ECLI:NL:GHSHE:2017:3784

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
31 augustus 2017
Publicatiedatum
31 augustus 2017
Zaaknummer
200.207.518_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake gezag en omgangsregeling tussen ouders na ontbinding geregistreerd partnerschap

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de moeder tegen een beschikking van de rechtbank Limburg, waarin de ontbinding van het geregistreerd partnerschap met de vader werd uitgesproken en een zorgregeling voor de minderjarige kinderen werd vastgesteld. De moeder, die op een geheim adres woont, verzoekt om de beschikking gedeeltelijk te vernietigen en om een zorgregeling vast te stellen onder begeleiding van de Mutsaersstichting, alsook om het eenhoofdig gezag over de kinderen te verkrijgen. De vader, die zonder advocaat is, verzoekt de moeder niet-ontvankelijk te verklaren in haar beroep en stelt dat de huidige zorgregeling in stand moet blijven.

Tijdens de mondelinge behandeling op 8 augustus 2017 zijn zowel de moeder als de raad gehoord, terwijl de vader niet ter zitting is verschenen. De raad heeft geadviseerd om een raadsonderzoek in te stellen, gezien de zorgen over de psychische gesteldheid van de vader, die eerder is veroordeeld voor stalking en bedreiging van de moeder. Het hof heeft besloten om de verdere behandeling van de zaak aan te houden en de raad te verzoeken om onderzoek te doen naar de mogelijkheden voor gezamenlijk ouderlijk gezag en de omgang tussen de vader en de kinderen. De beslissing over de zaak is aangehouden tot 29 december 2017, waarbij voorlopig is bepaald dat het contact tussen de vader en de kinderen onder begeleiding van een hulpverleningsorganisatie zal plaatsvinden.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH

Afdeling civiel recht
Uitspraak: 31 augustus 2017
Zaaknummer: 200.207.518/01
Zaaknummer eerste aanleg: C/03/213904 / FA RK 15-3973
in de zaak in hoger beroep van:
[appellante],
wonende op een geheim adres,
appellante,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat: mr. E.V.T.E. van der Woning,
tegen
[verweerder],
wonende te [woonplaats] ,
verweerder,
hierna te noemen: de vader
,
advocaat: voorheen mr. T.M.T.M. Lindeman, thans zonder procesvertegenwoordiging.
In zijn hoedanigheid als omschreven in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
de Raad voor de Kinderbescherming,
vestiging: [vestiging] ,
hierna te noemen: de raad.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst naar de beschikking van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Roermond, van 12 oktober 2016.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
Bij beroepschrift met producties, ingekomen ter griffie op 10 januari 2017, heeft de moeder verzocht voormelde beschikking gedeeltelijk te vernietigen en op de in het beroepschrift aangegeven gronden te bepalen dat:
  • tussen de vader en de minderjarigen [minderjarige 1] en [minderjarige 2] een zorgregeling wordt vastgesteld onder begeleiding van de Mutsaersstichting, onder oplegging van een BOR-traject niveau 3, dan wel dat contacten tussen de vader en de kinderen zullen plaatsvinden op een door het hof te bepalen wijze met een door het hof te bepalen duur en frequentie;
  • dat aan de moeder voortaan alleen het eenhoofdig gezag toekomt over de minderjarigen [minderjarige 1] en [minderjarige 2] .
2.2.
Bij verweerschrift met één productie, ingekomen ter griffie op 28 maart 2017, heeft de vader verzocht uitvoerbaar bij voorraad:
  • primair: de moeder niet-ontvankelijk te verklaren in haar beroep, nu voor beide verzoeken van de zijde van de moeder in hoger beroep geen plek is, doch eerst (opnieuw) een bodemprocedure dient te worden doorlopen;
  • subsidiair: het beroep van de moeder, zowel ten aanzien van de verzochte wijze van de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken alsmede ten aanzien van de verzochte wijziging van het ouderlijk gezag, af te wijzen zodat voormelde beschikking onverkort in stand blijft
2.2.1.
Bij V2-formulier d.d. 22 mei 2017 heeft mr. Lindeman zich onttrokken als advocaat van de vader.
2.3.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 8 augustus 2017. Bij die gelegenheid zijn gehoord:
- de moeder, bijgestaan door mr. Van der Woning;
-de raad, vertegenwoordigd door mevrouw [vertegenwoordiger van de raad] .
