ECLI:NL:GHSHE:2017:4176

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
4 oktober 2017
Publicatiedatum
2 oktober 2017
Zaaknummer
20-000592-16
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Verstek
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van zware mishandeling van politieambtenaren en openlijk geweld tegen politieagenten

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 4 oktober 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Zeeland-West-Brabant. De verdachte was eerder vrijgesproken van de hem ten laste gelegde feiten, maar het hof heeft deze uitspraak vernietigd na wijziging van de tenlastelegging. De verdachte is veroordeeld tot jeugddetentie voor de duur van 8 maanden wegens het medeplegen van zware mishandeling van een politieagent en openlijke geweldpleging tegen politieagenten. De feiten vonden plaats op 22 mei 2015 te Bavel, gemeente Breda, waar de verdachte samen met anderen geweld heeft gepleegd tegen politieambtenaren die in de rechtmatige uitoefening van hun functie handelden. Het hof oordeelde dat de verdachte en zijn medeverdachten gezamenlijk en gelijktijdig optraden tegen de vrouwelijke politieagenten, wat leidde tot zwaar lichamelijk letsel voor een van hen. Het hof heeft de vorderingen van de benadeelde partijen toegewezen, waarbij de verdachte aansprakelijk is gesteld voor de schade die door zijn handelen is veroorzaakt. De beslissing is gebaseerd op verschillende artikelen van het Wetboek van Strafrecht, waaronder de artikelen 302 en 304, die betrekking hebben op zware mishandeling en openlijk geweld.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer : 20-000592-16
Uitspraak : 4 oktober 2017
VERSTEK, DNIP

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Breda, van 16 februari 2016 in de strafzaak met parketnummer 02-800373-15 tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1997,
thans zonder bekende woon- of verblijfplaats hier te lande.
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep is de verdachte vrijgesproken van de hem ten laste gelegde feiten. De benadeelde partijen zijn niet-ontvankelijk verklaard in hun vorderingen.
De officier van justitie heeft tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis van de rechtbank zal vernietigen en opnieuw rechtdoende – en na wijziging van de tenlastelegging in hoger beroep –,
- verdachte zal vrijspreken van het onder 2 primair ten laste gelegde;
- bewezen zal verklaren hetgeen onder 1 primair en onder 2 subsidiair ten laste is gelegd en - verdachte zal veroordelen tot 5 maanden jeugddetentie, waarvan 3 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren en met als bijzondere voorwaarde jeugdreclasseringstoezicht.
Ten aanzien van de vorderingen van de benadeelde partijen heeft de advocaat-generaal gevorderd dat het hof deze integraal zal toewijzen, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht.
Vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd omdat de tenlastelegging in hoger beroep is gewijzigd en omdat het hof anders dan de rechtbank tot een bewezenverklaring komt.
Tenlastelegging
Aan verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in hoger beroep - ten laste gelegd dat:
1.
primair:
hij op of omstreeks 22 mei 2015 te Bavel, gemeente Breda, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, aan [benadeelde 1] (politieambtenaar in de rechtmatige uitoefening van haar bediening) opzettelijk zwaar lichamelijk letsel (hersenbeschadiging met als gevolg geheugenverlies, functieverlies rechterarm en -hand en/of moeite met spreken) heeft toegebracht, door deze opzettelijk (meermalen) (met gebalde vuist) met (veel) kracht tegen het (achter)hoofd te slaan en/of stompen;
subsidiair:
hij op of omstreeks 22 mei 2015 te Bavel, gemeente Breda, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [benadeelde 1] (politieambtenaar in de rechtmatige uitoefening van haar bediening) opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet meermalen, althans eenmaal, (met gebalde vuist) met (veel) kracht voornoemde [benadeelde 1] in het gezicht en/of tegen het (achter)hoofd heeft geslagen en/of gestompt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
meer subsidiair:
hij op of omstreeks 22 mei 2015 te Bavel, gemeente Breda, openlijk, te weten op of aan de openbare weg, het Koolpad, in elk geval op of aan een openbare weg, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [benadeelde 1] (politieambtenaar), welk geweld bestond uit het meermalen, althans eenmaal, met (veel) kracht slaan en/of stompen in het gezicht en/of tegen het hoofd van die [benadeelde 1] , ten gevolge van welk geweld voornoemde [benadeelde 1] (zwaar) lichamelijk letsel heeft bekomen;
uiterst subsidiair:
hij op of omstreeks 22 mei 2015 te Bavel, gemeente Breda, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk mishandelend [benadeelde 1] (politieambtenaar in de rechtmatige uitoefening van haar bediening) met (veel) kracht heeft geslagen en/of gestompt op/tegen het hoofd en/of het lichaam, waardoor voornoemde [benadeelde 1] zwaar lichamelijk letsel (hersenbeschadiging met als gevolg geheugenverlies, functieverlies rechterarm en -hand en/of moeite met spreken) heeft bekomen, althans enig lichamelijk letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
2.
