ECLI:NL:GHSHE:2017:408

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
7 februari 2017
Publicatiedatum
7 februari 2017
Zaaknummer
20-003958-15
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de rechtbank Oost-Brabant inzake belaging en bedreiging na echtscheiding

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 7 februari 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Oost-Brabant. De verdachte, geboren in 1961, was in hoger beroep gegaan tegen een eerdere veroordeling voor belaging en bedreiging van zijn ex-partner en dochter. De feiten vonden plaats na de echtscheiding en betroffen onder andere het stelselmatig inbreuk maken op de persoonlijke levenssfeer van de ex-partner en het bedreigen van zowel de ex-partner als de dochter met geweld. De advocaat-generaal had gevorderd dat het hof het vonnis van de rechtbank zou vernietigen en de verdachte zou veroordelen tot een gevangenisstraf van 90 dagen, waarvan 45 dagen voorwaardelijk, en een taakstraf van 180 uren. De verdediging pleitte voor vrijspraak van enkele ten laste gelegde feiten, maar het hof oordeelde dat de verdachte wel degelijk schuldig was aan de hem ten laste gelegde feiten. Het hof vernietigde het vonnis van de rechtbank en verklaarde de verdachte schuldig aan bedreiging en belaging, met inachtneming van de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 90 dagen, waarvan 45 dagen voorwaardelijk, en een taakstraf van 180 uren. Tevens werd de in beslag genomen hamer verbeurd verklaard.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer : 20-003958-15
Uitspraak : 7 februari 2017
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Oost-Brabant van 22 december 2015 in de in eerste aanleg gevoegde strafzaken, parketnummers 01-845396-15 en 01-081406-15, tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1961,
wonende te [adres] .
Hoger beroep
De verdachte heeft tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis van de rechtbank zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende, zal bewezen verklaren hetgeen aan verdachte is ten laste gelegd in de zaak met parketnummer 01/081406-15 en het in de zaak met parketnummer 01/845396-15 onder 1., 2., 3., 4., en 6. ten laste gelegde, en hem ter zake zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 90 dagen, met aftrek van voorarrest, waarvan 45 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren, alsmede tot een taakstraf van 180 uren, subsidiair 90 dagen hechtenis. De advocaat-generaal heeft voorts gevorderd dat de inbeslaggenomen hamer verbeurd zal worden verklaard.
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van onderdelen van het onder 01/081406-15 ten laste gelegde feit en van onderdelen van het in de zaak met parketnummer 01/845396-15 onder 1., 3. en 4. ten laste gelegde. De raadsman heeft voorts integrale vrijspraak bepleit van het onder 6. ten laste gelegde in de zaak met parketnummer 01/845396-15. Ten aanzien van het onder 2. ten laste gelegde (eveneens in de zaak met parketnummer 01/845396-15) heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van het hof. Voorts heeft de raadsman een strafmaatverweer gevoerd.
Ontvankelijkheid van het hoger beroep
Blijkens de inhoud van de ‘akte rechtsmiddel’ van 28 december 2015 is het hoger beroep namens de verdachte onbeperkt ingesteld. Het hoger beroep is naderhand niet beperkt door een partiële intrekking. Wel heeft de verdediging ter terechtzitting in hoger beroep medegedeeld dat het hoger beroep niet is gericht tegen de door de meervoudige kamer van de rechtbank gegeven vrijspraak van het in de zaak met parketnummer 01/845396-15 onder 5. ten laste gelegde feit.
Gelet op het bepaalde in artikel 404, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering staat er voor een verdachte geen hoger beroep open van een vrijspraak. Het hof zal derhalve, mede gelet op het bepaalde in artikel 407, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, de verdachte ten aanzien van het in de zaak met parketnummer 01/845396-15 onder 5. ten laste gelegde feit niet-ontvankelijk verklaren in zijn hoger beroep.
Al hetgeen hierna wordt overwogen heeft uitsluitend betrekking op dat gedeelte van het beroepen vonnis dat aan het oordeel van het hof is onderworpen.
Vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de eerste rechter.
