ECLI:NL:GHSHE:2017:3793
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Onderzoek naar de ondertoezichtstelling van een minderjarige in het kader van de opvoedingssituatie en de rol van de ouders
In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 31 augustus 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep over de ondertoezichtstelling van een minderjarige, hierna te noemen [minderjarige]. De moeder, appellante, heeft de beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 27 maart 2017 aangevochten, waarin de rechtbank de ondertoezichtstelling van [minderjarige] voor de duur van één jaar heeft uitgesproken. De moeder heeft in haar beroepschrift betoogd dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat er forse zorgen zijn over de ontwikkeling van [minderjarige] en dat zij onvoorspelbaar en impulsief zou zijn. De moeder heeft aangegeven dat zij in staat is om voor [minderjarige] te zorgen en dat er geen concrete ontwikkelingsbedreigingen zijn die een ondertoezichtstelling noodzakelijk maken.
Tijdens de mondelinge behandeling op 8 augustus 2017 is de moeder niet verschenen, terwijl de vader en vertegenwoordigers van de Raad voor de Kinderbescherming en de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering wel aanwezig waren. De vader heeft verklaard dat hij en de moeder goed voor elkaar zorgen en dat hij de moeder en [minderjarige] uit de zorginstelling heeft gehaald omdat hij daar zorgen over had. De Raad heeft echter aangegeven dat er ernstige zorgen zijn over de opvoedingssituatie van [minderjarige], mede gebaseerd op het verleden waarin de ouders niet in staat zijn gebleken om voor hun andere kinderen te zorgen.
Het hof heeft overwogen dat de moeder, ondanks eerdere kansen, zich heeft onttrokken aan de hulpverlening en dat er onvoldoende zicht is op de opvoedingssituatie van [minderjarige]. De moeder heeft niet adequaat meegewerkt aan de hulpverlening en heeft zich veelvuldig aan de begeleiding onttrokken. Het hof concludeert dat de ondertoezichtstelling van [minderjarige] noodzakelijk is om de ontwikkelingsbedreigingen af te wenden en bekrachtigt de beschikking van de rechtbank.