanspraken binnen een strafrechtelijke procedure geldend te maken. Voor die laatste procedure gelden immers de criteria voor slachtofferschap van de artikelen 51a e.v. van het Wetboek van Strafvordering. Het hof is van oordeel dat voor wat betreft de schade die de ouders voor zichzelf, als schade die voortvloeit uit het doen van aangifte en het zorgen voor bereddering, hebben gevorderd, niet aan de criteria van de artikelen 51a e.v. van het Wetboek van Strafvordering is voldaan. Dit betekent niet dat de verdachte niet aansprakelijk zou zijn voor de door de ouders in zoverre gestelde schade, maar dat het aan de burgerlijke rechter is om die aansprakelijkheid vast te stellen.
Het hof zal de benadeelde partij ook in dit deel van haar vordering niet-ontvankelijk verklaren.
Conclusie
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij [minderjarige 2] als gevolg van verdachtes onder 2 bewezen verklaarde handelen rechtstreeks schade heeft geleden tot een bedrag van € 8.000,00 aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 10 mei 2015 tot aan de dag der algehele voldoening.
Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag toewijsbaar is, met een beslissing omtrent de kosten als hierna zal worden vermeld.
Het hof is van oordeel dat de benadeelde partij voor het overige in haar vordering niet kan worden ontvangen en bepaalt dat de benadeelde partij haar vordering voor dit deel slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Het hof ziet aanleiding te dezer zake de maatregel van artikel 36f Wetboek van Strafrecht op te leggen als na te melden.
Verdachte is naar burgerlijk recht aansprakelijk voor de schade die door het strafbare feit is toegebracht.
Schadevergoeding ten behoeve van [minderjarige 3]
De vordering
Namens de benadeelde partij [minderjarige 3] is door haar wettelijk vertegenwoordiger in eerste aanleg een vordering ingesteld, strekkende tot schadevergoeding tot een bedrag van
€ 3.869,00, te vermeerderen met de wettelijke rente. Het bedrag is opgebouwd uit een bedrag van € 3.000,00 aan immateriële schade, en een totaalbedrag van € 869,00 aan materiële schade, bestaande uit een bedrag van € 300,00 voor tijdbesteding, € 213,00 aan reiskosten, € 25,00 aan telefoonkosten en € 363,00 aan kosten voor het inschakelen van professionele hulpverlening. Deze vordering is bij vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 3.000,00 aan immateriële schade. Voor de gevorderde materiële schade is de vordering afgewezen.
De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd ter zake van het niet toegewezen gedeelte van de vordering.
Het hof zal het deel van de vordering dat betrekking heeft op de immateriële schade hierna onder A bespreken.
Ten aanzien van de gevorderde reis- en telefoonkosten, kosten voor tijdbesteding en kosten voor het inschakelen van professionele hulpverlening heeft de advocaat betoogd dat sprake is van kosten die voortvloeien uit het doen van aangifte en het zorgen voor de bereddering na een misdrijf (artikel 6:96 van het Burgerlijk Wetboek). Deze kosten komen voor vergoeding in aanmerking als door het delict veroorzaakte vermogensschade. Op deze grond heeft de advocaat ook om toewijzing verzocht van dit deel van de vordering.
Het hof zal dit deel van de vordering hierna bespreken onder B.
De vordering is door de verdediging betwist.
Overwegingen van het hof
A.
Het hof is van oordeel dat op grond van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting is komen vast te staan dat [minderjarige 3] door het seksuele misbruik door verdachte, dat heeft bestaan uit het plegen van ontuchtige handelingen, in haar persoon is aangetast en dat zij als gevolg daarvan leed heeft ondervonden. Het is een feit van algemene bekendheid dat kinderen die seksueel zijn misbruikt daar in de toekomst nog veel last van kunnen ondervinden. Aan het leed van [minderjarige 3] en de doorwerking daarvan voor het gehele gezin is in de verklaring die in hoger beroep in het kader van het spreekrecht is afgelegd ook uiting gegeven.
Het hof zal het gevorderde bedrag van € 3.000,00 voor schending van de lichamelijke integriteit van [minderjarige 3] toewijzen.
B.
In de vordering tot vergoeding van materiële schade is onderscheid gemaakt tussen reis- en telefoonkosten, kosten voor tijdbesteding en kosten voor het inschakelen van professionele hulpverlening, gemaakt door de moeder van [minderjarige 3] . Het hof merkt daarbij op dat uit de toelichting volgt dat de post reiskosten (blijkend uit de getypte bijlage 3) bestaat uit reiskosten die zijn gemaakt in het kader van (onder meer) bezoeken aan het politiebureau en de behandeling van [minderjarige 3] enerzijds en in het kader van het bijwonen van terechtzittingen in eerste aanleg anderzijds.