Tenlastelegging
Aan verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg en voor zover nog aan de orde in hoger beroep - ten laste gelegd dat:
(in de zaak met parketnummer 01-845396-15)
1.
hij op één of meer tijdstippen op of omstreeks 28 april 2015 te Cuijk en/of Grave, althans in Nederland, [zijn ex-partner] en/of [zijn dochter] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft hij, verdachte, (telkens) opzettelijk dreigend voornoemde [dochter]
- een hamer, althans een zwaar en/of groot voorwerp getoond en/of voorgehouden en/of met voornoemde hamer zwaaiende bewegingen gemaakt en/of
- ( vervolgens/daarbij) meermalen (telefonisch) de woorden toegevoegd: "Ik lynch je moeder. Ik maak haar af. Je woont hier vanavond nog alleen met dat kankerbroertje van je" en/of "Als ik je moeder niet vind dan pak ik jou" en/of "Ik maak je kapot" en/of "Ik werk haar bij met een hamer" en/of dat zijn aanstaande ex eerder zou komen te overlijden dan haar eigen moeder, althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking en welke woorden kenbaar zijn gemaakt aan voornoemde [ex-partner] ;
2.
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 27 april 2015 tot en met 1 mei 2015 te Grave en/of Velp, althans in Nederland, wederrechtelijk stelselmatig (telkens) opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [zijn ex-partner] , in elk geval van een ander, met het oogmerk die [ex-partner] , in elk geval die ander te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen, door
- voornoemde [ex-partner] meermalen, althans veelvuldig, te bellen en/of
- voornoemde [ex-partner] meermalen, althans veelvuldig, te achtervolgen en/of op te zoeken en/of
- meermalen, althans veelvuldig, (bedreigende) sms-berichten naar die [ex-partner] te sturen;
3.
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 9 mei 2015 tot en met 22 juli 2015 te Grave en/of Velp, althans in Nederland, (telkens) opzettelijk heeft gehandeld in strijd met de gedragsaanwijzing gegeven krachtens artikel 509hh, eerste lid, onderdeel b van het Wetboek van Strafvordering, te weten de gedragsaanwijzing d.d. 4 mei 2015, gegeven door de officier van justitie te Oost-Brabant, immers heeft hij, verdachte, (zich) opzettelijk
- begeven en/of opgehouden in de straat [straatnaam] in de gemeente Grave en/of
- contact gezocht middels telefoon en/of sms-berichten en/of whatsapp-berichten en/of direct persoonlijk contact met [zijn ex-partner] ;
4.
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 9 mei 2015 tot en met 22 juli 2015 te Grave en/of Velp, althans in Nederland, wederrechtelijk stelselmatig (telkens) opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [zijn ex-partner] , in elk geval van een ander, met het oogmerk die [ex-partner] , in elk geval die ander, te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen, door
- meermalen, althans veelvuldig, naar de woning van die [ex-partner] te gaan, althans zich in de nabijheid van de woning van die [ex-partner] te begeven en/of
- voornoemde [ex-partner] meermalen, althans veelvuldig, te achtervolgen en/of
- meermalen, althans veelvuldig, (bedreigende) sms-berichten naar die [ex-partner] te sturen en/of
- meermalen, althans veelvuldig, whatsapp-berichten naar die [ex-partner] te sturen;
6.
hij op één of meer tijdstippen op of omstreeks 22 mei 2015 te Grave en/of Velp en/of Overlangel, althans in Nederland, als bestuurder van een voertuig (personenauto), daarmee rijdende op de weg, [straatnaam] en/of [straatnaam] en/of [straatnaam] en/of [straatnaam] en/of [straatnaam] , (telkens) met een (te) hoge snelheid,
- verschillende verkeersdrempels heeft genomen/is overgegaan en/of
- fietsers en/of voetgangers heeft genegeerd en/of
- met zijn, verdachtes, auto tussen, althans op korte afstand (van), twee fietsers heeft gereden en/of
- een bromfietser heeft genegeerd en/of
- zonder te remmen en/of vaart te minderen overige fietsers en voertuigen is gepasseerd,
door welke gedraging(en) van hem, verdachte, gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd;
(in de zaak met parketnummer 01-081406-15)hij op een of meerdere tijdstippen gelegen in of omstreeks de periode van 25 tot en met 27 april 2015 te Grave [zijn ex-partner] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft hij, verdachte, toen daar opzettelijk dreigend die [ex-partner] sms-berichten en/of WhatsApp-berichten gestuurd met daarin de tekst(en):
- " Ga wel zitten als ik je zus afslacht" en/of
- " Trek dat wijf de strot open" en/of
- " Wacht op je trek je bek los" en/of
- " Ik wacht je op pak je bij je strot weet je trek je haren uit de kop" en/of
- " schop je over de straat" en/of
- " eerst schop ik jou in de vernieling".
