Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
1.[appellante 1] Beheer B.V.,
[appellante 2] Management B.V.,
1.De Maatschap [geïntimeerde 1] Notarissen,
[geïntimeerde 2] B.V.,
[geïntimeerde 3] Praktijk B.V.,
[geïntimeerde 4] Beheer B.V.,
1.Het verloop van de procedure
- het tussenarrest van 31 maart 2015, waarbij het hof Den Haag de zaak in de stand waarin deze zich toen bevond, heeft verwezen naar dit hof;
- de memorie van antwoord in principaal appel tevens memorie van grieven in incidenteel appel;
- de memorie van antwoord in incidenteel appel;
2. Het geding in eerste aanleg (bij de rechtbank Rotterdam zaaknr/rolnr. C/10/390777 / HA ZA 11-2085, bij de rechtbank Den Haag zaaknr/rolnr. C/09/445905 / HA ZA 13/736)
3.De gronden van het hoger beroep
4.De beoordeling
NPM Capital N.V. (…) hierna te noemen verkoper.
in Gestel Holding BV. Zulks onder de verplichting dat elke koper bij de overdracht op de aandelen een kapitaalstorting zal doen van € 330.000,-. Dus in totaal € 660.000,-, tevens zal koper Ir. [aandeelhouder/bestuurder appellante 2] of een door hem aan te wijzen vennootschap aan Gestel Holding BV een achtergestelde lening verstrekken groot € 330.000,- tegen een rentepercentage van 5%.
De continuïteit van een verzelfstandigd Gestel is geheel afhankelijk van het aantrekken van extra omzet. Besparingsmogelijkheden op korte termijn zijn beperkt aanwezig. Harde zekerheid voor de nieuwe omzet is moeilijk te geven, maar het realiteitsgehalte van nieuwe omzet is deels af te leiden uit de lopende prospects en hun huidige status. Een omzet ontwikkeling conform hetmid case scenario(…) achten wij vooralsnog reëel en het meest waarschijnlijk.
(…)
datde schuldenaar(noot hof: de Holding)
wegens op vijftien oktober tweeduizend acht ter leen ontvangen gelden van en mitsdien ten titel van geleende gelden schuldig is aan schuldeiser 1 (noot hof: [appellante 1] B.V.)
een bedrag groot Tweehonderdvijf Duizend Euro (€ 205.000,00) en aan schuldeiser 2(noot hof: [appellante 2] B.V.)
een bedrag groot Vijfhonderdvijfendertig Duizend Euro (€ 535.000,00);
dat de vorderingen van de schuldeisers zullen zijn achtergesteld bij de vordering die de ABN AMRO Bank N.V. (…) op schuldenaar heeft wegens ter leen verstrekte gelden;
(…)
) gevoerde gesprekken heb ik altijd begrepen, hetgeen volgens [aandeelhouder/bestuurder appellante 2] (noot hof: de heer [aandeelhouder/bestuurder appellante 2]
) ook het geval was, dat vervolgens delen van gemeld bedrag aan de dochters zouden worden uitgekeerd, waartoe alsdan leningsovereenkomsten moesten worden opgemaakt. Een opdracht om die leningsovereenkomsten te maken heb ik nooit gehad.
(…)
(…)
(…)
Aanvankelijk zouden wij op grond van de intentieverklaring een bedrag van € 1.000.000,- voor 2/3 deel in de vorm van een kapitaalstorting inbrengen en voor 1/3 deel in de vorm van een achtergestelde lening. (…) Wij dachten dat kapitaalstorting gelijk stond aan aandelenkapitaal. Vervolgens is er in de onderhandelingen met NPM en de bank uitgekomen dat de aandelen voor € 250.000,- van NPM gekocht zouden worden en dat een bedrag van € 740.000,- in de firma ingebracht moest worden. Met die opdracht zijn we naar [de Notaris] (noot hof: de Notaris
) gegaan en hebben we gevraagd om alles te regelen wat er geregeld moest worden. Hij moest dus in de eerste plaats akten opstellen, zodat de aandelen NPM zouden overgaan naar [aandeelhouder/bestuurder appellante 2] & [appellante 1] en in de tweede plaats moest hij ervoor zorgen dat het geld werd ingebracht bij het bedrijf. Daar hebben we bij verteld dat de bank had geeist dat die inbreng van geld achtergesteld diende te worden bij de lening die het bedrijf bij de bank had. (…) Overigens is daarbij niet gesproken over een faillissement of dat het financieel slecht zou gaan, want in mijn optiek was er sprake van een tijdelijk liquiditeitstekort, maar met de geldinbreng en de uitvoering van het plan dat ik ontwikkeld had zou het allemaal weer goedkomen, (…). We hebben niet specifiek gesproken over de dochtervennootschappen. Er werd door ons altijd gesproken over Gestel” als één geheel. Het begrip concernfinanciering is niet aan de orde gekomen. (…)
“(…) Ik heb concreet met [de Notaris] over Gestel gesproken (…) samen met de heer [appellante 1] ( [aandeelhouder/bestuurder appellante 1] ). Ik was bij mijn accountant geweest. Hem heb ik mijn idee voorgelegd voor de overname. Dat was kort gezegd dat [appellante 1] en ik elk € 330.000,- aan aandelenkapitaal in Gestel zouden nemen en dat ik een achtergestelde lening zou geven van nogmaals € 330.000,-. Wij zouden aandelen overnemen voor € 1,- van NPM. De accountant verwees mij door naar een notaris. Zo kwamen wij bij [de Notaris] terecht. Tegen [de Notaris] hebben we gezegd: “wij gaan een firma overnemen, wil je ons adviseren?” In mijn perceptie hebben wij [de Notaris] nooit een opdracht gegeven. (…) Het is een vriendenkring en je vraagt elkaar om advies. (…) Ik heb hem ongetwijfeld verteld over mijn gesprek met de accountant. U moet weten dat ik (...) toen niet besefte (…) dat we de aandelen toen al voor € 1,- hadden gekocht. Mijn idee was dat er een aandelenkapitaalinbreng moest komen en een achtergestelde lening. (…) Hij zei toen naar aanleiding van mijn verhaal:”ja, dat moet je heel anders doen”. Hij zei: “wat jij voorstelt is onhandig, alles kun je inbrengen als achtergestelde lening”. (…) [de Notaris] heeft mij toen niet gezegd dat ik al aandeelhouder was. Hij zei: “er hoeft geen aandelenkapitaal in en een achtergestelde lening heeft als voordeel dat deze gewoon kan worden afgelost”. (…) Daarmee was het probleem opgelost en toen hebben wij gezegd: “stel dan maar die achtergestelde lening op”. En daarmee was voor ons de kous af. U vraagt mij of wij met [de Notaris] hebben gesproken over het doel van de kredietverschaffing. Ik antwoord daarop dat dit een eis van de bank was, er moest geld bij en dat hebben wij zo met [de Notaris] besproken.
