In deze zaak gaat het om een hoger beroep van belanghebbende B.V. tegen de uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, waarin de Rechtbank de beroepen van belanghebbende tegen naheffingsaanslagen omzetbelasting en een verzoek om teruggaaf ongegrond heeft verklaard. Belanghebbende vormde tot juli 2007 een fiscale eenheid voor de omzetbelasting met K BV. Na beëindiging van deze fiscale eenheid heeft belanghebbende debiteurenvorderingen van K BV overgenomen, maar het Hof oordeelt dat deze overdracht niet leidt tot het recht op aftrek van voorbelasting. De Inspecteur heeft de naheffingsaanslagen en de verzuimboete gehandhaafd, omdat belanghebbende geen belaste activiteiten heeft verricht. Het Hof bevestigt de uitspraak van de Rechtbank en oordeelt dat belanghebbende geen recht heeft op aftrek van voorbelasting en dat de verzuimboete terecht is opgelegd. De zaak betreft ook een verzoek om teruggaaf van omzetbelasting, dat door de Inspecteur niet-ontvankelijk is verklaard, omdat het verzoek niet tijdig is ingediend. Het Hof concludeert dat het hoger beroep ongegrond is en bevestigt de uitspraak van de Rechtbank.