Voor het bijwonen van de terechtzitting in hoger beroep is namens de moeder van [minderjarige 3] een reiskostenvergoeding van € 4,62 gevorderd.
Voor zover het gaat om reiskosten, gemaakt in het kader van het bijwonen van terechtzitting in eerste aanleg en in hoger beroep, overweegt het hof dat deze kosten moeten worden geschaard onder proceskosten. Het hof ziet aanleiding om deze kosten, te weten totaal € 36,62 toe te wijzen.
Voor zover het gaat om de telefoonkosten, kosten voor tijdbesteding, kosten voor professionele behandelingen van [minderjarige 3] en de reiskosten die daarmee verband houden, overweegt het hof als volgt.
Naar het oordeel van het hof moet worden onderscheiden tussen enerzijds de civielrechtelijke mogelijkheden tot schadevergoeding en anderzijds de beperkte mogelijkheden om die civielrechtelijke aanspraken binnen een strafrechtelijke procedure geldend te maken. Voor die laatste procedure gelden immers de criteria voor slachtofferschap van de artikelen 51a e.v. van het Wetboek van Strafvordering. Het hof is van oordeel dat voor wat betreft de schade die de ouders voor zichzelf, als schade die voortvloeit uit het doen van aangifte en het zorgen voor bereddering, hebben gevorderd, niet aan de criteria van de artikelen 51a e.v. van het Wetboek van Strafvordering is voldaan. Dit betekent niet dat de verdachte niet aansprakelijk zou zijn voor de door de ouders in zoverre gestelde schade, maar dat het aan de burgerlijke rechter is om die aansprakelijkheid vast te stellen.
Het hof zal de benadeelde partij ook in dit deel van haar vordering niet-ontvankelijk verklaren.
Conclusie
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij [minderjarige 3] als gevolg van verdachtes onder 3 bewezen verklaarde handelen rechtstreeks schade heeft geleden tot een bedrag van € 3.000,00 aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 15 juni 2014 tot aan de dag der algehele voldoening.
Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag toewijsbaar is, met een beslissing omtrent de kosten als hierna zal worden vermeld.
Het hof is van oordeel dat de benadeelde partij voor het overige in haar vordering niet kan worden ontvangen en bepaalt dat de benadeelde partij haar vordering voor dit deel slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Het hof ziet aanleiding te dezer zake de maatregel van artikel 36f Wetboek van Strafrecht op te leggen als na te melden.
Verdachte is naar burgerlijk recht aansprakelijk voor de schade die door het strafbare feit is toegebracht.
Vordering van de benadeelde partij [minderjarige 6]
Namens de benadeelde partij [minderjarige 6] is door haar wettelijk vertegenwoordiger in eerste aanleg een vordering ingesteld, strekkende tot schadevergoeding tot een bedrag van € 800,00, te vermeerderen met de wettelijke rente. Deze vordering is bij vonnis waarvan beroep toegewezen.
De vordering is door de verdediging niet betwist.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij [minderjarige 6] als gevolg van verdachtes onder 9 bewezen verklaarde handelen rechtstreeks schade heeft geleden tot een bedrag van € 800,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 7 juli 2013 tot aan de dag der algehele voldoening.
Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag toewijsbaar is.
Het hof ziet aanleiding te dezer zake de maatregel van artikel 36f Wetboek van Strafrecht op te leggen als na te melden.
Verdachte is naar burgerlijk recht aansprakelijk voor de schade die door het strafbare feit is toegebracht.
Schadevergoeding c.a. en overwegingen met betrekking tot de draagkracht
De verdediging heeft bij pleidooi aangevoerd dat de rechter in eerste aanleg de vorderingen van de benadeelde partijen heeft toegewezen tot opgeteld een bedrag van € 21.800,00. Voor verdachte betekent dit dat er 'een stevige hypotheek wordt gelegd' op zijn terugkeer in de maatschappij en dat hij er ernstig rekening mee moet houden dat hij berooid aan die terugkeer begint, zodat schadevergoeding aan de slachtoffers op deze schaal voor hem buitengewoon moeilijk zal worden. Voor zover hetgeen de verdediging heeft aangevoerd, moet worden opgevat als een verweer ten aanzien van de draagkracht van de verdachte, overweegt het hof als volgt.