2.3.1.
De vader is, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet ter zitting verschenen.
2.4.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van de inhoud van:
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling in eerste aanleg d.d. 26 september 2016;
- het V6-formulier met bijlagen van de advocaat van de moeder d.d. 25 juli 2017.

3.De beoordeling

3.1.
Partijen zijn op 3 maart 2008 een geregistreerd partnerschap met elkaar aangegaan.
De minderjarige kinderen van partijen zijn:
- [minderjarige 1] (hierna: [minderjarige 1] ), geboren op [geboortedatum] 2009 te [geboorteplaats] ,
- [minderjarige 2] (hierna: [minderjarige 2] ), geboren op [geboortedatum] 2013 te [geboorteplaats] .
Partijen zijn van rechtswege belast met het ouderlijk gezag over de kinderen.
3.2.
Bij de bestreden beschikking heeft de rechtbank Limburg, zittingsplaats Roermond, voor zover thans van belang:
  • de ontbinding van het geregistreerd partnerschap van partijen uitgesproken;
  • bepaald dat de kinderen hun hoofdverblijfplaats zullen hebben bij de moeder;
  • bepaald dat de regeling inzake de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken als volgt zal zijn:
o de kinderen verblijven bij de vader eenmaal per veertien dagen van vrijdag 18.00/18.30 uur tot zondag 18.00 uur. De vader draagt zorg voor het vervoer van de kinderen op vrijdag en de moeder haalt de kinderen op zondag bij de vader op;
o in de zomervakanties verblijven de kinderen gedurende in ieder geval vijf extra dagen bij de vader;
o voor het overige zullen partijen de verdeling van de vakanties in onderling overleg regelen;
o de vader zal iedere week op woensdag tussen 18.30 uur en 19.00 uur telefonisch contact met de kinderen hebben;
o partijen zullen in onderling overleg extra contactmomenten afspreken. Indien de vader op maandag in de tussenliggende week een extra omgangsmoment wenst, zal hij de moeder hier een week van te voren van op de hoogte brengen, zodat de moeder voor die dag geen opvang voor de kinderen hoeft te regelen. Partijen regelen het tijdstip en halen en brengen in overleg.
3.3.
De moeder kan zich met deze beslissing niet verenigen en zij is hiervan in hoger beroep gekomen.
Ontvankelijkheid
3.4.
Het hof overweegt ter zake de ontvankelijkheid van de moeder in haar verzoeken in hoger beroep het volgende.
3.4.1.
Het geregistreerd partnerschap eindigt op grond van artikel 1:80c lid 1 aanhef en sub d van het Burgerlijk Wetboek (BW) door ontbinding op verzoek van de partners of een van hen.
3.4.2.
Ingevolge artikel 828 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) zijn op een ontbinding van een geregistreerd partnerschap de bepalingen over de rechtspleging in scheidingszaken van overeenkomstige toepassing.
3.4.3.
Op grond van artikel 827 lid 1 aanhef en sub c Rv kan de rechter ingeval de echtscheiding, de scheiding van tafel en bed of de ontbinding van het huwelijk na scheiding van tafel en bed wordt uitgesproken, als nevenvoorziening de navolgende voorzieningen treffen: voorzieningen betreffende het gezag over, de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken over, de vaststelling van de hoofdverblijfplaats van of de omgang met, de informatie en raadpleging over en een bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van minderjarige kinderen van de echtgenoten.
3.4.4.
Voor het eerst in hoger beroep verzoekt de moeder om met het eenhoofdig gezag over de kinderen te worden belast.
De vader stelt dat een zelfstandig verzoek niet voor het eerst in hoger beroep kan worden gedaan.
Het hof overweegt echter dat deze in artikel 362 Rv opgenomen hoofdregel in het onderhavige geval niet geldt. Nevenvoorzieningen in de zin van artikel 827 Rv kunnen ook eerst in de loop van de procedure, en zelfs in hoger beroep worden gedaan (vlg. HR 7 april 2000, NJ 2000/377; HR 23 februari 2001, NJ 2001/237). In zoverre kan de moeder derhalve worden ontvangen in haar verzoek in hoger beroep.
3.4.5.
De moeder verzoekt voorts in hoger beroep wijziging van de bij de bestreden beschikking vastgestelde zorgregeling.
