6.1.In overweging 2 heeft de kantonrechter vastgesteld van welke feiten in dit geschil wordt uitgegaan. De door de kantonrechter vastgestelde feiten, voor zover die niet zijn betwist, vormen ook in hoger beroep het uitgangspunt. Voorts staan nog enkele andere feiten, als enerzijds gesteld en anderzijds niet betwist, tussen partijen vast. Het hof zal hierna een overzicht geven van deze relevante feiten.
a. [geïntimeerde] en [appellanten] zijn op 20 juni 2012 een huurovereenkomst aangegaan met betrekking tot de woning gelegen [adres] te ( [postcode] ) [plaats] (hierna: de woning).
b. De huurovereenkomst is tot stand gekomen in het kader van het 'Moeilijk Plaats-baren’ traject (hierna: MP-traject), waarin de gemeenschappelijke gezondheidsdienst [GGD] (hierna: GGD [GGD] ), hulpverlenende instanties en woningcorporaties samenwerken, teneinde tot een hulpverleningstraject te komen voor (toekomstige) huurders met woonproblematiek.
c. [appellanten] hebben hun medewerking aan het MP-traject toegezegd en met verhuizing ingestemd, nadat [geïntimeerde] hen bericht had dat zij - naar aanleiding van overlast-klachten van omwonenden - voornemens was om een ontbindings- en ontruimingsprocedure aanhangig te maken met betrekking tot de woning die [appellanten] op dat moment van [geïntimeerde] huurden ( [voormalig adres] , [postcode] [plaats] ).
d. Tussen [appellanten] , [geïntimeerde] en de case-manager van de betrokken hulpverleningsinstantie [hulpverleningsinstantie] zijn in het kader van het MP-traject de navolgende afspraken gemaakt. Deze zijn neergelegd in een samenwerkingsovereenkomst van 20 juni 2012 en een daarin opgenomen individueel werkplan:
“1. Teneinde huur- of andere woonproblemen te voorkomen cq. op te lossen verplicht de deelnemer zich tot begeleiding. Hij is bereid samen met de hulpverlening aan de problematiek te werken die met de overlast te maken heeft. (…)
4. Ingeval er opnieuw klachten van overlast binnenkomen bij de woningcorporatie, die ten koste gaan van het woongenot van de omgeving, worden deze zo snel mogelijk door de verhuurder doorgegeven aan de case-manager. Verhuurder, de deelnemer, de case-manager en andere betrokken instanties zullen proberen deze problemen op te lossen of te verminderen.
5. Indien verhuurder en case-manager niet in staat zijn de gesignaleerde woonproblemen op te lossen cq, te verminderen, dan wordt het meldpunt Moeilijk Plaatsbaren ingeschakeld.
6. Als de deelnemer in deze periode begeleiding weigert wordt de samenwerkingsovereenkomst eenzijdig beëindigd.
Aan deze overeenkomst zit het volgende individueel werkplan.
A. Doelstelling van dit werkplan:
[appellanten] door middel van koppeling van hulpverleningsafspraken aan het huurcontract [appellanten] woonruimte te bieden met als doel overlast en andere woonproblemen te voorkomen.
B. De deelnemer spreekt af:
- Voor minimaal een jaar begeleiding en behandeling aan te gaan met [hulpverleningsinstantie] en de
behandeldoelen en afspraken na te komen.
- Bij problemen met buren of omwonenden niet zelfstandig de problemen oplossen maar zich te wenden tot de casemanager en/of [geïntimeerde]
- Geen overlast te veroorzaken in welke vorm dan ook.