primair:
hij op of omstreeks 22 mei 2015 te Bavel, gemeente Breda, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [benadeelde 2] en/of [benadeelde 3] (beiden politieambtenaar in de rechtmatige uitoefening van hun bediening) opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet meermalen, althans eenmaal, met (veel) kracht
- voornoemde [benadeelde 2] in het gezicht en/of tegen het hoofd heeft geslagen en/of gestompt en/of
- voornoemde [benadeelde 3] tegen/op het lichaam heeft geslagen en/of gestompt,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair:
hij op of omstreeks 22 mei 2015 te Bavel, gemeente Breda, openlijk, te weten op of aan de openbare weg, het Koolpad, in elk geval op of aan een openbare weg, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [benadeelde 2] en/of [benadeelde 3] (beiden politieambtenaar), welk geweld bestond uit het meermalen, althans eenmaal, met (veel) kracht
- slaan en/of stompen in het gezicht en/of tegen het hoofd van die [benadeelde 2] en/of
- slaan en/of stompen tegen het lichaam van die [benadeelde 3] ;
meer subsidiair:
hij op of omstreeks 22 mei 2015 te Bavel, gemeente Breda, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk mishandelend [benadeelde 3] en/of [benadeelde 2] (beiden politieambtenaar in de rechtmatige uitoefening van hun bediening) met (veel) kracht heeft geslagen en/of gestompt op/tegen het hoofd en/of het lichaam waardoor voornoemde [benadeelde 3] en/of [benadeelde 2] letsel hebben bekomen en/of pijn hebben ondervonden.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Vrijspraak
Het hof acht met de advocaat-generaal niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 2 primair ten laste gelegde heeft begaan, zodat verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 primair en 2 subsidiair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
1.
hij op 22 mei 2015 te Bavel, gemeente Breda, tezamen en in vereniging met een ander, aan [benadeelde 1] (politieambtenaar in de rechtmatige uitoefening van haar bediening) opzettelijk zwaar lichamelijk letsel (hersenbeschadiging met als gevolg geheugenverlies, functieverlies rechterarm en -hand en/of moeite met spreken) heeft toegebracht, door deze opzettelijk meermalen met gebalde vuist met veel kracht tegen het hoofd te slaan en/of stompen;
2.
hij op 22 mei 2015 te Bavel, gemeente Breda, openlijk, te weten op of aan de openbare weg, het Koolpad, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [benadeelde 2] en [benadeelde 3] (beiden politieambtenaar), welk geweld bestond uit het meermalen, althans eenmaal, met veel kracht
- slaan en/of stompen in het gezicht en/of tegen het hoofd van die [benadeelde 2] en
- slaan en/of stompen tegen het lichaam van die [benadeelde 3] .
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Door het hof gebruikte bewijsmiddelen
Indien tegen dit verkorte arrest beroep in cassatie wordt ingesteld, worden de door het hof gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het arrest. Deze aanvulling wordt dan aan het arrest gehecht.
