Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
1.Het geding in eerste aanleg (zaak-/rolnummer C/01/281058/HA ZA 14-504)
2.Het geding in hoger beroep
- de dagvaarding in hoger beroep;
- de memorie van grieven;
- de memorie van antwoord (met productie);
3.De beoordeling
“Deze overeenkomst van hoofdelijke aansprakelijkheid (Concerngarantie) is gedateerd 30 oktober 2013 en aangegaan door[ [appellante] en haar dochtermaatschappijen Dienstverlening en Kraanverhuur, te noemen “Afnemers”]
en[ [geïntimeerde] , te noemen “Leverancier”].
(..)
Verklarende:.zich hierbij garant te stellen tegenover leverancier dan wel haar rechtsopvolger(s), en verbindt zich tot betaling aan de leverancier in het geval de leverancier schade lijdt uit hoofde van het feit dat Afnemers niet aan hun betalingsverplichtingen hebben voldaan..dat deze garantie onverkort van kracht blijft, zolang leveranties tussen Afnemers en Leverancier plaatsvinden en schulden openstaan.(..)Aldus opgesteld en ondertekend te [plaats] op 30-10 2013(…)”
“Hoi [zelfstandig bevoegd bestuurder van appellante] , Hierbij de concerngarantie, kan je deze op je eigen briefpapier printen, ondertekenen en terug mailen/faxen naar mij?”
Max 4 mnd’. Bij de handtekeningen handgeschreven toegevoegd:
“13 nov 2013”en
“zie onder 13 nov 2013”en daaronder, met een asterix verwijzende naar de doorhaling en vervanging van het woord onverkort achter de tweede bullet:
“deze geldig 4 maanden”.
“(..) Hierbij de garantie voor de Holding. Heb erbij gezet dat het voor 4 maanden is. Als de garantie dan nog nodig is bespreken we dat dan weer (..)”.Bij email van 13 november 2013 17:34 (prod. 5 inl. dagv.) heeft [directeur van geïntimeerde] daarop gereageerd:
“(..) Ik kom morgen terug op de 4 maanden. (…)”
De rechtbank overwoog, kort samengevat en zakelijk weergegeven:
- dat partijen van mening verschillen over de betekenis van de doorhaling en toevoeging in de tekst van de garantie;
‘niet slechts is bedoeld dat [appellante] borg stond voor al hetgeen Kraanverhuur aan [geïntimeerde] verschuldigd was in de periode van 4 maanden, maar ook (en met name) dat de Garantie een geldigheidsduur had van een periode van vier maanden en daarna van rechtswege kwam te vervallen’. Het hof merkt op dat [appellante] met die stelling het standpunt van [geïntimeerde] – dat de garantieverplichting in omvang zowel de bij aanvang van die periode al openstaande verplichtingen betrof als de verplichtingen die in die periode door Kraanverhuur zouden worden aangegaan – als zodanig niet betwist en dat zij zich er alleen op beroept dat de door haar aangebrachte doorhaling en toevoeging
medealdus moeten worden uitgelegd dat met het verstrijken van de termijn van vier maanden iedere aanspraak van [geïntimeerde] op de garantie zou komen te vervallen. Voor zover [appellante] in grief V een ander standpunt lijkt in te nemen over de omvang van de verplichtingen in de periode van vier maanden, zal het hof daarop bij de bespreking van die grief verder ingaan.
alle openstaande schulden tot en met 28 februari 2014onder de garantie zouden vallen. [appellante] heeft dat standpunt uitsluitend bestreden met de stelling dat [geïntimeerde] niets meer kon claimen omdat haar aanspraak daartoe vier maanden na 13 november 2014 (de datum van ondertekening van de garantie) was vervallen. Het uitgangspunt van [geïntimeerde] dat alle openstaande schulden – en niet alleen die uit facturen van in die periode gedane leveranties - onder de garantie vallen, is door [appellante] in de inleidende dagvaarding niet bestreden. Zoals hiervoor in r.o. 3.2.2 overwogen, betwist [appellante] dat uitgangspunt evenmin in grief I waarin zij het in die grief geciteerde overeenkomstige oordeel van de rechtbank niet bestrijdt ten aanzien van het onderdeel dat de garantie betrof: ‘
al hetgeen Kraanverhuur aan [geïntimeerde] in die periode van maximaal vier maanden verschuldigd was en onbetaald liet’.Ook in zijn verklaring op de comparitie in eerste aanleg heeft de directeur [zelfstandig bevoegd bestuurder van appellante] van [appellante] er geen blijk van gegeven dat [appellante] de vordering van [geïntimeerde] in reconventie op enige andere grond bestreed dan op de grond dat de aanspraak van [geïntimeerde] met het verstrijken van de vier maanden termijn zou zijn vervallen. [zelfstandig bevoegd bestuurder van appellante] verklaarde ter comparitie:
“Als [geïntimeerde] binnen die vier maanden een beroep had gedaan op de garantie dan hadden wij moeten betalen”.Naar het oordeel van het hof heeft [appellante] haar in grief V ingenomen standpunt - dat de garantie geen betrekking zou hebben op facturen die dateren van vóór (31 oktober 2014 of) 13 november 2014 – tegenover het verweer van [geïntimeerde] in conventie en de stellingen van [geïntimeerde] in reconventie dan ook onvoldoende onderbouwd. Grief V kan dan ook geen doel treffen voor zover [appellante] daaraan argument (a) ten grondslag legt.
De specificatie van de betaling van € 8.000,= bevindt zich wel bij de producties die door [geïntimeerde] bij memorie van antwoord zijn overgelegd (bijlage b bij email 10 februari 2016 van [geïntimeerde] aan [appellante] ). In die specificatie worden drie factuurnummers genoemd (facturen [factuur 1] , [factuur 2] en [factuur 3] ) die ook in het overzicht van openstaande facturen van [geïntimeerde] (prod. 2 cva conv. eis in reconv.) zijn vermeld. Het betreft de eerste drie factuurnummers in het overzicht. Volgens de specificatie zijn door de betaling van het bedrag van € 8.000,= op die facturen respectievelijk € 204,= (G-gedeelte), € 1.568,25 (G-gedeelte) en € 625,29 (deelbetaling G-gedeelte) betaald. [geïntimeerde] betwist die betalingen niet maar stelt dat deze ook in mindering op de desbetreffende facturen zijn gebracht. Het hof begrijpt dat [geïntimeerde] hiermee wil stellen dat in de door haar in reconventie gevorderde hoofdsom van € 72.393,22 al met die betalingen (in totaal € 2.397,54) rekening is gehouden. Het hof kan [geïntimeerde] daarin niet volgen nu in het genoemde overzicht de desbetreffende facturen in volle omvang zijn opgenomen en de in het overzicht opgesomde facturen resulteren in de door [geïntimeerde] gevorderde hoofdsom van € 72.393,20. Gezien de erkenning door [geïntimeerde] dat van de eerste drie in het overzicht vermelde facturen na de betaling van 10 januari 2014 nog slechts de bedragen € 6.273,=, € 816,=, en € 6.678,96 open stonden in plaats van de in het overzicht vermelde bedragen € 7.841,25, € 1.020,= en € 7.331,25, slaagt grief V in zoverre dat de gevorderde hoofdsom niet voor een bedrag van € 72.393,20 had moeten worden toegewezen maar tot een bedrag van € 69.995,66 (€ 72.393,20 min € 2.397,54).