ECLI:NL:GHSHE:2017:3953

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
22 september 2017
Publicatiedatum
14 september 2017
Zaaknummer
20-000869-16
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevestiging van de maatregel tot plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis na hoger beroep tegen vonnis van de rechtbank Oost-Brabant

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 22 september 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Oost-Brabant. De verdachte, geboren in 1984 en thans verblijvende in Vught PPC, was eerder door de rechtbank volledig ontoerekeningsvatbaar verklaard en ontslagen van rechtsvervolging, met oplegging van de maatregel tot plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis. De verdachte was gediagnosticeerd met schizofrenie van het ongedifferentieerde type, met floride psychotische symptomen en misbruik van alcohol en cannabis. Tijdens de eerste inhoudelijke zitting in hoger beroep op 4 januari 2017 kreeg het hof een ander beeld van de verdachte dan verwacht op basis van eerdere rapportages, wat leidde tot een aanvullend onderzoek. Dit aanvullende onderzoek, uitgevoerd door deskundigen, bevestigde de eerdere diagnose en concludeerde dat de verdachte geen ziektebesef had en geen medicatie meer gebruikte. De deskundigen adviseerden om de verdachte in een psychiatrisch ziekenhuis te plaatsen, wat het hof overnam in zijn beslissing. Het hof bevestigde het eerdere vonnis van de rechtbank, met aanvulling van gronden, en legde de maatregel tot plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis opnieuw op, in overeenstemming met artikel 37 van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer : 20-000869-16
Uitspraak : 22 september 2017
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, zittingsplaats ’s-Hertogenbosch, van 11 maart 2016 in de in eerste aanleg gevoegde strafzaken met parketnummers 01-845692-15 en 01-165475-15, tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] [in het jaar] 1984,
thans verblijvende in Vught PPC te Vught.
Hoger beroep
De verdachte heeft tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het beroepen vonnis zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende, alle ten laste gelegde feiten bewezen zal verklaren, de verdachte zal ontslaan van alle rechtsvervolging en verdachtes plaatsing zal gelasten in een psychiatrisch ziekenhuis als bedoeld in artikel 37 van het Wetboek van Strafrecht. Voorts heeft de advocaat-generaal gevorderd dat het hof de vorderingen van benadeelde partijen [verbalisant 1] , [verbalisant 2] , [verbalisant 3] en [buitengewoon opsporingsambtenaar] alle volledig zal toewijzen, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis.
De verdediging heeft zich gerefereerd aan het oordeel van het hof.
Procesverloop
Bij vonnis, waarvan beroep, is bewezen verklaard dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een zestal feiten, te weten bedreigingen, mishandelingen en beledigingen, al dan niet aangedaan aan een ambtenaar gedurende en ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening. De rechtbank heeft de verdachte ter zake van deze feiten volledig ontoerekeningsvatbaar verklaard, heeft hem ontslagen van rechtsvervolging en is overgegaan tot oplegging van de maatregel tot plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis. Voorts heeft de rechtbank de vorderingen van benadeelde partijen [verbalisant 2] en [verbalisant 3] geheel toegewezen en de vorderingen van benadeelde partijen [verbalisant 1] en [buitengewoon opsporingsambtenaar] gedeeltelijk toegewezen, telkens met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel en in het geval van [buitengewoon opsporingsambtenaar] vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict.
Blijkens het beroepen vonnis heeft de rechtbank deze beslissing in belangrijke mate gebaseerd op het rapport van het Pieter Baan Centrum d.d. 29 januari 2016. Daaruit blijkt onder meer dat de verdachte is gediagnostiseerd met schizofrenie van het ongedifferen-tieerde type, met paranoïde en gedesorganiseerde kenmerken. Deze diagnose is door de deskundigen gesteld op basis van het bizarre gedrag en de bizarre uitlatingen van de verdachte, alsook op basis van andere gronden zoals desorganisatie van de vorm van het denken en de aanwezigheid van een gebrek aan initiatief en zelfverwaarlozing.
