ECLI:NL:GHSHE:2017:3844

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
6 september 2017
Publicatiedatum
7 september 2017
Zaaknummer
AVNR. 000778-17
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen schorsing voorlopige hechtenis van verdachte in terroristische zaak

Op 6 september 2017 heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch uitspraak gedaan in een hoger beroep tegen de beschikking van de rechtbank Limburg, waarbij het verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis van de verdachte was toegewezen. De verdachte, die wordt verdacht van het medeplegen van poging tot deelneming aan een criminele organisatie met terroristische doeleinden, had eerder schorsingsvoorwaarden opgelegd gekregen, waaronder een internetverbod. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte deze voorwaarden heeft overtreden door gebruik te maken van internet voor andere doeleinden dan school. Ondanks deze overtreding heeft het hof besloten de schorsing van de voorlopige hechtenis niet op te heffen, maar de schorsingsvoorwaarden te wijzigen door een algeheel verbod op het gebruik van internet en social media op te leggen. Het hof weegt hierbij de ernst van de overtreding en de leeftijd van de verdachte mee, en concludeert dat de verdachte een kans moet krijgen om haar vertrouwen waar te maken, mits zij zich aan de nieuwe voorwaarden houdt. De beschikking van de rechtbank is bevestigd met de wijziging van de schorsingsvoorwaarden.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
Afdeling strafrecht
Bijzondere zaak, nummer: AVNR. 000778-17
Parketnummer 1e aanleg: 03-721031-16
Het gerechtshof ’s-Hertogenbosch heeft gezien de akte van de griffier van de rechtbank Limburg van 24 juli 2017, waarbij door de officier van justitie in het arrondissement Limburg in de zaak tegen:

[verdachte]

