3.2.Partijen doen hun standpunten in hoger beroep steunen op de gronden, die daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken. Ter zitting hebben zij daaraan het volgende, zakelijk weergegeven, toegevoegd:
Belanghebbende (gemachtigde):
- Ik betwist dat huizen uit de jaren ‘70 standaard scheuren en lekkages hebben. Dat is heus niet standaard bij dergelijke huizen.
- [adres 1] 20 heeft dezelfde ligging en dezelfde bouwoverlast als de onroerende zaak. Maar het betreft een hoekwoning en is dus gewilder dan de onroerende zaak.
- De bouwwerkzaamheden 50 meter verderop zijn weliswaar afgerond in 2010, maar op het grasveld ervoor staat nog steeds een groot bord op palen dat er (andere) nieuwbouw komt. Een potentiële koper houdt daar rekening mee.
- De Heffingsambtenaar heeft gesteld dat het een feit van algemene bekendheid is dat bij een familieverkoop eerder een te lage dan een te hoge koopsom wordt betaald. Ik betwist dat; er kunnen diverse omstandigheden zijn op grond waarvan de ene keer een te hoge koopsom en een andere keer juist een te lage koopsom wordt betaald. Verder staat in de notariële akte dat er 164 m2 grond is verkocht. De Heffingsambtenaar is uitgegaan van 144 m2 grond. Ook dat klopt dus niet.
- Ik zoek naar referentiepanden zonder garage. De Heffingsambtenaar vindt € 12.000 al te hoog bij [adres 2] 17, maar ik vind dat die garage wel € 17.000 waard is. De onroerende zaak heeft geen garage, daarom zoek ik ook naar referentiepanden zonder garage.
- De verschillen in onderhoud heb ik aangetoond en onderbouwd met foto’s. Mijn taxateur is bij belanghebbende binnen geweest, die van de Heffingsambtenaar niet.
- In de bezwaarfase heeft een inpandige opname plaatsgevonden en is in opdracht van belanghebbende een taxatierapport opgemaakt. Ik beroep mij voor de kostenvergoeding op de Richtlijn van de belastingkamers van de gerechtshoven, Stcrt. 2012, 26039 (hierna: de Richtlijn). In de beroepsfase is een nieuwe waardematrix opgesteld, zie de nota van € 90. Reden voor die nieuwe matrix was dat de Heffingsambtenaar in de uitspraak op bezwaar met andere referentiepanden kwam. Ik zie af van een kostenvergoeding voor het aanpassen van de matrix in hoger beroep.
- De door mij gehanteerde referentiepanden zijn rond de waardepeildatum verkocht. De verkopen van twee van de drie referentiepanden die belanghebbende hanteert, zijn veel verder verwijderd van de waardepeildatum.
- Het onderhoud is bij alle panden gelijk. De kwaliteit van de onroerende zaak is hetzelfde als bij [adres 2] 3 en 18 en [adres 1] 20. [adres 2] 17 is wel van mindere kwaliteit; dat betreft een woning met oude elementen zoals bruine deuren en schroten. Dat pand is verkocht aan één van de kinderen maar heeft ook te koop gestaan. De koopprijs ligt in lijn met de andere panden. Er is zeker niet teveel betaald. Te weinig ook niet, want er zijn nog twee andere kinderen. Dit verkoopcijfer is dus wel degelijk bruikbaar. De kwestie van 144 m2 dan wel 164 m2 heb ik uitgelegd in mijn verweerschrift. Het is op een andere wijze verwerkt in de matrix. De waarde van het perceel, waarop de garagebox staat, is in de waarde van de garage zelf verdisconteerd en is dus niet in de kavelwaarde opgenomen. Daarom valt de garage daar wat hoger uit. Het perceel is dus 164 m2. Er is voor de garage gerekend met € 12.000 en dat is zeker niet te laag.
- Het verkoopcijfer van het pand [adres 3] 9 is te ver van de waardepeildatum gerealiseerd. We hebben betere referentiepanden om te hanteren. Dat pand heeft bovendien een vlizotrap naar de zolder. Het is een oudere variant van een rijtjeswoning, waarbij de zolder niet, dan wel minder, bruikbaar is. Ik acht dat pand derhalve niet geschikt als referentiepand en indien er wel rekening mee wordt gehouden, moet de mindere kwaliteit ook in ogenschouw worden genomen en dat gebeurt nu niet in de matrix van belanghebbende.
- [adres 1] 20 is een andere variant. Het heeft een L-vormige kamer en het toilet ligt achter de keuken. Dat is natuurlijk niet handig. De onroerende zaak van belanghebbende heeft het toilet in de hal en een doorzonkamer van voor tot achter. Net als [adres 2] 3, 17 en 18. Daarom ook zijn deze panden het best vergelijkbaar.
- Wij zijn wel degelijk bij belanghebbende binnen geweest. Weliswaar niet in het kader van de waardering voor de WOZ, maar in het kader van planschade. We kennen de staat van de onroerende zaak dus wel goed; er zijn geen verschillen met [adres 2] 3, 17 en 18.
- Ik ben van mening dat belanghebbende, bij een gegrond hoger beroep, geen recht heeft op vergoeding van de nota van € 90. Dat wordt geacht in die 4 uur, genoemd in de Richtlijn, te zitten.