[geïntimeerde] betwist dat zij verwijtbaar heeft gehandeld. [geïntimeerde] heeft, nadat [appellant] zich arbeidsongeschikt heeft gemeld, binnen haar onderneming gezocht naar aangepast werk voor hem. Zij verwijst naar de inhoud van het deskundigenoordeel waarin is aangegeven dat [appellant] niet meer geschikt was om zijn eigen werk te verrichten en dat het ook niet mogelijk was om zijn eigen werk zodanig aan te passen dat [appellant] dit werk nog wel zou kunnen doen. [geïntimeerde] stelt dat zij [appellant] enig werk heeft aangeboden en, op het moment dat [appellant] aangaf dit niet meer te kunnen of willen doen, dat zij hem hiervan per direct heeft vrijgesteld.
[geïntimeerde] betwist dat zij [appellant] het werk heeft gegeven met het doel om hem te vernederen en/of (weg) te pesten. Over het schoonmaken van het zeil stelt [geïntimeerde] dat het hier ging om verfresten van een aanhangerzeil, die niet met een nagelborsteltje maar wel met een klein borsteltje moesten worden verwijderd. Op het moment dat [appellant] bezwaar maakte tegen het werk, behoefde hij het karwei niet verder af te maken, en is een andere werknemer hiermee belast. Toen op het einde van de dag het karwei nog niet af was, hebben de zonen van de directeur, het werk afgemaakt, zo stelt [geïntimeerde] .
[geïntimeerde] heeft, nadat [appellant] dit werk heeft gestaakt, arbeidsdeskundige [arbeidsdeskundige] ingeschakeld. Deze concludeert in zijn rapport van 1 juni 2011 dat [appellant] ongeschikt is voor eigen werk en dat dit eigen werk niet passend te maken is terwijl er geen passende alternatieven binnen de eigen organisatie aanwezig zijn. De arbeidsdeskundige adviseert [geïntimeerde] om aan het UWV een deskundigenoordeel te vragen en, als hierin zijn conclusies worden onderschreven, tot inkoop van een tweede spoor re-integratietraject over te gaan.
Aldus, zo stelt [geïntimeerde] , heeft zij gedaan hetgeen van haar als werkgever in het kader van het stappenplan krachtens de Wet verbetering poortwachter mocht worden verwacht. Ter onderbouwing verwijst [geïntimeerde] naar de conclusie in het rapport van het later uitgevoerde deskundigenoordeel:
“De door de werkgever uitgevoerde re-integratie-inspanningen zijn voldoende.”
[geïntimeerde] stelt voorts dat zij in alle contacten die zij tijdens de arbeidsongeschiktheid met [appellant] heeft gehad, slechts éénmaal een beëindiging van het dienstverband aan de orde heeft gesteld. Tijdens dit gesprek is het re-integratievraagstuk aan de orde geweest; [appellant] heeft toen, aldus [geïntimeerde] , aangegeven geen heil te zien in een re-integratie bij [geïntimeerde] . De zoon van [appellant] , werkzaam in de HRM-sector, was bij dit gesprek aanwezig om [appellant] bij te staan. Het overleg heeft, aldus [geïntimeerde] , geen vervolg gekend omdat er geen overeenstemming kon worden bereikt. [geïntimeerde] betwist dat zij tijdens het gesprek druk op [appellant] heeft uitgeoefend in die zin dat het hem zwaar zou worden gemaakt op de werkvloer en zij biedt daarvan bewijs aan.
[geïntimeerde] betwist dat zij de psychische klachten bij [appellant] zou hebben veroorzaakt en daarmede betwist zij ook de inhoud van de brief van de psychiater.