geboren [geboortedatum] te [geboorteplaats]
wonende te [adres]
hoger beroep is ingesteld tegen de beschikking van de rechtbank Limburg van 19 juli 2017, bij welke beschikking het verzoek tot schorsing van de aan [verdachte] opgelegde voorlopige hechtenis werd toegewezen.
Het hof heeft kennis genomen van de akte rechtsmiddel waarbij door het Openbaar ministerie tijdig beroep is aangetekend tegen het bevel tot schorsing van de voorlopige hechtenis van [verdachte] .
Het hof heeft tevens kennis genomen van de appelschriftuur d.d. 21 juli 2017 en heeft gehoord de advocaat generaal alsmede verdachte en haar raadsman, de deskundige , [reclasseringsmedewerker] ,
en [de moeder van verdachte] .
Voorts nam het hof kennis van het dossier.
Uit het dossier en uit het verhandelde ter zitting van de raadkamer gevangenhouding op 31 augustus 2017 blijkt onder meer het navolgende.
Ten aanzien van verdachte bestaan ernstige bezwaren dat zij zich – kort gezegd - in de periode maart 2016 tot en met 18 juli 2016 schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van poging tot deelneming aan een criminele organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van terroristische misdrijven.
Verdachte wordt - kort gezegd - verweten van plan te zijn geweest uit te reizen naar Syrië.
Verdachte is op 18 juli 2016 in verzekering gesteld.
Op 21 juli 2016 is door de rechter-commissaris de inbewaringstelling bevolen op grond van het feit dat het hier een feit betreft waar naar de wettelijke omschrijving twaalf jaar gevangenisstraf op staat en de rechtsorde door dat feit ernstig is geschokt. Voorts was de rechter commissaris van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte een misdrijf zal begaan waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van zes jaar of meer is gesteld en waardoor de gezondheid of veiligheid van personen in gevaar kan worden gebracht. Het gevaar voor herhaling is door de rechter- commissaris in dier voege geconcretiseerd dat hij van oordeel was dat in de praktijk blijkt dat uitreizigers in het algemeen volhardend zijn in hun pogingen om uit te reizen en een eerste aanhouding hen er niet van zal weerhouden om bij een in vrijheidstelling weer een poging te wagen om uit te reizen, zodat er ernstig rekening mee gehouden moet worden dat verdachte na haar invrijheidstelling alsnog zal uitreizen. Voorts heeft de rechter-commissaris de voorlopige hechtenis gebaseerd op de onderzoeksgrond.
De rechtbank heeft op 4 augustus 2016 een bevel gevangenhouding verleend op dezelfde gronden als aangenomen door de rechter-commissaris en heeft op gelijke datum de voorlopige hechtenis onder nader gestelde voorwaarden geschorst.
Op 6 oktober 2016 heeft de rechtbank op verzoek van verdachte de schorsingsvoorwaarden gewijzigd in dier voege dat de eerder opgelegde contactverboden blijven bestaan met uitzondering van het contactverbod met [betrokkene] ; dat het internetverbod wordt gewijzigd in die zin dat internet slechts op en voor school mag worden geraadpleegd. Door de Jeugdreclassering zullen er met medewerking van de school, steekproefsgewijs, controles op het internetgebruik worden verricht; het electronisch toezicht vervalt hoewel het lokatieverbod voor de grensgebieden van Nederland met een straal van 2 kilometer, alsmede de luchthavens Schiphol Airport, Rotterdam-The Hague Airport, Eindhoven Airport, Groningen Airport Eelde en Maastricht-Aachen Airport onverkort blijft gelden.
Het onderzoek ter terechtzitting is aangevangen op 21 november 2016, gevolgd door een tussenvonnis van de rechtbank Limburg van 5 december 2016, waarbij de zaak voor onbepaalde tijd is aangehouden, zulks in afwachting van o.a. nader onderzoek.
De zaak heeft daarna nog op de terechtzitting van 2 mei 2017 bij de rechtbank gediend, waarbij door de verdediging is verzocht om de schorsingsvoorwaarden wederom te wijzigen. De rechtbank heeft de beslissing op dat verzoek aangehouden tot 30 mei 2017.
Op 30 mei 2017 is door de raadkamer van de rechtbank Limburg het verzoek tot wijziging van de schorsingsvoorwaarden behandeld. Tijdens de behandeling heeft de officier van justitie gevorderd dat de schorsing van de voorlopige hechtenis wordt opgeheven omdat verdachte de schorsingsvoorwaarde, namelijk het gebruik van internet enkel voor school, zou hebben overtreden. De rechtbank heeft de vordering tot opheffing van de schorsing afgewezen - kort gezegd- omdat nog niet vast stond dat verdachte daadwerkelijk de schorsingsvoorwaarde betreffende het internetgebruik had overtreden. De rechtbank heeft vervolgens de schorsingsvoorwaarde onder 6. met ingang van 1 juni 2017 te 08.00 uur gewijzigd in dier voege dat daarin onder andere is opgenomen dat verdachte gedurende de tijd tussen 20.00 uur en 08.00 uur verblijft op het adres [adres] tenzij zij onder begeleiding is van een van haar ouders, en dat verdachte onder begeleiding van haar moeder een vakantie in het buitenland van maximaal 10 dagen mag doorbrengen. Door verdachte dient daarvan vooraf aan het Openbaar Ministerie kennis te worden gegeven van de data van het verblijf in het buitenland, alsmede de bestemming van die vakantie en de wijze van vervoer.
Op 26 juni 2017 heeft de officier van justitie wederom de opheffing van de schorsing van de voorlopige hechtenis gevorderd wegens overtreding van de schorsingsvoorwaarde betreffende het internetgebruik.
Op 27 juni 2017 heeft de rechtbank het bevel tot schorsing van de voorlopige hechtenis opgeheven, waarbij tevens aan de officier van justitie opdracht is gegeven nader over verdachte te laten rapporteren door het NIFP aangezien volgens het Bureau Jeugdzorg het noodzakelijk is dat aan verdachte hulp zal worden verleend doch nog niet helder is welke hulpverlening dit dient te zijn.