De verdachte is van dit vonnis in hoger beroep gekomen en ter gelegenheid van de eerste inhoudelijke behandeling van de zaak in hoger beroep d.d. 4 januari 2017 heeft de verdachte te kennen gegeven zich niet te kunnen verenigen met de opgelegde maatregel tot plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis.
Op voornoemde terechtzitting heeft het hof een ander beeld gekregen van de verdachte dan op grond van de inhoud van de over hem uitgebrachte rapportages in de lijn der verwach-tingen lag. Om die reden achtte het hof zich ten tijde van de eerste inhoudelijke behandeling van de zaak in hoger beroep onvoldoende voorgelicht over de vraag of het opleggen van de maatregel tot plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis wel de meest geëigende beslissing was. Aldus heeft het hof het onderzoek ter terechtzitting geschorst en bevolen dat omtrent de verdachte een aanvullend psychiatrisch en psychologisch rapport zou worden uitgebracht. In dat kader stond de vraag centraal of er ten opzichte van de in de rapportage van het Pieter Baan Centrum van 29 januari 2016 beschreven gesteldheid van de verdachte inmiddels veranderingen waren opgetreden en, zo ja, welke. Tevens achtte het hof het noodzakelijk nader geadviseerd te worden over de conclusies en adviezen die aan eventuele ontwikkelingen verbonden zouden moeten worden.
Het gevraagde aanvullende rapport, opgemaakt d.d. 22 mei 2017, is op 23 mei 2017 ter griffie van het hof ingekomen.
Ontvankelijkheid van het hoger beroep
Ter terechtzitting in hoger beroep d.d. 8 september 2017 heeft de raadsman van de verdachte, door zich te refereren aan het oordeel van het hof, te kennen gegeven dat de verdediging de eerder opgegeven grieven tegen het beroepen vonnis niet langer handhaaft.
Hoewel artikel 416, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering de mogelijkheid biedt verdachtes hoger beroep onder de gegeven omstandigheden niet-ontvankelijk te verklaren, zal het hof daartoe niet overgaan. Het hof acht, in het bijzonder gelet op het aanvullende Pro Justitia rapport d.d. 22 mei 2017, ambtshalve gronden aanwezig om de zaak in behandeling te nemen.
Vonnis waarvan beroep
Het hof verenigt zich met het beroepen vonnis en zal dit derhalve bevestigen, met aanvulling van gronden en met dien verstande dat het hof de bewezenverklaring verbeterd leest.
Verbetering kennelijke misslag
Het hof zal de in de bewezenverklaring van feiten 2, 3, 4 en 5 met parketnummer 01-845692-15 vervatte kennelijke verschrijvingen in zoverre verbeterd lezen dat het hof:
  • in plaats van ‘ [verbalisant 1] (agent politie Oost-Brabant)’ telkens zal lezen: ‘ [verbalisant 1] (brigadier politie Oost-Brabant)’;
  • in plaats van ‘ [verbalisant 2] (agent politie Oost-Brabant)’ telkens zal lezen: ‘ [verbalisant 2] (hoofdagent politie Oost-Brabant)’.
De verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.
Op te leggen maatregel
In aanvulling op het vonnis van de rechtbank overweegt het hof met betrekking tot de oplegging aan de verdachte van de maatregel tot plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis het volgende.
Op 23 mei 2017 is ter griffie van het hof een aanvullend rapport d.d. 22 mei 2017 ingekomen betreffende de persoon van de verdachte, opgemaakt door [psychiater] en [psycholoog] . Dit rapport houdt onder meer het volgende in.
Aanvullend forensisch psychiatrisch onderzoek
Tijdens het klinisch onderzoek in het kader van de Pieter Baan rapportage eind 2015 is vastgesteld dat er sprake is van floride psychotische symptomen bij de verdachte. De verdachte deed, vooral wanneer hij wat langer werd gesproken, veel verwarde uitspraken en hij was dan niet meer goed te volgen in zijn verhaal. Uit zijn uitspraken bleek dat er onderliggend sprake was van paranoïde en grootheidswanen. De verdachte werd gediagnostiseerd met schizofrenie (ongedifferentieerde type) en voorts werd misbruik van alcohol en cannabis vastgesteld.