Bijzondere overwegingen omtrent het bewijs
De beslissing dat het bewezen verklaarde door de verdachte is begaan berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang beschouwd.
Elk bewijsmiddel wordt - ook in zijn onderdelen - slechts gebruikt tot bewijs van dat bewezen verklaarde feit, of die bewezen verklaarde feiten, waarop het, blijkens zijn inhoud, betrekking heeft.
Het hof is van oordeel dat uit de voorhanden zijnde bewijsmiddelen volgt dat verdachte en de medeverdachten (zijn vader en jongere broer) gezamenlijk en gelijktijdig zijn opgetrokken in de richting van de vrouwelijke politieagenten, waaronder [benadeelde 1] , waarbij zij bewust de door de andere agenten gevormde linie zijn gepasseerd, en vervolgens de vrouwelijke agenten hebben mishandeld, waarbij [benadeelde 1] voornoemd door de geweldshandelingen van de verdachte en zijn vader zwaar lichamelijk letsel heeft bekomen (zij is thans geheel arbeidsongeschikt). De verdachten zijn daarbij als collectief opgetreden, zowel in het begin van de handelingen als bij het einde ervan. Anders dan de rechtbank leidt het hof hieruit af dat sprake is geweest van een zodanige nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en zijn vader, dat medeplegen van zware mishandeling van een politieagente bewezen kan worden verklaard. Tevens is sprake geweest van een zodanige nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en zijn vader en jongere broer, dat tot een bewezenverklaring van openlijk geweld jegens de agenten [benadeelde 2] en [benadeelde 3] kan worden gekomen.
Weliswaar was er voor de familie [naam] op dat moment sprake van een aangrijpende en emotionele situatie, maar van een panieksituatie van waaruit zou zijn gehandeld is naar het oordeel van het hof geen sprake. Er is door de mannelijke gezinsleden naar de uiterlijke verschijningsvorm welbewust gekozen om zich te verzetten tegen het meenemen van de twee zusjes/dochters door de vrouwelijke agenten, die daartoe op grond van een mondelinge machtiging van de kinderrechter waren gerechtigd en waarvan de familie ook op de hoogte was. Desondanks hebben ze gezamenlijk in willen grijpen en het meenemen van de meisjes willen verhinderen door het plegen van geweld.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het onder 1 primair bewezen verklaarde levert op:
medeplegen van zware mishandeling, terwijl het misdrijf wordt gepleegd tegen een ambtenaar gedurende de rechtmatige uitoefening van haar bediening.
Het onder 2 subsidiair bewezen verklaarde levert op:
openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten.
De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezen verklaarde.
Op te leggen straf of maatregel
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van zware mishandeling gepleegd tegen een politieambtenaar, alsmede aan het openlijk in vereniging geweld plegen tegen twee andere politieambtenaren.
Naar het oordeel van het hof kan niet worden volstaan met een straf als door de advocaat-generaal gevorderd omdat daarin onvoldoende tot uitdrukking komt:
- de ernst van het bewezen verklaarde in de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komt in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd, onvoldoende tot uitdrukking komt.
Het hof neemt de verdachte in het bijzonder kwalijk dat hij samen met zijn vader (en bij feit 2 ook met zijn jongere broer) de tot handelen gerechtigde politieambtenaren, zij hadden immers de opdracht en machtiging van de kinderrechter om de twee zusjes van de verdachte onder de bescherming van jeugdzorg te brengen, met toepassing van zwaar geweld hebben willen belemmeren in de uitoefening van hun werkzaamheden;
- de mate waarin het bewezen verklaarde heeft geleid tot gevoelens van angst en onveiligheid bij de slachtoffers;
- de mate waarin het bewezen verklaarde persoonlijk leed en letsel teweeg heeft gebracht bij met name het slachtoffer [benadeelde 1] (zij is volledig arbeidsongeschikt geraakt), maar ook bij [benadeelde 2] en [benadeelde 3] , alsmede de impact die het gebeuren heeft gehad op de collega’s van de slachtoffers die bij het voorval aanwezig waren;
- het gewelddadig karakter van het bewezen verklaarde en de maatschappelijke
onrust die daarvan het gevolg is.