Noch uit artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht noch uit enige andere wettelijke bepaling vloeit voort dat de draagkracht van de verdachte een maatstaf vormt ter beoordeling van de hoogte van het bedrag dat de verdachte ten behoeve van het slachtoffer aan de Staat dient te bepalen. Ook uit de wetsgeschiedenis blijkt dat de draagkracht van de verdachte geen rol behoort te spelen bij de bepaling van de hoogte van het bedrag. Dat strookt met de reparatoire aard van de schadevergoedingsmaatregel. Ingevolge het tweede lid van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht kan de rechter de maatregel opleggen indien en voor zover de verdachte jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het strafbare feit is toegebracht. Zoals blijkt uit hetgeen hiervoor ten aanzien van de vorderingen van de benadeelde partijen is overwogen, heeft het hof steeds vastgesteld dat de verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het strafbare feit is toegebracht.
Het hof overweegt voorts dat niet is gesteld en niet is gebleken dat bij de verdachte iedere draagkracht ontbreekt. De verdediging heeft zich slechts in algemene termen uitgelaten over de verwachting dat het voor de verdachte 'buitengewoon moeilijk' zal zijn om aan de op te leggen verplichting tot schadevergoeding te voldoen. Voorop gesteld moet worden dat ingevolge artikel 6:109 van het Burgerlijk Wetboek alleen dan voor matiging van de schadevergoeding plaats is als een volledige schadevergoeding in de gegeven omstandigheden, waaronder de aard van de aansprakelijkheid, de tussen partijen bestaande rechtsverhouding en beider draagkracht, tot kennelijk onaanvaardbare gevolgen zou leiden. Uit bestendige jurisprudentie volgt dat matiging van de schadevergoeding slechts in zeer uitzonderlijke omstandigheden aan de orde kan komen. Die zeer uitzonderlijke omstandigheden zullen dan wel door de verdediging voor het voetlicht moeten worden gebracht. Naar het oordeel van het hof zijn deze zeer uitzonderlijke omstandigheden gesteld noch gebleken.
Het hof ziet dan ook geen aanleiding om over te gaan tot matiging van de schadevergoeding of om het opleggen van de schadevergoedingsmaatregel achterwege te laten.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 33, 33a, 36b, 36c, 36d, 36f, 37a, 37b, 55, 57, 60a, 139f, 240b, 244, 247 en 248 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1, 2, 3, 4, 5, 6, 7, 8 en 9 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1, 2, 3, 4, 5, 6, 7, 8 en 9 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Ten aanzien van het onder 1, 2, 3, 4, 5, 6, 7, 8 en 9 bewezen verklaarde:
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
6 (zes) jaren.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Ten aanzien van het onder 1, 2, 3, 4, 5 en 6 bewezen verklaarde:
Gelast dat de verdachte
ter beschikking wordt gestelden beveelt dat hij van overheidswege zal worden verpleegd.
Verklaart verbeurdde in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
821223 (seksspeeltjes, anal beads);
821310 ( Apple iPod);
822020 (seksspeeltjes).
Beveelt de
onttrekking aan het verkeervan de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
821292 (fotocamera Nikon Coolpix 56800);
821296 (fotocamera Sony Cybershot);
821329 (telefoon Huawei G700-U10 + SD-card Kingston);
821375 (USB-card Secure Digital 2GB);
821320 (Hm 100ui groen/zilver);
821998 (SSD Sata, ocz 08131012017511);
822021 (Lenovo notebook);
822600 (USB-card Worldwide Memory);
823128 (computer merk Fractal Design inclusief harde schijven van de merken Western Digital, Samsung en Hitachi);
823132 (Harddisk + behuizing Verbatim).
Vordering van de benadeelde partij [minderjarige 1]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [minderjarige 1] ter zake van het onder 1 bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 8.000,00 (achtduizend euro) ter zake van immateriële schadeen veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op
€ 28,07 (achtentwintig euro en zeven cent).
Verklaart de benadeelde partij in de vordering voor het overige niet-ontvankelijk en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [minderjarige 1] , ter zake van het onder 1 bewezen verklaarde een bedrag te betalen van
€ 8.000,00 (achtduizend euro) als vergoeding voor immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
75 (vijfenzeventig) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Vordering van de benadeelde partij [minderjarige 2]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [minderjarige 2] ter zake van het onder 2 bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 8.000,00 (achtduizend euro) ter zake van immateriële schadeen veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Bepaalt dat voormeld toegewezen bedrag aan immateriële schadevergoeding vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 10 mei 2015 tot aan de dag der algehele voldoening.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op
€ 71,54 (eenenzeventig euro en vierenvijftig cent).