In het kader van het aanvullend onderzoek, bevolen door het hof naar aanleiding van de terechtzitting van 4 januari 2017, is de verdachte opnieuw onderzocht. Zij zeggen geen aanleiding te zien de diagnostische conclusies te wijzigen. Hoewel het de onderzoekers opvalt dat de verdachte nauwelijks meer psychotische symptomen heeft, staan op dat moment de zogenaamde ‘negatieve symptomen’ van zijn schizofrenie op de voorgrond. Deze bestaan uit een vervlakt affect, verminderd initiatief in het gesprek en bewegingsarmoede.
Doordat de verdachte geen enkel ziektebesef heeft, hij op eigen initiatief is gestopt met zijn medicatie (zyprexa) en hij geen realistische toekomstplannen heeft, achten [psychiater] en [psycholoog] het niet verantwoord om de verdachte zonder enige vorm van behandeling of begeleiding met ontslag te laten gaan uit de penitentiaire inrichting. De kans is dan immers zeer groot dat de verdachte opnieuw vervalt in misbruik van alcohol en cannabis. Samen met het feit dat hij geen medicatie meer gebruikt, hij vermoedelijk geen psychiatrische hulp zal zoeken een hij vermoedelijk een zwervend bestaan zal leiden, maakt dat de kans dat betrokkene opnieuw psychotische symptomen zal ontwikkelen zeer groot.
De deskundigen sluiten af met het advies om vast te houden aan het eerder gegeven advies, namelijk om de verdachte een klinische behandeling te laten ondergaan voor de duur van maximaal één jaar middels het opleggen van de maatregel tot plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis als bedoeld in artikel 37 van het Wetboek van Strafrecht.
Overweging
Uit het voorgaande leidt het hof af dat er geen discrepantie bestaat tussen de bevindingen van de deskundigen [psycholoog] en [psychiater] op 29 januari 2016 en de bevindingen van diezelfde deskundigen naar aanleiding van hetgeen sindsdien is gebeurd op 22 mei 2017. Er is uitgebreid onderzoek gedaan naar de geestesvermogens van de verdachte en daarbij is naar voren gekomen dat de verdachte lijdt aan schizofrenie van het ongedifferentieerde type, met paranoïde en gedesorganiseerde kenmerken. De deskundigen hebben reeds in januari 2016 geconcludeerd dat het hierbij gaat om een chronisch ziektebeeld waarbij het risico op recidive vooral wordt bepaald door de aanwezigheid van psychotische symptomen. De enkele omstandigheid dat verdachtes schizofrenie zich in het voorjaar van 2017 anders manifesteerde, vermoedelijk onder invloed van medicijngebruik, dat overigens inmiddels zonder overleg is beëindigd, is volgens [psycholoog] en [psychiater] geen reden geweest om te komen tot een ander advies dan reeds in januari 2016 werd geformuleerd.
Het hof ziet nu geen aanleiding meer om aan de bevindingen en de conclusies van de deskundigen van het Pieter Baan Centrum te twijfelen, dan wel hiervan af te wijken. Aldus verenigt het hof zich met bovengenoemde bevindingen en conclusies van de deskundigen en legt deze mede ten grondslag aan zijn beslissing tot het opleggen van de maatregel tot plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis.
Het hof ziet, ondanks het andersluidend standpunt van de advocaat-generaal, evenmin reden af te wijken van de beslissingen die door de rechtbank zijn genomen op de vorderingen van de benadeelde partijen.

BESLISSING

Het hof:
Bevestigt het vonnis waarvan beroep met inachtneming van het hiervoor overwogene.
Aldus gewezen door:
mr. F.C.J.E. Meeuwis, voorzitter,
mr. E.N. van der Spoel en mr. R.W.J. van Veen, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. S.E.J. Hendricksen, griffier,
en op 22 september 2017 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. R.W.J. van Veen is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.