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Partiële vrijspraken
(ter zake van het in de in de zaak met parketnummer 01-845396-15 onder 1. ten laste gelegde:)
Het hof overweegt dat voor een veroordeling ter zake van bedreiging onder meer is vereist dat de bedreigde daadwerkelijk op de hoogte is geraakt van de bedreiging waarna het delict is voltooid. Het hof is van oordeel dat uit de voorhanden bewijsmiddelen niet is af te leiden dat de bedreiging aan het adres van [zijn ex-partner] (door verdachte mondeling geuit in bijzijn van [zijn dochter] op 28 april 2015) ter kennis van die [ex-partner] is gekomen. Het hof zal verdachte daarom vrijspreken van de onder 1. ten laste gelegde bedreiging van [zijn ex-partner] .
(ter zake van het in de in de zaak met parketnummer 01-845396-15 onder 3. en 4. ten laste gelegde:)
Met de verdediging stelt het hof vast dat uit de voorhanden bewijsmiddelen niet blijkt van strafbare handelingen van verdachte ná 22 mei 2015, zijnde de dag waarop verdachte in voorlopige hechtenis is genomen. Het hof zal verdachte dan ook vrijspreken van de onder 3. en 4. ten laste gelegde feiten voor zover het betreft de periode ná 22 mei 2015.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het in de zaak met parketnummer 01-845396-15 onder 1., 2., 3., 4., en 6. en het in de zaak met parketnummer 01-081406-15 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
(in de zaak met parketnummer 01-845396-15)
1.
hij op 28 april 2015 te Grave, [zijn dochter] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft hij, verdachte, opzettelijk dreigend voornoemde [dochter]
- een hamer getoond en voorgehouden en met voornoemde hamer zwaaiende bewegingen gemaakt en
- ( vervolgens) de woorden toegevoegd: "Ik lynch je moeder. Ik maak haar af. Je woont hier vanavond nog alleen met dat kankerbroertje van je" en "Als ik je moeder niet vind dan pak ik jou" en "Ik maak je kapot" en "Ik werk haar bij met een hamer" en dat zijn aanstaande ex eerder zou komen te overlijden dan haar eigen moeder, althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
2.
hij op tijdstippen in de periode van 27 april 2015 tot en met 1 mei 2015 te Grave en Velp, wederrechtelijk stelselmatig (telkens) opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [zijn ex-partner] , met het oogmerk die [ex-partner] te dwingen iets te doen, te dulden en vrees aan te jagen, door
- voornoemde [ex-partner] veelvuldig te bellen en
- voornoemde [ex-partner] meermalen te achtervolgen en op te zoeken en
- meermalen sms-berichten naar die [ex-partner] te sturen;
3.
hij op tijdstippen in de periode van 9 mei 2015 tot en met 22 mei 2015 te Grave en Velp, (telkens) opzettelijk heeft gehandeld in strijd met de gedragsaanwijzing gegeven krachtens artikel 509hh, eerste lid, onderdeel b van het Wetboek van Strafvordering, te weten de gedragsaanwijzing d.d. 4 mei 2015, gegeven door de officier van justitie te Oost-Brabant, immers heeft hij, verdachte, (zich) opzettelijk
- begeven en opgehouden in de straat [straatnaam] in de gemeente Grave en
- contact gezocht met [zijn ex-partner] middels telefoon en sms-berichten en whatsapp-berichten;
4.
hij op tijdstippen in de periode van 9 mei 2015 tot en met 22 mei 2015 te Grave en Velp, wederrechtelijk stelselmatig (telkens) opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [zijn ex-partner] , met het oogmerk die [ex-partner] te dwingen iets te doen, te dulden en vrees aan te jagen, door
- meermalen zich in de nabijheid van de woning van die [ex-partner] te begeven en
- voornoemde [ex-partner] te achtervolgen en
- veelvuldig, (bedreigende) sms-berichten naar die [ex-partner] te sturen en
- veelvuldig, whatsapp-berichten naar die [ex-partner] te sturen;
6.