Op 19 juli 2017 vond een raadkamerzitting plaats van de rechtbank Limburg teneinde te bezien wat de stand van zaken is met betrekking tot het door de rechtbank bevolen nader onderzoek naar verdachte door het NIFP. Vastgesteld wordt dat – hoewel aangevraagd - er nog geen rapportage voorligt en dat het voorts, gelet op de berichtgeving door het NIFP, nog enige tijd vergt alvorens een rapportage zal worden aangeleverd. De rechtbank schorst daarop de voorlopige hechtenis, daartoe onder meer overwegende dat het einde van de voorlopige hechtenis middels een vonnis na een inhoudelijke behandeling nog lang op zich zal laten wachten. Voorts overweegt de rechtbank dat het hier gaat om een strafrechtelijk gezien minderjarige verdachte waarbij als uitgangspunt heeft te gelden dat zij worden geschorst tenzij de belangen van de maatschappij zo zwaar wegen dat schorsing niet aangewezen is. De schorsing van de voorlopige hechtenis is bevolen onder voorwaarden, waaronder electronisch toezicht, het inleveren van reisdocumenten, en het meewerken aan gesprekken met BJZ ( bureau Jeugdzorg), reclassering Nederland en politie, alsmede het meewerken aan gesprekken bij een psycholoog en Imam. Deze laatste voorwaarde is overgenomen uit het plan zoals door verdachte zelf is opgesteld en ter zitting is overhandigd. De rechtbank heeft een internetverbod niet opgenomen kennelijk vanwege de moeilijkheid het internetverbod te controleren.
Op 15 augustus 2017 heeft de rechtbank Limburg de zaak weer ter terechtzitting behandeld, en, bij afzonderlijk geminuteerde beschikking, op verzoek van de verdachte de schorsingsvoorwaarden met ingang van 15 augustus 2017 te 13.00 uur gewijzigd in dier voege dat het contactverbod met [betrokkene] is opgeven, verdachte zich dient te houden aan de aanwijzingen van de reclassering Nederland ( in plaats van BJZ Limburg) verdachte op haar thuisadres moet verblijven met uitzondering van de tijden op maandag en donderdag tussen 9.00 uur en 12.00 uur en de overige dagen tussen 13.00 uur en 17.00 uur. Voorts zijn de overige voorwaarden, waaronder het contactverbod met een aantal personen alsmede het locatieverbod en het electronisch toezicht gehandhaafd.
Het hof dient thans te oordelen over de vraag of de schorsing van de voorlopige hechtenis van 19 juli 2017 dient te worden opgeheven nu verdachte de schorsingsvoorwaarde van destijds, namelijk het verbod tot gebruik van internet anders dan voor school, heeft overtreden.
Het hof overweegt als volgt.
Vast staat dat verdachte het internetverbod heeft overtreden. Dat blijkt uit het proces verbaal van bevindingen en uit de verklaring van verdachte zelf, afgelegd ten overstaan van de politie en ter zitting van de raadkamer van het hof. Verdachte heeft tijdens een chatgesprek te kennen gegeven in staat en bereid te zijn het martelaarschap te aanvaarden en tijdens een gewelddadige aktie waarbij gebruik zou worden gemaakt van explosieven te willen sterven. Verdachte heeft ten overstaan van het hof te kennen gegeven dat zij boos was op, onder meer, de overheid en de justitiële autoriteiten, maar ook dat zij nimmer een dergelijke gewelddadige aktie zou uitvoeren.
Het hof is van oordeel dat deze overtreding gelet op de aard en de inhoud ervan op zichzelf voldoende reden is om de schorsing van de voorlopige hechtenis op te heffen. Er is sprake van een ernstige vertrouwensbreuk nu verdachte willens en wetens een van de schorsingsvoorwaarden, opgelegd door een rechter, heeft overtreden, terwijl dit bovendien is geschied op een wijze die reden geeft tot ernstige bezorgdheid, te meer nu verdachte te kennen heeft gegeven niet te beschikken over enige vaderlandsliefde en bij voorkeur het land zou willen verlaten.
Het hof is echter ook van oordeel dat weliswaar de voorlopige hechtenis is bevolen voor een feit ten aanzien waarvan jegens verdachte ernstige bezwaren bestaan, maar dit feit tevens begaan zou zijn toen verdachte nog minderjarig was. Ondanks die overtreding van de schorsingsvoorwaarden meent het hof, mede gelet op de leeftijd van destijds van verdachte maar ook rekening houdend met de door verdachte veranderde proceshouding, waarbij zij in tegenstelling tot eerder antwoord op vragen geeft en wil geven, welke openheid naar haar zeggen verder vorm en inhoud zal krijgen in nadere verhoren, dat verdachte opnieuw een kans moet krijgen om het in haar gestelde en te stellen vertrouwen waar te maken. Het hof is daarbij wel van oordeel dat voortzetting van de schorsing van de voorlopige hechtenis niet kan zonder een internet- en social media verbod nu uit het dossier blijkt dat verdachte openstaat voor beïnvloeding via het internet door derden in verband met het aan verdachte verweten strafbaar feit. Het hof realiseert zich dat toezicht op de naleving van de voorwaarde inhoudende een internetverbod en een verbod tot gebruik van social media moeilijk is. Verdachte heeft ten overstaan van het hof echter uitdrukkelijk verklaard zich aan de door het hof op te leggen voorwaarden te zullen houden, ook als dat een internet- en social media verbod betreft.
Het hof realiseert zich dat een algeheel internetverbod en een verbod gebruik te maken van social media zwaar is, maar ziet thans geen andere mogelijkheid om aan het belang dat de samenleving heeft, namelijk beschermd te worden tegen terrorisme in welke vorm dan ook, tegemoet te komen. Het hof is van oordeel, dat op deze wijze daarnaast ook tegemoet kan worden gekomen aan het belang van de destijds minderjarige verdachte om haar berechting in vrijheid te mogen afwachten.
Dit oordeel kan anders zijn wanneer uit nadere rapportage van het NIFP zou blijken dat voorzien kan worden in een effectieve behandeling van verdachte waarbij internetgebruik en gebruik van social media al dan niet op termijn tot de mogelijkheden behoort.
Het hof wijst het beroep tegen de schorsing van de voorlopige hechtenis af, en wijzigt de schorsingsvoorwaarden in dier voege dat daaraan wordt toegevoegd dat verdachte zich zal onthouden van het gebruik van internet en social media.

BESCHIKKENDE IN HOGER BEROEP:

Wijst af het hoger beroep.
Bevestigt de beschikking waarvan beroep met dien verstande dat de schorsingsvoorwaarden worden gewijzigd in dier voege dat aan de schorsingsvoorwaarden wordt toegevoegd:
13. dat verdachte zich zal onthouden van het gebruik van internet en social media.
Aldus gedaan op 6 september 2017
door mr. J.F. Dekking, voorzitter,
mr. F.J.M. Walstock en mr. G.P.M.F. Mols, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mw. J.C.M. van Hoorn, griffier.
Mr. Walstock is buiten staat deze beslissing mede te ondertekenen.
De advocaat-generaal bij dit Gerechtshof brengt vorenstaande beschikking ter kennis van verdachte.
's-Hertogenbosch, 6 september 2017
Gezien d.d.
De directeur van