Uitspraak
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
- het beroepschrift met het procesdossier van de eerste aanleg en producties, ingekomen ter griffie op 31 mei 2017;
- het procesdossier van de eerste aanleg, ingekomen ter griffie op 16 juni 2017;
- het V8-formulier van [appellant] , ingekomen ter griffie op 13 juli 2017, met als bijlage het proces-verbaal van de mondelinge behandeling in eerste aanleg;
- het verweerschrift, ingekomen ter griffie op 19 juli 2017;
3.De beoordeling
vakantietoeslag en overige emolumenten, tot de dag dat de dienstbetrekking
rechtsgeldig zal zijn geëindigd, althans tot en met de einddatum van de overeenkomst
voor bepaalde tijd, te weten 25 maart 2017.
- tot betaling van een billijke vergoeding conform artikel 7:681 BW;
- tot betaling van een bedrag ad € 20.811,10 te vermeerderen met het vakantiegeld en verdere emolumenten conform artikel 7:677 lid 2 e.v. BW;
- tot betaling van de transitievergoeding ter grootte van een bruto maandsalaris en voor zover daarop geen aanspraak gemaakt zou kunnen worden, zulks als verhogende factor te beschouwen voor de bepaling van de verzochte billijke vergoeding;
- om aan [appellant] te verstrekken schriftelijke en deugdelijke netto/bruto specificaties, waarin de hiervoor vermelde bedragen en betalingen zijn verwerkt, op straffe van een dwangsom;
- betaling van de buitengerechtelijke incassokosten conform de staffel WIK;
- betaling van de wettelijke rente over de hiervoor genoemde bedragen.
- [de scholier] , scholier;
Vervolgens verklaart [de scholier] in zijn aangifte van 18 juni 2016 onder meer het volgende:
“ Ik zag dat [appellant] op mij afliep. [appellant] was nog altijd aan het schreeuwen. Ik hoorde dat hij erg agressief klonk. Ik zag dat de rechterarm van [appellant] omhoog kwam en naar voor bewoog. Ik voelde dat [appellant] mijn keel vastpakte, door de kracht van zijn arm bewoog ik naar achter. Ik voelde dat ik tegen de kast kwam. Ik voelde dat mijn keel werd dichtgeknepen. Ik voelde dat ik vernauwd werd. Ik kon gewoon niet ademen.”Tijdens het getuigenverhoor op 17 november 2016 verklaart [de scholier] :
“ [appellant] liep op mij af, pakte me bij de keel en drukte mij zo tegen de kast achter mij en hield mij zo een paar seconden vast”
De enige getuigenverklaring die tegenover deze verklaringen staat, is die van [appellant] zelf. Hij verklaart dat hij bijzonder boos was geworden op [de scholier] , dat hij heel hard heeft geroepen “We blijven van elkaars spullen af” en dat [baas van appellant] vervolgens het kantoor kwam binnen stormen, hem van alles toeriep en hem ondertussen op diverse plaatsen sloeg: op zijn schouder, borstkas, buik en tenslotte zijn hoofd. Toen viel hij knock-out achterover en is hij tussen de vijf en vijftig seconden weg geweest. [appellant] verklaart voorts dat de verklaringen van de getuigen die hebben verklaard dat hij [de scholier] secondenlang bij de keel heeft gegrepen onjuist zijn. De getuigenverklaring van [appellant] komt overeen met hetgeen hij blijkens het mutatierapport op de dag van het incident aan de politie heeft verteld. Het hof is echter van oordeel dat de getuigenverklaring van [appellant] onvoldoende gewicht in de schaal legt tegenover de verklaringen van [de scholier] , [inkoper bij de vennootschap] , [projectmanager bij de vennootschap] , [financieel manager bij de vennootschap] en [junior projectmanager bij de vennootschap] . Met de kantonrechter, die alle getuigen zelf heeft gehoord, acht het hof bewezen dat [appellant] [de scholier] naar de keel heeft gegrepen.
3.9. [appellant] heeft in zijn eerste grief aangevoerd dat het gebruik van fysiek geweld niet in alle gevallen tot ontslag op staande voet hoeft te leiden. Wanneer een werknemer stelselmatig wordt gepest en hij naar aanleiding daarvan licht fysiek geweld gebruikt, terwijl hij daarnaast altijd goed gefunctioneerd heeft, hoeft dat volgens hem niet tot ontslag op staande voet te leiden. Voorts heeft [appellant] gegriefd tegen de overweging van de kantonrechter
“Dat [appellant] werd gepest kan het door hem gebruikte geweld niet rechtvaardigen”.
Het hof begrijpt deze grieven in die zin dat [appellant] aanvoert dat er geen sprake is van een dringende reden voor het ontslag op staande voet, omdat hij werd gepest, terwijl hij verder goed heeft gefunctioneerd.
[appellant] stelt dat hij stelselmatig werd gepest op de werkvloer, maar heeft dit slechts summier onderbouwd. Hij heeft een brief van hemzelf aan [de vennootschap] , gedateerd 31 maart 2016, overgelegd waarin hij schrijft dat er een aantal incidenten zijn geweest na de verlenging van zijn contract, waaronder [inkoper bij de vennootschap] die een rol tape op zijn hoofd heeft gegooid en dat [naam] hem opeens een eng mannetje vindt. Daarnaast staat tussen partijen vast dat de aanleiding voor het incident op 6 juni 2016 was dat [de scholier] een foto aan [appellant] liet zien, waarop te zien was dat er een fruitmand op de auto van [appellant] stond.
Het hof is van oordeel dat [appellant] , mede gelet op de betwisting van [de vennootschap] , onvoldoende heeft onderbouwd dat er sprake was van zodanig pestgedrag dat het door hem gebruikte geweld hem niet kan worden aangerekend of een onmiddellijke beëindiging van de arbeidsovereenkomst niet gerechtvaardigd is. Daarenboven heeft [de vennootschap] de brief van [appellant] serieus genomen. [de vennootschap] heeft onbetwist gesteld dat zij deze kwestie in een werkoverleg aan de orde heeft gesteld. [de vennootschap] stelt dat [appellant] er toen niet meer op in wilde gaan. [appellant] heeft ter zitting erkend dat zijn melding tijdens een werkoverleg besproken is.