Het hof stelt vast dat de regeling in de bestreden beschikking uit verschillende elementen bestaat. Enkele elementen zijn op verzoek van de moeder opgenomen, andere elementen op verzoek van de vader, met welke verzoeken de ouders gedeeltelijk over en weer hebben kunnen instemmen. Voor het overige heeft de rechtbank zelf de knoop doorgehakt, zo maakt het hof uit het proces-verbaal van de zitting en de bestreden beschikking op.
Op grond van het voorgaande stelt het hof vast dat geen sprake is van een in eerste aanleg op verzoek van de moeder gegeven beslissing, waar zij thans in hoger beroep op terug wenst te komen.
Voorts blijkt uit de grieven van de moeder niet dat zij van mening is dat de bestreden beschikking op onjuiste gronden of op basis van een verkeerde voorstelling van zaken is gegeven. De gronden van de moeder komen namelijk neer op een beroep op een wijziging van omstandigheden, die zich heeft voorgedaan na de bestreden beschikking. Op grond van die wijziging van omstandigheden wenst zij thans een andere zorgregeling dan zij in eerste aanleg heeft verzocht. Het wijzigen c.q. vermeerderen van een in eerste aanleg gedaan verzoek is in hoger beroep toegestaan. Ook in zoverre kan de moeder derhalve worden ontvangen in haar verzoek in hoger beroep.
Inhoudelijke beoordeling
3.5.
De moeder voert – kort samengevat – het volgende aan.
De vader is, zoals in eerste aanleg al was aangevoerd, zeer onbetrouwbaar in de nakoming van de zorgregeling. Ook na de bestreden beschikking heeft de vader zich niet gehouden aan de belafspraak, terwijl die op zijn verzoek in de bestreden beschikking is opgenomen.
Op 6 en 9 oktober 2016 heeft de moeder aangifte gedaan jegens de vader vanwege stalking en bedreiging. De kinderen zijn er in dat weekend getuige van geweest dat de vader de moeder en haar ouders heeft bedreigd, verbaal en met een moersleutel.
Op 10 oktober 2016 is de vader in verzekering gesteld. Op 12 oktober 2016 heeft de rechter-commissaris de voorlopige hechtenis van de vader geschorst onder algemene en bijzondere voorwaarden, onder meer inhoudende dat de vader op geen enkele wijze contact mag hebben met de moeder, de kinderen en de ouders van de moeder. Vanuit de gemeente [de gemeente] is ‘de beschermingstafel’ ingeschakeld. De raad heeft in dat kader aan de moeder geadviseerd de rechtbank te verzoeken de huidige regeling te wijzigen en te overwegen of eenhoofdig gezag passend is. De vader is geadviseerd de aangeboden hulpverlening te accepteren. Tevens is het advies gegeven een BOR-traject op te starten.
De vader hield zich niet aan de schorsende voorwaarden. De moeder heeft hierover op 17 november 2016 een getuigenverklaring afgelegd bij de politie.
De moeder heeft de hulp ingeschakeld van kinder- en gezinscoaches. Vanuit de Mutsaersstichting is Intensief Casemanagement Huiselijk Geweld ingezet.
Zodra het contactverbod wordt opgeheven wenst de moeder mee te werken aan een BOR-traject. De vader is hier wisselend in. De moeder acht begeleiding nodig vanwege het onvoorspelbare gedrag en de onstabiele psychische toestand van de vader.
De moeder wenst voorts te worden belast met het eenhoofdig gezag, aangezien de vader veelvuldig te kennen heeft gegeven niet in staat te zijn op verantwoorde wijze aan zijn ouderrol invulling te geven en de vader onvoorspelbaar gedrag vertoont. De vader heeft de moeder regelmatig bedreigd en hij heeft de moeder ten onrechte beschuldigd van seksueel misbruik van de kinderen. De vader kampt met verslavingsproblematiek. Bij de vader overheerst een enorme woede tegen de moeder en het lijkt of hij zijn realiteitsbeeld heeft verloren. Het gaat sinds de zomer van 2015 bergafwaarts met de vader. Zijn psychische gesteldheid is onstabiel, hetgeen blijkt uit de vele suïcidale uitingen en een suïcidepoging in juni 2016, waarna hij met een inbewaringstelling is opgenomen. De moeder acht wijziging van het gezag noodzakelijk in het belang van de kinderen. Tevens is de wijziging gewenst om de vader te ontlasten en hem niet te overvragen.