Ten aanzien van de persoon van de verdachte heeft het hof in het bijzonder gelet op:
- de inhoud van het de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 19 juli 2017, waaruit blijkt dat hij eerder terzake een strafbaar feit in Nederland is veroordeeld, maar niet wegens een geweldsdelict;
- de inhoud van de rapporten van de Raad voor de Kinderbescherming, met name het rapport d.d. 17 juli 2015;
- de overige persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting in hoger beroep is gebleken.
Dit alles in aanmerking genomen maar ook rekening houdend met het feit dat de ernstige verwondingen van het slachtoffer [benadeelde 1] door toedoen van onder meer de verdachte zijn toegebracht, kan naar het oordeel van het hof niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming voor de duur van acht maanden met zich brengt.
Oplegging van een deels voorwaardelijke straf en begeleiding van de jeugdreclassering acht het hof niet aangewezen, omdat verdachte kennelijk niet meer in Nederland verblijft.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1]
De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 8.969,00, bestaande uit een bedrag van
€ 70,-- aan materiële schade (ter zake van annuleringskosten vakantie) en een bedrag van
€ 8.899,-- aan immateriële schade (ter zake van opgelopen letsel en geestelijke klachten), te vermeerderen met de wettelijke rente. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep niet-ontvankelijk verklaard. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van haar oorspronkelijke vordering.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij [benadeelde 1] als gevolg van verdachtes onder 1 primair bewezen verklaarde handelen rechtstreeks schade heeft geleden tot het gevorderde bedrag. De vordering is niet betwist en de verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag toewijsbaar is, te vermeerderen met de wettelijke rente en met een beslissing omtrent de kosten als hierna zal worden vermeld.
Het hof ziet aanleiding te dezer zake de maatregel van artikel 36f Wetboek van Strafrecht op te leggen als na te melden. Verdachte en zijn mededaders zijn naar burgerlijk recht aansprakelijk voor de schade die door het strafbare feit is toegebracht.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 3]
De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 350,00 ter zake van immateriële schade (geestelijke klachten), te vermeerderen met de wettelijke rente. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep niet-ontvankelijk verklaard. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van haar oorspronkelijke vordering.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij [benadeelde 3] als gevolg van verdachtes onder 2 subsidiair bewezen verklaarde handelen rechtstreeks schade heeft geleden tot het gevorderde bedrag. De vordering is niet betwist en de verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag toewijsbaar is, te vermeerderen met de wettelijke rente en met een beslissing omtrent de kosten als hierna zal worden vermeld.
Het hof ziet aanleiding te dezer zake de maatregel van artikel 36f Wetboek van Strafrecht op te leggen als na te melden. Verdachte en zijn mededaders zijn naar burgerlijk recht aansprakelijk voor de schade die door het strafbare feit is toegebracht.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2]
De benadeelde partij [benadeelde 2] heeft in eerste aanleg een vordering ingesteld, strekkende tot schadevergoeding tot een bedrag van € 1.150,00 ter zake van immateriële schade (geestelijke klachten), te vermeerderen met de wettelijke rente. Deze vordering is bij vonnis waarvan beroep niet-ontvankelijk verklaard. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van haar oorspronkelijke vordering.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij [benadeelde 2] als gevolg van verdachtes onder 2 subsidiair bewezen verklaarde handelen rechtstreeks schade heeft geleden tot het gevorderde bedrag. De vordering is niet betwist en de verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag toewijsbaar is, te vermeerderen met de wettelijke rente en met een beslissing omtrent de kosten als hierna zal worden vermeld.
