ECLI:NL:GHSHE:2017:4165

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
28 september 2017
Publicatiedatum
28 september 2017
Zaaknummer
200.207.996_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontslag en benoeming van bewindvoerders in hoger beroep

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 28 september 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep over het ontslag van de bewindvoerder van de rechthebbende, hierna aangeduid als de appellante. De appellante had eerder bij de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, verzocht om de huidige bewindvoerder, mevrouw [belanghebbende 1], te ontslaan en de heer [opvolgend bewindvoerder 1] als opvolgend bewindvoerder te benoemen. De rechtbank had dit verzoek afgewezen, waarop de appellante in hoger beroep ging. Tijdens de mondelinge behandeling op 24 augustus 2017 zijn verschillende betrokkenen gehoord, waaronder de appellante, de huidige bewindvoerder en de voorgestelde opvolgend bewindvoerders. De appellante voerde aan dat er gewichtige redenen waren voor het ontslag van de huidige bewindvoerder, waaronder het feit dat zij een vertrouwd persoon als bewindvoerder wenste en bezwaren had tegen de kosten van de huidige bewindvoerder. Het hof oordeelde dat er voldoende gewichtige redenen aanwezig waren om het verzoek van de appellante toe te wijzen. Het hof vernietigde de beschikking van de rechtbank en verleende met ingang van 1 november 2017 ontslag aan mevrouw [belanghebbende 1] als bewindvoerder, en benoemde de heer [opvolgend bewindvoerder 1] als opvolgend bewindvoerder. De beslissing werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH

Afdeling civiel recht
Uitspraak: 28 september 2017
Zaaknummer: 200.207.996/01
Zaaknummer eerste aanleg: 5248204 BM VERZ 16-3210
in de zaak in hoger beroep van:
[appellante],
wonende te [woonplaats] ,
appellante,
hierna te noemen: de rechthebbende,
advocaat: mr. M. Struik.
Als belanghebbenden worden aangemerkt:
  • mevrouw [belanghebbende 1] , de bewindvoerder (hierna: de bewindvoerder);
  • de heer [belanghebbende 2] , echtgenoot van de rechthebbende (hierna: de echtgenoot).

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst naar de beschikking van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht van 21 oktober 2016.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
Bij beroepschrift met producties, ingekomen ter griffie op 20 januari 2017, heeft de rechthebbende verzocht voormelde beschikking te vernietigen en - opnieuw rechtdoende - mevrouw [belanghebbende 1] te ontslaan als bewindvoerder en de heer [opvolgend bewindvoerder 1] te benoemen als opvolgend bewindvoerder, subsidiair mevrouw [opvolgend bewindvoerder 2] te benoemen als opvolgend bewindvoerder.
2.2.
Er is geen verweerschrift ingediend.
2.3.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 24 augustus 2017.
Bij die gelegenheid zijn gehoord:
  • de rechthebbende, bijgestaan door mr. Struik;
  • de bewindvoerder;
- de echtgenoot.
Als informanten zijn gehoord:
- de heer [opvolgend bewindvoerder 1] , de voormalige bewindvoerder van de rechthebbende, de primair beoogd bewindvoerder en tevens de huidige bewindvoerder van de echtgenoot (hierna: de voormalig bewindvoerder);
- mevrouw [opvolgend bewindvoerder 2] , de subsidiair beoogd bewindvoerder.
2.4.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van de inhoud van:
  • het proces-verbaal van de mondelinge behandeling in eerste aanleg op 28 september 2016;
  • het V2-formulier van mr. Struik, die zich heeft gesteld in plaats van mr. J. van Hulst;
  • de brief van de bewindvoerder d.d. 7 maart 2017.
2.5.
Op 28 oktober 2017 - derhalve na sluiting van de mondelinge behandeling - heeft mr. Struik - zoals ter zitting besproken - een brief aan het hof toegezonden, met daarvan een afschrift aan de bewindvoerder, met de volgende bijlagen:
  • een door de voormalig bewindvoerder ondertekende bereidverklaring;
  • een door mevrouw [opvolgend bewindvoerder 2] ondertekende bereidverklaring;
  • een door de voormalig bewindvoerder ondertekende intentieverklaring.