hij op omstreeks 22 mei 2015 te Grave en Velp en Overlangel, als bestuurder van een voertuig (personenauto), daarmee rijdende op de weg, [straatnaam] en [straatnaam] en [straatnaam] en [straatnaam] , (telkens) met een (te) hoge snelheid,
- verschillende verkeersdrempels heeft genomen/is overgegaan en
- fietsers en voetgangers heeft genegeerd en
- met zijn, verdachtes, auto tussen, twee fietsers heeft gereden en
- een bromfietser heeft genegeerd en
- zonder te remmen en vaart te minderen overige fietsers en voertuigen is gepasseerd,
door welke gedragingen van hem, verdachte, gevaar op die weg kon worden veroorzaakt, en het verkeer op die weg kon worden gehinderd;
(in de zaak met parketnummer 01-081406-15)hij op tijdstippen gelegen in de periode van 25 tot en met 27 april 2015 te Grave [zijn ex-partner] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft hij, verdachte, toen daar opzettelijk dreigend die [ex-partner] sms-berichten en WhatsApp-berichten gestuurd met daarin de tekst(en):
- " Ga wel zitten als ik je zus afslacht" en
- " Trek dat wijf de strot open" en
- " Wacht op je trek je bek los" en
- " Ik wacht je op pak je bij je strot weet je trek je haren uit de kop" en
- " schop je over de straat" en
- " eerst schop ik jou in de vernieling ".
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Door het hof gebruikte bewijsmiddelen
Indien tegen dit verkorte arrest beroep in cassatie wordt ingesteld, worden de door het hof gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het arrest. Deze aanvulling wordt dan aan het arrest gehecht.
Bijzondere overwegingen omtrent het bewijs
De beslissing dat het bewezen verklaarde door de verdachte is begaan berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang beschouwd.
Elk bewijsmiddel wordt - ook in zijn onderdelen - slechts gebruikt tot bewijs van dat bewezen verklaarde feit, of die bewezen verklaarde feiten, waarop het, blijkens zijn inhoud, betrekking heeft.
Ten behoeve van de leesbaarheid van het arrest zal het hof de gevoerde verweren hierna per feit bespreken.
Ten aanzien van het in de zaak met parketnummer 01-845396-15 onder 1. bewezen verklaarde feit.
De raadsman heeft bepleit dat verdachte zal worden vrijgesproken van de onder 1. ten laste gelegde bedreiging van [zijn dochter] . Daartoe heeft hij - kort en zakelijk weergegeven - aangevoerd dat een bewezenverklaring ter zake van bedreiging van [zijn dochter] niet mogelijk is vanwege de omstandigheid dat de geuite woorden niet gericht waren tegen [zijn dochter] , maar tegen [zijn ex-partner] .
Het hof overweegt het volgende.
Op 28 april 2015 deed de [dochter] , aangifte, mede [ex-partner] . Zij verklaarde in haar aangifte (dossierpagina 62-63) en in haar aanvullende verklaring (dossierpagina 64-65) dat zij verdachte voor haar woning trof en dat hij met een hamer heeft gezwaaid terwijl hij de ten laste gelegde bewoordingen uitte. Ook [getuige] , een vriendin van [dochter] , die samen was met [dochter] ten tijde van dit incident, verklaarde (dossierpagina 69-70) dat verdachte tegen [zijn dochter] riep dat hij de hamer zou gaan gebruiken om haar moeder af te maken en dat hij haar moeder zou gaan lynchen. Toen [dochter] hierop reageerde, draaide verdachte helemaal door. Verdachte pakte (hierbij) de hamer weer en riep naar [zijn dochter] dat hij haar ook kapot zou maken, aldus nog steeds [getuige] . Aangeefster verklaarde verder over dit incident: “Ik heb het gevoel dat mijn vader aan het doordraaien is en in alle staten is en zijn bedreigingen ten uitvoer gaat brengen” en “Ik voelde mij bedreigd door mijn vader”.
Het hof overweegt dat voor bewezenverklaring ter zake van bedreiging in de zin van het Wetboek van Strafrecht is vereist dat de bedreiging van dien aard is en onder zodanige omstandigheden is geschied dat bij de bedreigde de redelijke vrees kon ontstaan dat het misdrijf waarmee werd gedreigd, daadwerkelijk ten uitvoer zou worden gelegd. Uit de bewijsmiddelen, zoals hiervoor kort weergegeven, leidt het hof af dat verdachte zeer boos was toen hij de bedreigende woorden uitte en dat hij daarbij met een hamer zwaaide in de richting van de bedreigde. Daarmee is naar het oordeel van het hof sprake van dusdanige omstandigheden dat bij [dochter] de redelijke vrees kont ontstaan dat verdachte zijn bedreigingen daadwerkelijk ten uitvoer zou leggen.
Dat de bedreigende woorden die verdachte heeft jegens [zijn dochter] heeft geuit niet (alle) betrekking hadden op [dochter] , maar ook op haar moeder, [ex-partner] , doet aan dit oordeel niet af. Naar het oordeel van het hof is de persoonlijke vrijheid van [dochter] , het door artikel 285 van het Wetboek van Strafrecht beschermde rechtsbelang, óók - en in een vergelijkbare mate als door de bedreigingen die op [dochter] zelf betrekking hebben - aangetast door de bewoordingen die gericht zijn op het leven dan wel de gezondheid van de moeder van [zijn dochter] .
Het verweer wordt derhalve verworpen.
Ten aanzien van het in de zaak met parketnummer 01-845396-15 onder 6. bewezen verklaarde feit.
De raadsman heeft bepleit dat verdachte zal worden vrijgesproken van de ten laste gelegde overtreding van artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994. Aan dat standpunt heeft de raadsman ten grondslag gelegd:
dat verdachte weliswaar zo hard heeft gereden als hij kon, maar dat daarmee nog niet is bewezen dat zijn rijgedrag gevaar op de weg heeft veroorzaakt; en
dat de verbalisanten in hun proces-verbaal van bevindingen de waarnemingen hebben overdreven, gelet op hun bijzondere positie na een in de richting van verdachte gelost schot.
Het hof overweegt het volgende.
ad a)
Artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994 luidt: “Het is een ieder verboden zich zodanig te gedragen dat gevaar op de weg wordt veroorzaakt of kan worden veroorzaakt of dat het verkeer op de weg wordt gehinderd of kan worden gehinderd.” Voor bewezenverklaring van dit feit is derhalve niet vereist dat het gevaar op de weg zich daadwerkelijk heeft gerealiseerd. Het plegen van gevaar zettende handelingen is voor bewezenverklaring voldoende. Uit de bewijsmiddelen leidt het hof af dat verdachte die gevaar zettende handelingen heeft gepleegd.
Het verweer wordt in zoverre verworpen.
ad b)
De bewezenverklaring van het onder 6. ten laste gelegde feit grondt het hof op het proces-verbaal van bevindingen van [verbalisant 1] (dossierpagina 130-131) en het proces-verbaal van bevindingen van [verbalisant 2] (dossierpagina 132-133). Genoemde processen-verbaal worden ondersteund door de verklaringen van de getuigen [getuige X] (dossierpagina 134-135). [getuige Y] (dossierpagina 137-138). Verdachte verklaarde voorts zelf (dossierpagina 169) dat hij zo hard heeft gereden als zijn auto kon en dat hij continu auto’s moest inhalen om de politieauto voor te blijven. Ter zitting in eerste aanleg verklaarde verdachte dat hij minimaal 90 kilometer per uur heeft gereden. In hoger beroep verklaarde verdachte dat hij 120 kilometer per uur heeft gereden.
Gelet op de verklaringen van verdachte zelf en de verklaringen van de getuigen [getuige X] en [getuige Y] , die de waarnemingen van de verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] ondersteunen en bevestigen, acht het hof de processen-verbaal van verbindingen van de verbalisanten geloofwaardig en bruikbaar voor het bewijs dat verdachte de ten laste gelegde gevaar zettende handelingen heeft gepleegd. Het verweer van de verdediging wordt ook op dit onderdeel verworpen.
