Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
1.Het geding in eerste aanleg (zaak-/rolnummer 4077427/CV EXPL 15-3565)
2.Het geding in hoger beroep
- de dagvaarding in hoger beroep;
- de memorie van grieven;
- de memorie van antwoord tevens memorie van grieven in incidenteel hoger beroep;
- de memorie van antwoord in incidenteel hoger beroep met producties.
3.De beoordeling in principaal en incidenteel hoger beroep
grief I in principaal hoger beroepheeft de kantonrechter ten onrechte overwogen dat met het oog op de sluiting van een viertal winkels ontslagaanvragen zijn ingediend voor medewerkers van [geïntimeerde] , waaronder [appellant] . Volgens
grief II in principaal hoger beroepheeft de kantonrechter ten onrechte overwogen dat er geen sprake is van een valse en/of voorgewende reden. Deze grieven lenen zich voor gezamenlijke behandeling.
grief A in incidenteel hoger beroepheeft de kantonrechter ten onrechte geoordeeld dat de ziekte van [appellant] een gevolg was van het feit dat de door hem gedane melding bij de FIOD hem ernstig had aangegrepen. Volgens [geïntimeerde] ontbreekt de relatie tussen de melding en de arbeidsongeschiktheid en is die relatie gelet op het tijdsverloop tussen januari 2012 en mei 2013 ook niet aannemelijk.
“Daarnaast geeft uw medewerker aan zich nog niet langer dan een half uur aaneengesloten te kunnen concentreren vanwege ervaren spanningen”.Dat betreft geen oordeel van de bedrijfsarts maar een weergave van een door [appellant] aan de bedrijfsarts gedane mededeling. Uit die brief kan niets worden afgeleid over de oorzaak of de ernst van de klachten. Ook uit de als producties 7, 9 en 10 bij inleidende dagvaarding overgelegde stukken valt weinig af te leiden over de oorzaak van de arbeidsongeschiktheid. Het hof heeft op dit punt behoefte aan nadere inlichtingen. [appellant] dient stukken in het geding te brengen waaruit de juistheid van zijn stelling kan blijken (bijvoorbeeld informatie van zijn huisarts en andere artsen of therapeuten bij wie hij onder behandeling is geweest en nadere informatie van de arbodienst/bedrijfsarts).
“De kantonrechter stelt voorop dat van werknemers in het algemeen kan en mag worden verwacht dat zij zich, bij beëindiging van hun arbeidsovereenkomst, binnen korte tijd herstellen van de schok dat zij hun baan (zullen) verliezen en zich actief opstellen om weer een nieuwe betrekking te vinden. Dat de gehele gang van zaken [appellant] erg heeft aangegrepen acht de kantonrechter toe te rekenen aan [geïntimeerde] . Het is immers [geïntimeerde] geweest die aanleiding heeft gegeven voor de melding bij de FIOD en er voor heeft gezorgd dat [appellant] in een loyaliteitsconflict is gekomen. Dat het [appellant] meer moeite dan een gemiddelde werknemer die zijn baan verlies heeft gekost om zich te “herpakken” acht de kantonrechter daar een gevolg van. De kantonrechter is dan ook van oordeel dat het op de weg van [geïntimeerde] had gelegen om [appellant] behulpzaam te zijn bij het vinden van een andere baan.”
grief D in incidenteel hoger beroepkomt [geïntimeerde] op tegen het oordeel van de kantonrechter dat zij aan [appellant] geen andere regeling heeft aangeboden dan aan de andere boventallige werknemers. Volgens [geïntimeerde] heeft de kantonrechter miskend dat [appellant] zich vijf maanden met behoud van salaris zonder arbeidsverplichting heeft kunnen oriënteren op de arbeidsmarkt. Voorts heeft [geïntimeerde] aangevoerd dat rekening dient te worden gehouden met de – in haar ogen – subversieve houding van [appellant] tijdens het dienstverband.
grief III in principaal hoger beroepbetrekking. [appellant] heeft aangevoerd dat de kantonrechter ten onrechte zijn inkomensschade van € 94.313,90 en zijn pensioenschade van € 14.024,30 heeft afgewezen. Het hof zal de beoordeling van deze grief aanhouden totdat is beslist op de overige onderdelen van het hoger beroep.
grief E in incidenteel hoger beroepgericht. Volgens [geïntimeerde] is dat onjuist omdat de kantonrechter niet tot het oordeel is gekomen dat sprake was van een valse of voorgewende reden en omdat op grond van het gevolgencriterium slechts een beperkte vergoeding is toegekend. Het hof is van oordeel dat deze grief faalt. Hoewel slechts een beperkt gedeelte van de door [appellant] gevorderde schadevergoeding is toegewezen, volgt uit hetgeen hiervoor is overwogen dat hij terecht de onderhavige procedure aanhangig heeft gemaakt. [geïntimeerde] heeft in eerste aanleg te gelden als de overwegend in het ongelijk gestelde partij.