- Aanwezig te zijn bij tussentijdse evaluaties. (…)
F. Evaluaties van deze overeenkomst.
Na 3 (drie) en 12 (twaalf) maanden volgt een evaluatie waarin de afspraken en doelen bijgesteld kunnen worden. Indien een van de partijen het tussentijds nodig acht, kan het meldpunt hiervoor benaderd worden. (…).”
e. De samenwerkingsovereenkomst is op 12 juni 2013 verlengd voor de duur van een jaar.
f. Vanaf juli 2013 heeft [appellante] tientallen brieven aan omwonenden verstuurd. In deze brieven klaagt zij met name over (geluids)overlast die zij van de betreffende omwonenden ervaart.
g. Bij tussentijdse evaluatie van 26 oktober 2013 zijn de ketenpartners in overleg getreden over de woonproblematiek van [appellanten] waren niet bij deze evaluatie aanwezig.
h. Uit het naar aanleiding van de evaluatie opgemaakte gespreksverslag blijkt dat de betrokken ketenpartners gezamenlijk besloten hebben om het MP-traject stop te zetten, met een “Niet Plaatsbaren advies”:
“Mevrouw [appellante] had per email aangegeven dat wat haar betreft het MP is afgesloten, omdat er geen overlast zou zijn. (…) Bij de evaluatie kwam naar voren dat er geen sprake is van verbetering van de afspraken, die waren gemaakt bij de eindevaluatie.
- Geen behandelplan, dit valt niet te bespreken aldus [derde] , er is minimaal en moeizaam contact met mevrouw [appellante] .
De heer [appellant] is niet aanwezig bij bezoek aan huis.
Cliënte heeft alleen maar klachten over derden, van enig inzicht of openheid voor behandeling is geen sprake.
Daarnaast hebben cliënten aangegeven geen contact meer met [hulpverleningsinstantie] te willen, omdat de problemen niet bij hen liggen.
- Er wordt geklaagd door buurman over gedrag van mevrouw [appellante] .
- Cliënten zijn beiden niet aanwezig bij MP-evaluatie.
- Vanuit [hulpverleningsinstantie] wordt aangegeven dat van hun kant geen invloed is op het woongedrag van cliënten, nu niet en in de toekomst ook niet.
Kortom: - Cliënten houden zich wederom niet aan de afspraken van de samenwerkingsovereenkomst, deelnemende aanwezigen zien geen meerwaarde in MP-traject, omdat cliënten hieraan niet meewerken. Gezamenlijk besluit is om het MP-traject stop te zetten met Niet Plaatsbaren advies. (…).”
i. Bij brief van 28 maart 2014 heeft [geïntimeerde] , onder meer, het navolgende aan [appellanten] bericht:
“(…) Ik vertrouw u ermee bekend dat u beiden met betrekking tot uw vorige huurwoning aan [voormalig adres] te [plaats] zodanige bewoningsproblemen hebt veroorzaakt dat [geïntimeerde] in overleg met u, en met toepassing van het traject Meldpunt Moeilijk Plaatsbaren en de daarbij gestelde stringente voorwaarden, aan u een andere woonruimte is aangeboden en wel genoemde [adres] te [plaats] . Dit traject is gepaard gegaan met een samenwerkingsovereenkomst waarin u beiden zich verplicht om mee te werken aan een werkplan en verdere voorwaarden, waaronder de acceptatie van begeleiding en behandeling, en voorts aan de daarin te maken afspraken na te komen.
U hebt uw medewerking aan het M.P.-traject toegezegd om uw woongedrag te verbeteren en om te voorkomen dat de door u veroorzaakte overlast en andere klachten en de toen bestaande huurovereenkomst door de rechter zou worden ontbonden/beeindigd, waardoor u daardoor genoodzaakt zou worden uw woning te verlaten.
In de nieuwe woning [adres] is opnieuw sprake van onaanvaardbaar woongedrag en overlast van uw zijde. Verder is [geïntimeerde] van mening dat u zich niet aan de in het M.P.-traject gestelde voorwaarden hebt gehouden, zelfs is de door u veroorzaakte overlast ook in uw huidige woning blijven bestaan. Alles bijeen genomen is [geïntimeerde] van mening dat u als huurder tekort bent geschoten in de nakoming van de verplichtingen uit zowel de samenwerkingsovereenkomst dd 20 juni 2012 als de huurovereenkomsten. In zijn algemeenheid kan worden gezegd dat u zich zowel in het verleden als in het heden niet als een goed huurder hebt gedragen.
