ECLI:NL:GHSHE:2017:4121

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
26 september 2017
Publicatiedatum
26 september 2017
Zaaknummer
200.212.017_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Terugbetaling van voorschotten op basis van overeenkomst zonder strijd met redelijkheid en billijkheid

In deze zaak, die voor het Gerechtshof 's-Hertogenbosch diende, gaat het om een hoger beroep van twee ondernemingen tegen een vennootschap. De ondernemingen, vertegenwoordigd door advocaat mr. R.W.J.L. Loonen, zijn in geschil met de vennootschap, vertegenwoordigd door advocaat mr. M.H.S. Verhoeven, over de terugbetaling van betaalde voorschotten op basis van een gesloten overeenkomst. De rechtbank Limburg had eerder in deze zaak een vonnis gewezen op 23 november 2016, waartegen de ondernemingen in hoger beroep gingen. De procedure kende een aantal belangrijke data, waaronder de dagvaarding in hoger beroep op 21 februari 2017 en een rolbeslissing van het hof op 16 mei 2017.

Tijdens de procedure heeft het hof vastgesteld dat de appellanten niet op de juiste wijze in het geding zijn verschenen en dat zij de kans om hun eerdere verzuim te herstellen niet binnen de door het hof gegeven termijn hebben benut. De appellanten stelden dat de rolbeslissing van de rolraadsheer definitief was en dat er geen rechtsmiddel openstond. Het hof oordeelde echter dat er sprake was van een evidente administratieve vergissing bij de verwerking van de stelberichten van de advocaat van de appellanten. Hierdoor was het hof van mening dat de appellanten op de juiste wijze in het geding hadden moeten verschijnen.

Het hof heeft uiteindelijk besloten om de zaak te verwijzen naar de rol voor memorie van grieven aan de zijde van de appellanten, waarbij iedere verdere beslissing werd aangehouden. Dit arrest is gewezen op 26 september 2017 door de rechters S.M.A.M. Venhuizen, O.G.H. Milar en P.P.M. Rousseau en in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Afdeling civiel recht
zaaknummer 200.212.017/01
arrest van 26 september 2017
in de zaak van

1.[onderneming 1] ,gevestigd te [vestigingsplaats] ,

2.
[onderneming 2],
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
appellanten,
advocaat: mr. R.W.J.L. Loonen te Heerlen,
tegen
[de vennootschap] ,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
geïntimeerde,
advocaat: mr. M.H.S. Verhoeven te Rotterdam,
als vervolg op de door het hof gegeven rolbeslissing van 16 mei 2017 in het hoger beroep van het door de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht onder zaaknummer C/03/216727 / HA ZA 16-86 gewezen vonnis van 23 november 2016 tussen onder anderen appellanten als gedaagden en geïntimeerde als eiseres.

1.Het verloop van de procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding in hoger beroep van 21 februari 2017;
  • het exploot van anticipatie van 1 maart 2017;
  • de rolbeslissing van 16 mei 2017;
  • de akte na rolbeslissing van geïntimeerde;
  • de antwoordakte van appellanten.
Het hof heeft daarna een datum voor arrest bepaald.

2.De beoordeling

2.1.
Bij genoemde rolbeslissing zijn partijen in de gelegenheid gesteld zich uit te laten over het voornemen van de rolraadsheer om appellanten alsnog de memorie van grieven te laten nemen.
2.2.
Geïntimeerde stelt zich in haar akte kort gezegd op het standpunt dat appellanten niet op de juiste wijze in het geding zijn verschenen, dat zij de kans om hun eerdere verzuim te herstellen niet binnen de daartoe door het hof gegeven termijn heeft gedaan en dat het appellanten daarom niet moet worden toegestaan om alsnog haar memorie van grieven te nemen. Geïntimeerde verzoekt het hof terug te komen van het in de rolbeslissing opgenomen voornemen en vraagt verwijzing naar de rol voor arrest.
2.3.
Appellanten menen primair dat de eerdere beslissing van de rolraadsheer waarbij het verstek is gezuiverd en aan appellanten de gelegenheid is geboden de memorie van grieven te nemen, een rolbeslissing is waartegen geen rechtsmiddel openstaat en definitief is. Subsidiair stellen appellanten dat het H-formulier van 27 maart 2017 betrekking had op het stellen van advocaat in twee procedures, dat het H-formulier kennelijk niet goed is gelezen en dat deze administratieve fout later is hersteld. Appellanten verzoeken een termijn te verlenen voor het indienen van de memorie van grieven en te beslissen op het verzoek tot voeging met de zaak met nummer 200.211.910/01.
2.4.
Vast staat dat mr. Loonen voor de rol van 28 maart 2017, de rol waartegen geïntimeerde appellant bij exploot van anticipatie van 1 maart 2017 vervroegd had opgeroepen, twee H2-formulieren (Stellen advocaat) heeft ingediend. Het eerste formulier op 27 maart 2017 waarbij mr. Loonen mededeelt zich te stellen namens [onderneming 1] , [onderneming 2] , [bestuurder 1] en [bestuurder 2] , wat betreft de eerste twee partijen als gevolg van de anticipatie, aldus de mededeling op het formulier. Verder verzoekt mr. Loonen onder het kopje "Rolinstructie" uitstel voor het indienen van de memorie van grieven respectievelijk memorie van antwoord.
Het tweede formulier dateert van 28 maart 2017. Mr. Loonen laat daarbij weten zich te stellen voor [bestuurder 1] en [bestuurder 2] en vraagt uitstel voor het nemen van de memorie van antwoord en voor zoveel nodig voeging met de zaak van [onderneming 1] en [onderneming 2] tegen [de vennootschap] Blijkens de mededelingen op deze formulieren was de wederpartij geïnformeerd, hetgeen ook blijkt uit het faxbericht met bijlagen van mr. Loonen van 11 mei 2017.
2.5.
Het hof is van oordeel dat het onvolledig verwerken van de stelberichten van mr. Loonen berust op een evidente, ook voor de wederpartij kenbare, administratieve vergissing. Op basis van de mededelingen op de H2-formulieren had op de rol – in ieder geval op basis van het formulier van 27 maart 2017 – moeten worden opgemerkt dat mr. Loonen zich in twee zaken wilde stellen en niet alleen in de zaak met nummer 200.211.910/01. Zeker gezien zijn verzoek om uitstel voor het indienen van de memorie van grieven respectievelijk memorie van antwoord, welk verzoek duidelijk naar twee procedures verwijst. Ten onrechte is dat op de rol niet onderkend. Omdat dit ook voor geïntimeerde duidelijk moet zijn geweest, is het hof van oordeel dat de nadien genomen beslissing om mr. Loonen toe te staan zich op de rol van 9 mei 2017 alsnog voor appellanten in deze zaak te stellen en appellanten een termijn te geven voor het nemen van de memorie van grieven op goede grond is genomen. Hetgeen geïntimeerde in haar akte na rolbeslissing naar voren brengt leidt niet tot een ander oordeel, omdat appellanten zonder de evidente administratieve vergissing van het hof op de juiste wijze in het geding zouden zijn verschenen. De zaak zal naar de rol worden verwezen voor memorie van grieven.
2.6.
Tot slot geldt voor het verzoek om voeging van deze zaak met de zaak met nummer 200.211.910/01 dat de zaken inmiddels administratief zijn gevoegd.

3.De uitspraak

Het hof:
verwijst de zaak naar de rol van 24 oktober 2017 voor memorie van grieven aan de zijde van appellanten;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. S.M.A.M. Venhuizen, O.G.H. Milar en P.P.M. Rousseau en in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 26 september 2017.
griffier rolraadsheer