3.5.1.
Ter zitting van het hof heeft de moeder, in aanvulling op het voorgaande – kort samengevat – het volgende aangevoerd.
Op 23 juni 2017 is de vader onherroepelijk veroordeeld in verband met de door hem gepleegde feiten waarvan (onder meer) de moeder slachtoffer was. De vader is een taakstraf en een voorwaardelijke gevangenisstraf met een proeftijd van twee jaar opgelegd. De gedurende de schorsing van de voorlopige hechtenis geldende voorwaarde inhoudende een contactverbod, respectievelijk een verplicht reclasseringscontact of verplichte psychiatrische behandeling is bij de veroordeling niet meer opgelegd. Na de strafzitting heeft de vader zich echter afzijdig gehouden. [hulpverleningsorganisatie] is ingeschakeld om het contact tussen de vader en de kinderen te begeleiden. Er zijn drie contactmomenten gepland, waarvan er één heeft plaatsgevonden, bij de ouders van de vader thuis, in aanwezigheid van de vrijwilliger van [hulpverleningsorganisatie] . Het contact is goed verlopen. In september 2017 zullen de begeleide contacten geëvalueerd worden.
De moeder staat nog steeds open voor het contact tussen de vader en de kinderen en zij is bereid en gemotiveerd om dit te ondersteunen. Hetgeen zich in de afgelopen periode heeft afgespeeld, heeft echter invloed gehad op de moeder en de kinderen. Voorkomen dient te worden dat een dergelijke situatie weer ontstaat. De moeder is van mening dat er daarom zicht zou moeten komen op de psychische toestand van de vader. De moeder leeft met vele vragen, zoals, was sprake van een (tijdelijke) crisissituatie of was de problematiek al langer aanwezig, welke hulpverlening heeft de vader nodig, kan de vader invulling geven aan het contact met de kinderen, welke vorm en frequentie van contact kan de vader aan? Voorkomen dient te worden dat de kinderen teleurgesteld in hem raken.
De moeder merkt dat de vader niet in staat is de belangen van de kinderen voorop te stellen. Zo geeft hij wel toestemming voor begeleiding van de kinderen, maar enkel met het doel om de moeder te ‘ontmaskeren’ als kindermisbruiker.
3.6.
De vader voert – kort samengevat – het volgende aan.
De vader stelt dat van een wijziging van omstandigheden sinds de procedure in eerste aanleg geen sprake is. Dat de vader zich niet altijd stipt aan de afspraken houdt, was geen beletsel voor het bepalen van de zorgregeling in de bestreden beschikking.
De vader betwist dat van stalking sprake is geweest. De moeder heeft op enig moment ieder contact verbroken. De enige wijze waarop de vader informatie over de kinderen kon krijgen, was door de moeder aan te spreken als hij haar tegenkwam.
De vader betwist niet dat er een incident heeft plaatsgevonden in het weekend in oktober 2016, maar hij stelt dat ook hij daarbij is aangevallen. De vader is – als voorwaarde voor de schorsing van de voorlopige hechtenis – geen straatverbod opgelegd. Hij probeert een andere weg in te slaan als hij de moeder ziet.
Het frustreert de vader dat hij de kinderen niet mag zien en dat men alleen de moeder op haar woord gelooft en dat men geen oog heeft voor de zienswijze van de vader. De vader heeft zorgen over de kinderen en vreest dat de moeder tegen de kinderen onjuiste verhalen over hem vertelt. De vader ziet niet in waarom hij de kinderen niet bij zich zou kunnen hebben zonder toezicht. De vader heeft wel degelijk een verantwoordelijkheidsgevoel jegens de kinderen. Om hen vertrouwen te geven en omdat de kinderen de vader al enige tijd niet hebben gezien, wil de vader subsidiair instemmen met begeleide omgang.
De vader stelt voorts dat de moeder haar verzoek om met het eenhoofdig gezag te worden belast onvoldoende heeft gemotiveerd. De vader wil niets liever dan bij de kinderen betrokken zijn. De moeder diskwalificeert de vader en zet hem buiten spel. Aan de gronden voor de beëindiging van het gezamenlijk gezag is niet voldaan. