3.1.Tussen partijen staat als enerzijds gesteld en anderzijds erkend dan wel niet of onvoldoende gemotiveerd weersproken, gelet ook op de in zoverre niet betwiste inhoud van de in het geding gebrachte producties, het volgende vast.
a. Projects houdt zich onder meer bezig met de groothandel in vis, met de verhuur en groothandel in pleziervaartuigen en registergoederen en met de inkoop, verkoop en verhuur van roerende en onroerende zaken.
Holding is enig bestuurder en aandeelhouder van Projects. Enig bestuurder en eigenaar van Holding is [appellant 1] .
Bij beschikking van 18 april 2016 van de kantonrechter van de rechtbank Noord-Holland, locatie Zaanstad, in afwachting van de uitkomst van nader medisch onderzoek naar de gezondheid van [appellant 1] , is [voormalig provisioneel bewindvoerder] q.q. benoemd tot provisioneel bewindvoerder over de goederen van [appellant 1] . Daarbij zijn aan [voormalig provisioneel bewindvoerder] q.q. alle bevoegdheden toegekend die een curator krachtens de wet heeft.
Vanaf 29 juni 2016 is [voormalig provisioneel bewindvoerder] q.q. gedurende enige tijd bestuurder van Holding geweest. [appellant 1] is op 14 juli 2016 geschorst als bestuurder van Holding.
Bij beschikking van 2 mei 2017 van de kantonrechter van de rechtbank Noord-Holland, locatie Zaanstad, is het verzoek van [derde 1] en [derde 2] strekkende tot ondercuratelestelling, althans onderbewindstelling, van [appellant 1] afgewezen. Het gevolg is dat [voormalig provisioneel bewindvoerder] q.q. vanaf 3 mei 2017 geen provisioneel bewindvoerder meer is en dat [appellant 1] wederom zelfstandig bevoegd is. [voormalig provisioneel bewindvoerder] q.q. is op 3 mei 2017 ontslagen als bestuurder van Holding, terwijl de schorsing van [appellant 1] als bestuurder van Holding is opgeheven.
Vanwege onenigheid met zijn echtgenote en kinderen heeft [appellant 1] vanaf begin 2016 enige tijd niet thuis gewoond. Hij heeft gedurende enige tijd onderdak gekregen bij de vader van [geïntimeerde] .
[geïntimeerde] is ondernemer. Hij is bestuurder van de [Group] Group, bestaande uit meerdere vennootschappen en ondernemingen.
Op 10 maart 2016 heeft [geïntimeerde] een e-mailbericht gestuurd naar zijn vader, waarin hij voorstelt om samen met [appellant 1] een vennootschap op te richten die de zeeschepen [schip 1] en [schip 2] van [Group] koopt voor een bedrag van € 6,5 miljoen per stuk. De vader van [geïntimeerde] heeft het voorstel doorgestuurd naar [appellant 1] . [appellant 1] is op dit voorstel ingegaan. Vervolgens heeft [geïntimeerde] [appellant 1] gevraagd om alvast een bedrag van € 1 miljoen over te maken naar [BV] BV (hierna [BV] ). Op 11 maart 2006 heeft Holding een bedrag van € 1 miljoen op de bankrekening van [BV] gestort.
i. Op 15 juli 2016 zijn [geïntimeerde] , de vader van [geïntimeerde] , [BV] en de directeur van [BV] door [voormalig provisioneel bewindvoerder] q.q. gedagvaard voor de rechtbank Zeeland-West-Brabant. Inzet van die procedure is de terugbetaling van het door Holding gestorte bedrag van € 1 miljoen onder [BV] . [voormalig provisioneel bewindvoerder] q.q. stelt in die procedure dat de overeenkomst door [appellant 1] is aangegaan onder invloed van dwaling, dat de overeenkomst niet is nagekomen door [geïntimeerde] en dat [BV] onrechtmatig heeft gehandeld door het aan haar betaalde bedrag van € 1 miljoen door te storten naar [Group] .
Bij verzoekschrift van 14 december 2016 hebben [voormalig provisioneel bewindvoerder] q.q., Holding en Projects verlof gevraagd aan de voorzieningenrechter van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Breda, om conservatoir derdenbeslag te mogen leggen onder de [bank] en enkele notarissen, zulks ten laste van [geïntimeerde] . Het verlof is verleend op 14 december 2016. De conservatoire beslagen zijn gelegd op 14 en 15 december 2016.