Het hof ziet aanleiding te dezer zake de maatregel van artikel 36f Wetboek van Strafrecht op te leggen als na te melden. Verdachte en zijn mededaders zijn naar burgerlijk recht aansprakelijk voor de schade die door het strafbare feit is toegebracht.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 36f, 77a, 77g, 77h, 77i, 77l, 77gg, 141, 302 en 304 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 2 primair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 primair en 2 subsidiair ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 primair en 2 subsidiair bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.

Veroordeelt de verdachte tot jeugddetentie voor de duur van 8 (acht) maanden.

Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde jeugddetentie in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 1] ter zake van het onder 1 primair bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 8.969,00 (achtduizend negenhonderdnegenenzestig euro) bestaande uit € 70,00 (zeventig euro) materiële schade en € 8.899,00 (achtduizend achthonderdnegenennegentig euro) immateriële schadeen veroordeelt de verdachte die, evenals zijn mededaders, hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, met dien verstande dat indien en voor zover de een aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan, de een of meer anderen daarvan in zoverre zullen zijn bevrijd, om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Bepaalt dat voormeld toegewezen bedrag aan materiële en immateriële schadevergoeding vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 22 mei 2015 tot aan de dag der algehele voldoening.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde 1] , ter zake van het onder 1 primair bewezen verklaarde een bedrag te betalen van
€ 8.969,00 (achtduizend negenhonderdnegenenzestig euro) bestaande uit
€ 70,00 (zeventig euro) materiële schade en € 8.899,00 (achtduizend achthonderdnegenennegentig euro) immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
15 (vijftien) dagen jeugddetentie, met dien verstande dat de toepassing van die jeugddetentie de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat voormelde betalingsverplichting ter zake van de materiële en immateriële schade vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 22 mei 2015 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat de verplichting tot betaling van schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer voor de verdachte komt te vervallen indien en voor zover mededaders hebben voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 3] ter zake van het onder 2 subsidiair bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 350,00 (driehonderdvijftig euro) ter zake van immateriële schadeen veroordeelt de verdachte die, evenals zijn mededaders, hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, met dien verstande dat indien en voor zover de een aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan, de een of meer anderen daarvan in zoverre zullen zijn bevrijd, om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Bepaalt dat voormeld toegewezen bedrag aan immateriële schadevergoeding vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 22 mei 2015 tot aan de dag der algehele voldoening.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde 3] , ter zake van het onder 2 subsidiair bewezen verklaarde een bedrag te betalen van
€ 350,00 (driehonderdvijftig euro) als vergoeding voor immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
5 (vijf) dagen jeugddetentie, met dien verstande dat de toepassing van die jeugddetentie de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat voormelde betalingsverplichting ter zake van de immateriële schade vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 22 mei 2015 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat de verplichting tot betaling van schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer voor de verdachte komt te vervallen indien en voor zover mededaders hebben voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 2] ter zake van het onder 2 subsidiair bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 1.150,00 (duizend honderdvijftig euro) ter zake van immateriële schadeen veroordeelt de verdachte die, evenals zijn mededaders, hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, met dien verstande dat indien en voor zover de een aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan, de een of meer anderen daarvan in zoverre zullen zijn bevrijd, om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Bepaalt dat voormeld toegewezen bedrag aan immateriële schadevergoeding vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 22 mei 2015 tot aan de dag der algehele voldoening.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde 2] , ter zake van het onder 2 subsidiair bewezen verklaarde een bedrag te betalen van
€ 1.150,00 (duizend honderdvijftig euro) als vergoeding voor immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
10 (tien) dagen jeugddetentie, met dien verstande dat de toepassing van die jeugddetentie de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat voormelde betalingsverplichting ter zake van de immateriële schade vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 22 mei 2015 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat de verplichting tot betaling van schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer voor de verdachte komt te vervallen indien en voor zover mededaders hebben voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Aldus gewezen door
mr. E.N. van der Spoel, voorzitter,
mr. Y.G.M. Baaijens- van Geloven en mr. F.C.J.E. Meeuwis, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. N. van der Velden, griffier,
en op 4 oktober 2017 ter openbare terechtzitting uitgesproken.