Het verweer van de verdediging op dit punt wordt aldus verworpen.
Ten aanzien van het in de zaak met parketnummer 01-081406-15 bewezen verklaarde feit
De raadsman heeft bepleit dat verdachte van de onderdelen "Ga wel zitten als ik je zus afslacht" en "Trek dat wijf de strot open" moet worden vrijgesproken. Daartoe heeft de raadsman - kort weergegeven - aangevoerd dat deze woorden betrekking hebben op een ander dan degene jegens wie ze zijn geuit.
Het hof overweegt ter zake - zoals hiervoor ten aanzien van het in de zaak met parketnummer 01-845396-15 onder 1. ten laste gelegde feit is overwogen - dat de persoonlijke vrijheid, het door artikel 285 van het Wetboek van Strafrecht beschermde rechtsbelang, van [ex-partner] óók is aangetast door de bewoordingen voor zover die zijn gericht op het leven dan wel de gezondheid van een ander dan [ex-partner] zelf.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het in de zaak met parketnummer 01-845396-15 onder 1. en in de zaak met parketnummer 01-081406-15 bewezen verklaarde levert telkens op:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling.
Het in de zaak met parketnummer 01-845396-15 onder 2. en onder 4. bewezen verklaarde levert telkens op:

belaging.

Het in de zaak met parketnummer 01-845396-15 onder 3. bewezen verklaarde levert op:
opzettelijk niet voldoen aan een gedragsaanwijzing, krachtens wettelijk voorschrift gedaan door een ambtenaar met de uitoefening van enig toezicht belast, meermalen gepleegd.
Het in de zaak met parketnummer 01-845396-15 onder 6. bewezen verklaarde levert op:

overtreding van artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten.
De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezen verklaarde.
Op te leggen straf of maatregel
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Het hof acht ten laste van verdachte (onder 1.) bewezen dat hij zijn dochter heeft bedreigd door haar bedreigende woorden toe te voegen en haar een hamer te tonen en daarmee te zwaaien. Verdachte heeft voorts zijn [ex-partner] in een periode van in totaal circa drie weken gestalkt door haar veelvuldig te bellen, te sms’en, te WhatsAppen, haar op te zoeken, en haar te achtervolgen (bewezen verklaarde feiten 2. en 4.). Dit zelfs nadat hem een gedragsaanwijzing was gegeven door de officier van justitie. De overtreding van die gedragsaanwijzing acht het hof eveneens bewezen (onder 3.). Ook is bewezen dat verdachte zijn ex-vrouw heeft bedreigd door haar bedreigende sms’jes en WhatsApp-berichten te sturen (onder parketnummer 01-845396-15).
Verdachte heeft door het onder 3. en 4. bewezen verklaarde op kwalijke wijze een ernstige inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van zijn ex-vrouw. Verdachte heeft hierbij tevens de onder 3. bewezen verklaarde gedragsaanwijzing overtreden, door - nadat hij reeds was aangehouden ter zake belaging en hem een straat- en contactverbod was opgelegd door de officier van justitie - wederom en in strijd met de aanwijzing contact te zoeken met zijn ex-vrouw. Belaging is een delict dat rechtstreeks raakt aan de privacy en het welbevinden van de belaagde en levert daardoor forse psychische belasting, zo is algemeen bekend. Uit het dossier blijkt ook dat [ex-partner] zich zeer onveilig heeft gevoeld en erg bang is geweest. Verdachte heeft haar niet alleen thuis maar ook op haar werk opgezocht en gebeld, hetgeen gevoelens van schaamte heeft gewekt bij het slachtoffer. Uiteindelijk heeft de politie vanwege de bedreigingen en de stalking door verdachte een alarmsysteem ter beschikking gesteld aan het [ex-partner].
Naast de stalking en bedreiging van zijn ex-vrouw heeft verdachte ook zijn dochter bedreigd en heeft daarmee haar persoonlijke vrijheid aangetast.
Bij een poging om aan zijn aanhouding ter zake de hiervoor genoemde feiten op 22 mei 2015 te ontkomen heeft verdachte ten slotte artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994 overtreden. Het hof houdt rekening met de omstandigheid dat verdachte hiermee de verkeersveiligheid in gevaar kon brengen en het verkeer op die weg kon worden gehinderd.
