Vast staat eveneens dat [appellant] via het instrument van de bijzondere bijstand reisvergoedingen heeft geclaimd voor reizen die hij nimmer heeft gemaakt. Het betreft hier in het bijzonder de door [appellant] begin 2017 geclaimde reizen van zijn woonplaats [woonplaats] naar zijn psycholoog in [plaats 1] , terwijl hij op dat moment, zoals ook door [appellant] uitdrukkelijk is erkend, bij zijn vriendin in [verblijfplaats] verbleef. Het hof hecht weinig waarde aan de stelling van [appellant] dat hij, door niet bij de gemeente te melden dat hij in [verblijfplaats] verbleef, feitelijk geen onterechte reiskosten heeft gedeclareerd omdat hij anders zijn bezoeken vanuit [verblijfplaats] aan zijn huisarts en apotheek in [plaats 5] had dienen te claimen. Wanneer de opgave van [appellant] van 19 april 2017 ter zake het op 23 mei 2017 door de Gemeente Peel en Maas toegekende verzoek (hierna verzoek 1) ter zake € 236,19 aan reiskosten nader wordt beschouwd, valt op dat de aantal keren dat de reis [woonplaats] – [plaats 5] wordt opgegeven tot en met eind april 2017 nagenoeg gelijk is aan de opgave van de aantal keren dat de reis [woonplaats] - [plaats 2] of [plaats 3] wordt opgegeven. Dit betekent dat aanpassing aan het juiste ( [verblijfplaats] ) vertrekadres in plaats van het door [appellant] gefingeerde vertrekadres ( [woonplaats] ) geen positief effect van duizend kilometer, zijnde qua vergoeding € 190,=, ten gunste van [appellant] veroorzaakt, hooguit een nagenoeg neutraal effect.
In de opgave van [appellant] van 21 juni 2017 ter zake van het op 30 juni 2017 door de Gemeente Peel en Maas toegekende verzoek (hierna verzoek 2) ter zake € 361,23 aan reiskosten wordt veertienmaal de reis [woonplaats] - [verblijfplaats] ad 135,8 km per keer vergoed, terwijl feitelijk slechts twee maal de reis in [verblijfplaats] had kunnen worden gevraagd, te weten die van de maand mei 2017 (voor zover [appellant] toen niet in [verblijfplaats] verbleef). Nu achteraf een vergoeding is gevraagd, namelijk pas na de door [appellant] erkende verpleegperiode tot en met april 2017, wist [appellant] toen zonder meer dat hij feitelijk in die verpleegperiode vanuit en in [verblijfplaats] had gereisd. Naar het oordeel van het hof moet dan ook worden aangenomen dat [appellant] in het kader van verzoek 2 meer dan 1600 km teveel heeft gedeclareerd. Ook indien hiervan de door [appellant] gestelde – doch niet gebleken – niet vergoede 1000 kilometer in het kader van verzoek 1 wordt afgetrokken, resteert nog zonder meer een substantieel aantal gefingeerde kilometers.
[appellant] heeft, door zijn verblijf bij zijn vriendin niet alleen voor de bewindvoerder, maar ook voor de gemeente te verzwijgen naar het oordeel van het hof fraude gepleegd, hetgeen hem door het hof zwaar wordt aangerekend, temeer nu een dergelijk handelen regelrecht indruist tegen de aard en het doel van de schuldsaneringsregeling en bovendien, nu het een declaratie via de bijzondere bijstand betreft, maatschappelijk bezien ook ronduit onaanvaardbaar te noemen is.