Ik heb (…) de heer [appellante 1] bij mij op kantoor gehad en hij heeft mij opdracht gegeven om een aandelenoverdracht te verzorgen aan hem en de heer [aandeelhouder/bestuurder appellante 2] en om een aandelenemissie te verzorgen. Hij vertelde mij dat hij aandelen wilde overnemen en dat de emissie noodzakelijk was voor de continuering van de financiering. De bank eiste daarom een aandelenemissie waardoor de heren [appellante 1] en [aandeelhouder/bestuurder appellante 2] een bedrag als eigen vermogen in de onderneming moesten storten. Ik heb toen anders geadviseerd. (…) Ik heb (…) een mail gezien van de bank waarin stond welk bedrag de heren [appellante 1] en [aandeelhouder/bestuurder appellante 2] moesten storten op de te emitteren aandelen. Meer stukken heb ik voor deze transactie niet gezien. (…) Ik heb wel mailverkeer gezien met de verkopende aandeelhouder NPM. Zij stelde als eis dat de aandelenoverdracht alleen mocht plaatsvinden als het in te brengen (toevoeging hof: kapitaal) door de beide heren in het eigen vermogen van de onderneming was gestort. In het eerste gesprek met de heer [appellante 1] heb ik hem geadviseerd om een achtergestelde lening af te sluiten in plaats van de aandelenemissie. De heer [appellante 1] heeft dit voorstel voorgelegd aan ABN AMRO en de bank ging hier volledig mee akkoord. Toen heb ik een conceptakte achtergestelde lening opgesteld. (…) Ik heb aan de heer [appellante 1] in het eerste gesprek medegedeeld dat het bezwaar tegen de emissie van aandelen was dat bij een eventuele deconfiture van het bedrijf hij zeker zijn geld kwijt was en dat er meerdere aandeelhouders waren die hun voorkeursrecht konden uitoefenen. (…)
heel anders” moest, acht het hof het aannemelijk dat [appellanten] zich tot de Notaris hebben gewend met de opdracht dat hij een akte ter zake een emissie van aandelen diende op te stellen (zoals [appellanten] overigens zelf in hun inleidende dagvaarding in nr. 8 hebben gesteld en hebben herhaald in nr. 15 memorie van grieven). Bezien in het licht van het feit dat sprake was van een overkoepelende gebeurtenis waarin [appellanten] al de aandelen in de Holding hadden gekocht en waarbij zij al afspraken hadden gemaakt met NPM en de Bank over een kapitaalinvestering in de Holding en het feit dat [appellanten] zich tot de Notaris hebben gewend met het concrete verzoek een aandelenemissie voor te bereiden, welke emissie slechts een onderdeel vormde van een reeds gesloten overeenkomst tussen [appellanten] , NPM en de Bank, heeft de Notaris geen zorgvuldigheidsnorm overtreden door alleen te wijzen op de mogelijkheid van een achtergestelde lening in plaats van die voorgenomen aandelenemissie, ter vermindering van het risico dat [appellanten] zouden lopen. Van belang is verder dat uit het over en weer gestelde niet valt af te leiden dat [appellanten] zich niet bewust waren van het risico dat zij liepen met een aandelenemissie zoals al was overeengekomen met NPM en de Bank vóórdat zij zich tot de Notaris wendden. Bezien vanuit het risico dat [appellanten] al liepen met de gemaakte afspraken, en waarvan de Notaris dus mocht veronderstellen dat [appellanten] zich daarvan bewust waren, hoefde van de Notaris niet meer te worden verwacht dan het voorstel zoals hij heeft gedaan. Het hof weegt hierbij mee dat de heer [appellante 1] al vanaf 1 januari 2007 enig statutair bestuurder van de Holding was (zie rov. 4.1 sub d). De Notaris mocht dus veronderstellen dat [appellanten] inzicht hadden in de economische en financiële mogelijkheden van het bedrijf. Indien wat dit betreft [appellanten] meer hadden gewild, zoals advies omtrent mogelijke zekerheden, hadden zij voldoende duidelijk daarom moeten vragen.