Ten aanzien van de persoon van de verdachte heeft het hof gelet op hetgeen blijkt uit het hem betreffende uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 17 januari 2017: verdachte is na de bewezen verklaarde feiten wederom (onherroepelijk) veroordeeld ter zake bedreiging. Ook heeft het hof gelet op hetgeen overigens omtrent de persoonlijke omstandigheden van verdachte ter terechtzitting in hoger beroep is gebleken.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof gebleken dat de achtergrond van de bewezen verklaarde feiten - kort gezegd - was dat verdachte de echtscheiding van hem en zijn ex-partner niet kon verkroppen. Verdachte verklaarde daarover zelf onder meer dat hij ‘helemaal gek werd’ van frustratie. Alhoewel de frustratie van verdachte begrijpelijk is, doet dit niets af aan de ernst van de feiten. Gelet daarop is het hof van oordeel dat niet kan worden volstaan met oplegging van uitsluitend een gevangenisstraf voor de duur van 45 dagen met aftrek van voorarrest, zoals door de verdediging bepleit.
Alhoewel het hof komt tot een bewezenverklaring van minder feiten dan waarvan in de vordering van de advocaat-generaal is uitgegaan, nu het hof de in de zaak met parketnummer 01-845396-15 onder 1. tevens ten laste gelegde bedreiging van [ex-partner] niet bewezen acht en voor wat betreft de periode van de onder 3. en 4. ten laste gelegde feiten uitgaat van een kortere periode, acht het hof toch een straf, gelijk aan die welke door de advocaat-generaal is gevorderd en die door de rechtbank is opgelegd, passend en geboden. Daarbij is rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde in de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals die onder meer tot uitdrukking komt in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Samengevat: het hof zal verdachte veroordelen tot eenzelfde straf als door de rechtbank is opgelegd. Met oplegging van een (gedeeltelijk) voorwaardelijke straf wordt enerzijds de ernst van het bewezen verklaarde tot uitdrukking gebracht en wordt anderzijds de strafoplegging dienstbaar gemaakt aan het voorkomen van nieuwe strafbare feiten. In het bijzonder in aanmerking genomen de uit het uittreksel uit de Justitiële Documentatie van verdachte blijkende omstandigheden, is het hof van oordeel dat een gedeeltelijk voorwaardelijke straf geboden is.
Beslag
Het hierna te noemen in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerp, volgens opgave van verdachte aan hem toebehorend, is vatbaar voor verbeurdverklaring, nu het een voorwerp is met behulp waarvan het in de zaak met parketnummer 01-845396-15 onder 1. bewezen verklaarde is begaan.
Het hof heeft hierbij rekening gehouden met de draagkracht van verdachte, voor zover daarvan uit het onderzoek is gebleken.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 23, 24, 24c, 33, 33a, 57, 62, 63, 184, 285 en 285b van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 5 en 177 van de Wegenverkeerswet 1994, zoals deze luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover gericht tegen de beslissing ter zake van het in de zaak met parketnummer 01-845396-15 onder 5. ten laste gelegde.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep - voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen - en doet opnieuw recht.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 01-845396-15 onder 1., 2., 3., 4. en 6. en het in de zaak met parketnummer 01-081406-15 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
(ten aanzien van het in de zaak met parketnummer 01-845396-15 onder 1., 2., 3., en 4. en het in de zaak met parketnummer 01-081406-15 bewezen verklaarde)
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
90 (negentig) dagen.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
45 (vijfenveertig) dagen, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
180 (honderdtachtig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
90 (negentig) dagen hechtenis.
(ten aanzien van het in de zaak met parketnummer 01-845396-15 onder 6. bewezen verklaarde)
Veroordeelt de verdachte tot een
geldboetevan
€ 450,00 (vierhonderdvijftig euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
9 (negen) dagen hechtenis.
Verklaart verbeurdhet in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten:
hamer.
Aldus gewezen door
mr. S. Riemens, voorzitter,
mr. W.E.C.A. Valkenburg en mr. E.W.M. Stokman, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. R. Dieleman-Dieleman, griffier,
en op 7 februari 2017 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. Stokman is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.