Verklaart de benadeelde partij in de vordering voor het overige niet-ontvankelijk en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [minderjarige 2] , ter zake van het onder 2 bewezen verklaarde een bedrag te betalen van
€ 8.000,00 (achtduizend euro) als vergoeding voor immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
75 (vijfenzeventig) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Bepaalt dat voormelde betalingsverplichting ter zake van de immateriële schade vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 10 mei 2015 tot aan de dag der algehele voldoening.
Vordering van de benadeelde partij [minderjarige 3]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [minderjarige 3] ter zake van het onder 3 bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 3.000,00 (drieduizend euro) ter zake van immateriële schadeen veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Bepaalt dat voormeld toegewezen bedrag aan immateriële schadevergoeding vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 15 juni 2014 tot aan de dag der algehele voldoening.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op
€ 36,62 (zesendertig euro en tweeënzestig cent).
Verklaart de benadeelde partij in de vordering voor het overige niet-ontvankelijk en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [minderjarige 3] , ter zake van het onder 3 bewezen verklaarde een bedrag te betalen van
€ 3.000,00 (drieduizend euro) als vergoeding voor immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
40 (veertig) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Bepaalt dat voormelde betalingsverplichting ter zake van de immateriële schade vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 15 juni 2014 tot aan de dag der algehele voldoening.
Vordering van de benadeelde partij [minderjarige 6]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [minderjarige 6] ter zake van het onder 9 bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 800,00 (achthonderd euro) ter zake van immateriële schadeen veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Bepaalt dat voormeld toegewezen bedrag aan immateriële schadevergoeding vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 7 juli 2013 tot aan de dag der algehele voldoening.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [minderjarige 6] , ter zake van het onder 9 bewezen verklaarde een bedrag te betalen van
€ 800,00 (achthonderd euro) als vergoeding voor immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
16 (zestien) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Bepaalt dat voormelde betalingsverplichting ter zake van de immateriële schade vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 7 juli 2013 tot aan de dag der algehele voldoening.
Aldus gewezen door
mr. P.J. Hödl, voorzitter,
mr. A.J.M. van Gink en mr. J.J.M. Gielen-Winkster, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. S.J.F. Heirman, griffier,
en op 3 oktober 2017 ter openbare terechtzitting uitgesproken.

Voetnoten

1.Hierna wordt, tenzij anders vermeld, telkens verwezen naar dossierpagina's van het doorgenummerde eindproces-verbaal in het onderzoek ' [naam] ' van de Divisie Regionale Recherche, Thematische opsporing, Team zedencriminaliteit, proces-verbaalnummer PL2100-2015117797, sluitingsdatum 21 januari 2016, pg. 1 tot en met 1709. Alle tot bewijs gebezigde processen-verbaal zijn, voor zover niet anders vermeld, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde verbalisanten.
2.Het proces-verbaal van binnentreden woning d.d. 12 juni 2015 (pg. 158-159), inhoudende het relaas van verbalisant [verbalisant 1] .
3.Het proces-verbaal van digitaal onderzoek doorzoeking d.d. 26 juni 2015, met bijlagen (pg. 160-164), inhoudende het relaas van verbalisant [verbalisant 2] .
4.Het proces-verbaal van de terechtzitting van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Breda, d.d. 20 september 2016.
5.Het proces-verbaal van bevindingen (vervaardigen kinderpornografie en ontucht minderjarige) d.d. 13 augustus 2015 (blz. 382-396), inhoudende het relaas van verbalisant [verbalisant 3] .
6.Het proces-verbaal van aangifte d.d. 23 juni 2015 (pg. 308-317), inhoudende de verklaring van aangeefster [ouder minderjarige 1] .
7.De akte van de gemeente 's-Hertogenbosch (pg. 350), op [datum] opgemaakt door de ambtenaar van de burgerlijke stand, voor zover inhoudende de aangifte van geboorte van [minderjarige 1] op [geboortedatum] .
8.Het proces-verbaal van de terechtzitting van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Breda, d.d. 20 september 2016.
9.Het proces-verbaal van bevindingen (vervaardigen kinderpornografie en ontucht minderjarige) d.d. 13 augustus 2015 (blz. 667-675), inhoudende het relaas van verbalisant [verbalisant 3] .
10.Het proces-verbaal van aangifte d.d. 23 juni 2015 (pg. 579-587), inhoudende de verklaring van aangeefster [ouder minderjarige 2] .
11.De akte van de gemeente 's-Hertogenbosch (pg. 634), op [datum] opgemaakt door de ambtenaar van de burgerlijke stand, voor zover inhoudende de aangifte van geboorte van [minderjarige 2] op [geboortedatum] .
12.Het proces-verbaal van de terechtzitting van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Breda, d.d. 20 september 2016.