[geïntimeerde] is dan ook voornemens om de rechter te verzoeken de beëindiging/ontbinding van de huurovereenkomst uit te spreken alsmede uw veroordeling tot ontruiming van de woning.
Volledigheidshalve zegt [geïntimeerde] u hierbij ook de huur op van de door u gehuurde woning [adres] te [plaats] , en wel op de grond dat u zich niet hebt gedragen zoals een goed huurder betaamt, zoals de wet in artikel 7:274 lid 1 BW dit omschrijft.
Deze huuropzegging wordt hierbij gedaan tegen de beëindigingsdatum van 1 juli 2014, met aanzegging dat u beiden per genoemde datum het gehuurde in ieder geval dient te ontruimen dan wel te hebben ontruimd. (…).”
j. In reactie op voornoemde brief, hebben [appellanten] bij e-mail van 30 maart 2014 bericht dat zij niet instemmen met de beëindiging van de huurovereenkomst.
k. Bij brief van 8 augustus 2014 heeft [geïntimeerde] - verwijzend naar de brief van 28 maart 2014 - de huur wederom, thans tegen 1 december 2014, opgezegd op de grond dat [appellanten] zich niet hebben gedragen zoals een goed huurder betaamt (artikel 7:274 lid 1 BW).
6.2.1.In de onderhavige procedure vordert [geïntimeerde] , uitvoerbaar bij voorraad:
Primair:
1. te ontbinden, althans ontbonden te verklaren de tussen [geïntimeerde] en [appellanten] bestaande huurovereenkomst op grond van ernstige (toerekenbare) tekortkomingen in de nakoming van de verplichtingen uit de huurovereenkomst, en
2. [appellanten] te veroordelen om binnen veertien dagen na betekening van de uitspraak, althans binnen een nader te bepalen termijn, de woning te verlaten en te ontruimen met het hunne en de hunnen, en dit met afgifte van de sleutels ter vrije beschikking van [geïntimeerde] te stellen, voor zoveel nodig met machtiging van [geïntimeerde] om de ontruiming zo nodig zelf op kosten van [appellanten] uit te (doen) voeren met behulp van de sterke arm van politie en justitie;
Subsidiair
3. te verklaren voor recht dat de huurovereenkomst met [appellanten] rechtsgeldig is opgezegd en dat deze is geëindigd en voorts het tijdstip vast te stellen waarop de huurovereenkomst is geëindigd of zal eindigen, zulks met annexe bepaling van het tijdstip van de ontruiming van de woning door [appellanten] ; en
4. met hoofdelijke veroordeling van [appellanten] in de kosten van het geding.
6.2.2.Aan deze vordering heeft [geïntimeerde] , samengevat, ten grondslag gelegd dat [appellanten] tekort zijn geschoten in de nakoming van hun huurdersverplichtingen, door in of rondom de woning overlast te veroorzaken en door hun afspraken zoals neergelegd in de samenwerkingsovereenkomst en het hieraan gekoppelde individuele werkplan niet na te komen.
Mede bezien in het licht van de omstandigheid dat de woning bij wijze van laatste kans in gebruik is verstrekt, rechtvaardigt dit tekortschieten de ontbinding dan wel opzegging van de huurovereenkomst met haar gevolgen, aldus [geïntimeerde] . Daarnaast stelt [geïntimeerde] zich
- na aanvulling van gronden - op het standpunt dat [appellanten] op grond van de artikelen 6:248 jo 6:258 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) niet van [geïntimeerde] kunnen vergen dat zij haar verplichtingen uit de huurovereenkomst nog langer nakomt.
6.2.3.[appellanten] hebben gemotiveerd verweer gevoerd. Dat verweer zal, voor zover in hoger beroep van belang, in het navolgende aan de orde komen. Tevens hebben [appellanten] in reconventie betaling van verhuis- en ontruimingskosten gevorderd (verweer [appellante] , p. 76-77).