3.3. De beoordeling

3.1.
Bij beschikking van 28 juni 1990 is over de goederen die [appellante] als rechthebbende toebehoren of zullen toebehoren een bewind ingesteld.
3.2.
Bij beschikking van 22 juni 2016 is, voor zover in hoger beroep van belang, de voormalig bewindvoerder ontslagen en is de huidige bewindvoerder als opvolgend bewindvoerder benoemd.
Tegen deze beslissing is geen hoger beroep ingesteld.
3.3.
Bij de bestreden beschikking heeft de kantonrechter van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht - voor zover in hoger beroep van belang - het verzoek van de rechthebbende tot ontslag van de huidige bewindvoerder afgewezen.
3.4.
De rechthebbende kan zich met deze beslissing niet verenigen en zij is hiervan in hoger beroep gekomen.
3.5.
De rechthebbende voert in het beroepschrift, zoals aangevuld ter zitting - kort samengevat - het volgende aan.
Het hoger beroep ziet enkel op de afwijzing van het verzoek tot ontslag van de huidige bewindvoerder.
De rechtbank heeft ten onrechte geoordeeld dat er geen sprake is van gewichtige redenen om de huidige bewindvoerder te ontslaan.
Het is op de eerste plaats onwenselijk wanneer de vermogens van de rechthebbende en haar echtgenoot, die voor een groot deel gelijk zijn, onder bewind staan van twee verschillende bewindvoerders.
Op de tweede plaats hecht de rechthebbende er, gezien haar beperking, grote waarde aan dat haar bewindvoerder een voor haar bekend persoon is.
Op de derde plaats heeft de rechthebbende grote bezwaren tegen de hoogte van de kosten van de bewindvoerder. De vorige bewindvoerder heeft de bewindvoering altijd kosteloos uitgevoerd. Het gaat er niet om dat de rechthebbende in staat is om de kosten te dragen, maar het gaat erom dat de kosten die de rechthebbende kan uitsparen een gewichtige reden oplevert om tot ontslag van de huidige bewindvoerder over te gaan. Dit standpunt wordt ondersteund door de uitspraak van de rechtbank Maastricht van 24 mei 2005. Daarbij heeft te gelden dat het vermogen dat de rechthebbende heeft opgebouwd bedoeld is als pensioenvoorziening.
De rechthebbende verzoekt om de voormalige bewindvoerder als opvolgend bewindvoerder te benoemen. Dit is tevens de bewindvoerder van haar echtgenoot. Deze beoogde opvolgend bewindvoerder, de heer [opvolgend bewindvoerder 1] , is door zijn ziekte in het verleden weliswaar tekortgeschoten in de verplichting om tijdig rekening en verantwoording af te leggen, maar voor het overige heeft hij het bewind altijd goed uitgevoerd. Nu de ziekte inmiddels onder controle is, is er geen beletsel om hem wederom te benoemen.
Mochten er toch bezwaren zijn, dan verzoekt de rechthebbende om de echtgenote van de heer [opvolgend bewindvoerder 1] te benoemen als opvolgend bewindvoerder. Zij zal evenmin kosten in rekening brengen en kan probleemloos samenwerken met haar echtgenoot.
3.6.
De bewindvoerder voert ter zitting in hoger beroep - kort samengevat - het volgende aan.
De bewindvoerder heeft tot op heden geen rekening en verantwoording kunnen afleggen over de ontbrekende perioden (2009 tot heden). De bewindvoerder heeft enkel bankafschriften van de voormalig bewindvoerder ontvangen en voor het overige ontbreekt het haar aan stukken. De contacten met de rechthebbende lopen stroef, hetgeen ook door een kantoorgenoot tijdens het huisbezoek is ervaren. De rechthebbende heeft een groot vertrouwen in de voormalig bewindvoerder, die de broer en tevens de bewindvoerder van de echtgenoot van de rechthebbende is. De bewindvoerder en de voormalig bewindvoerder dienen samen te werken, maar deze samenwerkingsrelatie komt niet goed van de grond.
Voor zover de bewindvoerder in staat is om hierover een oordeel te geven, heeft zij geen onregelmatigheden aangetroffen die in het verleden hebben plaatsgevonden en zij ziet in die zin geen beletsel wanneer het bewind weer wordt opgepakt door de voormalig bewindvoerder. Hij is immers ook door de rechtbank geschikt bevonden om het bewind over de goederen van de echtgenoot uit te voeren en te blijven uitvoeren, hetgeen blijkt uit het feit dat een ontslagverzoek is afgewezen.
De bewindvoerder stelt zich eveneens op het standpunt dat het de voorkeur verdient dat er ten aanzien van de rechthebbende en haar echtgenoot één en dezelfde bewindvoerder wordt benoemd, waarbij de bewindvoerder van mening is dat de voorkeur dient uit te gaan naar een professioneel bewindvoerder. Zij refereert zich echter aan het oordeel van het hof en heeft er geen bezwaar tegen om als bewindvoerder terug te treden.
3.7.
Het hof komt tot de volgende beoordeling.
3.7.1.
Ingevolge artikel 1:448 lid 1 aanhef en sub e en lid 2 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de bewindvoerder door de kantonrechter ontslag worden verleend, hetzij op eigen verzoek, hetzij wegens gewichtige redenen of omdat hij niet meer voldoet aan de eisen om bewindvoerder te kunnen worden, zulks op verzoek van de medebewindvoerder of degene die gerechtigd is onderbewindstelling te verzoeken als bedoeld in artikel 1:432, eerste en tweede lid BW, dan wel ambtshalve.