13.Het proces-verbaal van bevindingen (vervaardigen kinderpornografie en ontucht minderjarige) d.d. 13 augustus 2015 (blz. 891), inhoudende het relaas van verbalisant [verbalisant 3] .
14.Het proces-verbaal van aangifte d.d. 18 augustus 2015 (pg. 854-855), inhoudende de verklaring van aangeefster [ouder minderjarige 3] .
15.Het proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 29 juli 2015 (pg. 843-851), inhoudende de verklaring van getuige [ouder minderjarige 3] .
16.De akte van de gemeente 's-Hertogenbosch (pg. 877), op [datum] opgemaakt door de ambtenaar van de burgerlijke stand, voor zover inhoudende de aangifte van geboorte van [minderjarige 3] op [geboortedatum] .
17.Het proces-verbaal van de terechtzitting van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Breda, d.d. 20 september 2016.
18.Het proces-verbaal van bevindingen (beschrijving kinderpornografisch materiaal) d.d. 27 november 2015 (blz. 968-982), met bijlagen (blz. 983-989), inhoudende het relaas van verbalisanten [verbalisant 3] en [verbalisant 4] (proces-verbaal 39).
19.Het proces-verbaal van bevindingen (vervaardigen kinderpornografie en ontucht minderjarige) d.d. 13 augustus 2015 (blz. 382-396), inhoudende het relaas van verbalisant [verbalisant 3] (proces-verbaal 17).
20.Het proces-verbaal relaas van onderzoek (aanvullend, behorende bij proces-verbaal 17) d.d. 3 november 2015, inhoudende een correctie op proces-verbaal 17.
21.Het proces-verbaal van bevindingen (vervaardigen kinderpornografie en ontucht minderjarige) d.d. 13 augustus 2015 (blz. 667-675), inhoudende het relaas van verbalisant [verbalisant 3] (proces-verbaal 20).
22.Het proces-verbaal van bevindingen (vervaardigen kinderpornografie en ontucht minderjarige) d.d. 13 augustus 2015 (blz. 891), inhoudende het relaas van verbalisant [verbalisant 3] .
23.Het proces-verbaal van bevindingen (beschrijving kinderpornografisch materiaal) d.d. 30 november 2015 (blz. 1016-1034), met bijlagen (pg. 1035-1141), inhoudende het relaas van verbalisant [verbalisant 3] (proces-verbaal 38).
24.Het proces-verbaal van bevindingen (beschrijving onderzoek verspreiding kinderpornografie) d.d. 21 december 2015 (blz. 1180-1185), met bijlagen (pg. 1186-1201), inhoudende het relaas van verbalisant [verbalisant 3] (proces-verbaal 61).
25.Het proces-verbaal van bevindingen (beschrijving onderzoek verspreiding kinderpornografie) d.d. 10 december 2015 (blz. 1159-1167), met bijlagen (pg. 1168-1179), inhoudende het relaas van verbalisant [verbalisant 3] (proces-verbaal 53).
26.Het proces-verbaal van de terechtzitting van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Breda, d.d. 20 september 2016.
27.Het geschrift, te weten een kopie van de brief d.d. 2 september 2015 van verdachte aan zijn (toenmalige) echtgenote [ouder minderjarige 6] (pg. 1384).
28.Het proces-verbaal van aangifte d.d. 28 oktober 2015 (pg. 1385-1388) inhoudende de verklaring van aangeefster [ouder minderjarige 6] .
29.Het proces-verbaal van aangifte d.d. 6 januari 2016 (pg. 1389-1391), inhoudende de verklaring van aangever [ouder minderjarige 4] .
30.Het proces-verbaal van aangifte d.d. 6 januari 2016 (pg. 1396-1398), inhoudende de verklaring van aangeefster [ouder minderjarige 5] .
31.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 11 december 2015 (blz. 1392-1395), inhoudende het relaas van verbalisant [verbalisant 3] (proces-verbaal 55).
32.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 11 december 2015 (blz. 1399-1401), inhoudende het relaas van verbalisant [verbalisant 3] (proces-verbaal 57).
33.Het proces-verbaal van verhoor d.d. 9 november 2015 (pg. 1409-1417), inhoudende de verklaring van de verdachte.
34.In het rapport 'Multidisciplinair onderzoek pro justitia betreffende de heer [verdachte] ' d.d. 14 december 2015 zijn onder tenlastelegging vijf feiten (in een iets anders volgorde en op onderdelen enigszins afwijkend) opgenomen, die in de onderhavige strafzaak ten laste zijn gelegd als 1, 2, 3, 4 en 5.