3.7.2.
Het hof is van oordeel dat er voldoende gewichtige redenen aanwezig zijn om het verzoek van de rechthebbende tot ontslag van de bewindvoerder en herbenoeming van de voormalig bewindvoerder in te willigen en wel op de volgende gronden.
3.7.2.1. De rechthebbende heeft te kampen met een beperking en het is voor haar welzijn van belang dat de bewindvoerder een voor haar vertrouwd persoon is.
De samenwerking met de huidige bewindvoerder is niet tot stand gekomen, nu de rechthebbende hiertoe niet in staat is gebleken. De rechthebbende heeft een groot vertrouwen in haar zwager, de voormalig bewindvoerder. Hij is de broer van haar echtgenoot en is tevens al jarenlang de bewindvoerder van haar echtgenoot.
3.7.2.2. Het is daarnaast gebleken dat de rechthebbende en haar echtgenoot, op huwelijkse voorwaarden gehuwd, gemeenschappelijk vermogen hebben. Er is sprake van een gezamenlijke bankrekening en van een gezamenlijke woning, die voor 60% aan de rechthebbende toebehoort en voor 40% aan haar echtgenoot. De rechthebbende en haar echtgenoot voeren bovendien een gezamenlijke huishouding, zodat er sprake is van een vergaande mate van financiële verwevenheid.
De huidige bewindvoerder onderschrijft in haar brief aan het hof dat ‘
het voor het dossier en betrokkenen handig zou zijn als dezelfde bewindvoerder hun financiële belangen zou behartigen’.Ter zitting heeft de bewindvoerder verder uitdrukkelijk verklaard dat zij bereid is terug te treden voor een opvolgend bewindvoerder. Daarbij heeft zij verklaard dat, voor zover zij kan overzien, er geen onregelmatigheden hebben plaatsgevonden in de jaren dat de voormalig bewindvoerder het beheer over de financiën van de rechthebbende heeft uitgevoerd en er in zoverre geen bezwaren zijn om de voormalig bewindvoerder als opvolgend bewindvoerder te benoemen.
3.7.2.3. Het hof neemt voorts het volgende in overweging. De voormalig bewindvoerder is in het verleden wegens ziekte en afwezigheid als bewindvoerder van belanghebbende ontslagen; hij is in de ontslagprocedure niet verschenen en heeft tegen deze beslissing geen beroep ingesteld. Een ontslagverzoek tegen de voormalig bewindvoerder ten aanzien van het bewind van de echtgenoot van belanghebbende is door de rechtbank afzonderlijk behandeld. In die ontslagprocedure is de voormalig bewindvoerder destijds wel verschenen en is hij door de kantonrechter in de gelegenheid gesteld om over de ontbrekende jaren alsnog rekening en verantwoording af te leggen. Dit is inmiddels geschied en goedgekeurd, hetgeen ertoe heeft geleid dat hij nog steeds als bewindvoerder voor de echtgenoot optreedt.
Teneinde te bewerkstelligen dat er ten aanzien van de rechthebbende en haar echtgenoot één en dezelfde bewindvoerder wordt benoemd, ligt het thans in de rede, en ziet het hof geen beletselen, om de voormalig bewindvoerder opnieuw te benoemen. Ter zitting heeft hij zich hiertoe reeds bereid verklaard en inmiddels ligt er ook een door hem ondertekende bereidverklaring. De voormalig bewindvoerder - thans opvolgend bewindvoerder - heeft daarbij in een intentieverklaring uitdrukkelijk verklaard dat het aan de hand van de digitale bankafschriften mogelijk moet zijn en hij zichzelf in staat acht en zal inspannen om alsnog rekening en verantwoording af te leggen over de jaren 2009 t/m 2015.
3.8.
Op grond van het voorgaande zal het hof de beschikking waarvan beroep - voor zover aan het hof voorgelegd - vernietigen en het primaire verzoek van de rechthebbende alsnog toewijzen met ingang van de datum als in het dictum vermeld.
3.9.
Het hof gaat ervan uit dat rekening en verantwoording over de voorliggende jaren, voor zover nog niet gedaan, in gezamenlijk overleg door de thans ontslagen en de opvolgend bewindvoerder zal geschieden binnen een door de rechtbank nader vast te stellen termijn.

4.De beslissing

Het hof:
vernietigt de beschikking van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht van
21 oktober 2016, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen;
en in zoverre opnieuw rechtdoende:
verleent met ingang van 1 november 2017 aan mevrouw [belanghebbende 1] voornoemd ontslag als bewindvoerder over de goederen van [appellante] , geboren te [geboorteplaats] op
[geboortedatum] 1964, wonende aan de [adres 1] te [woonplaats] ( [postcode 1] );
benoemt met ingang van 1 november 2017 de heer [opvolgend bewindvoerder 1] , wonende aan de [adres 2] te [woonplaats] ( [postcode 2] ) tot opvolgend bewindvoerder;
verzoekt de griffier krachtens het bepaalde in artikel 1:391 BW een afschrift van deze uitspraak toe te zenden aan de griffier van de rechtbank te Limburg, zittingsplaats Maastricht, in verband met aantekening in het Curatele- en Bewindregister;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mrs. H. van Winkel, E.A.M. Scheij en M.L.F.J. Schyns en is in het openbaar uitgesproken op 28 september 2017 in tegenwoordigheid van mr. C.E.M. Geertsma-van Ooijen, griffier.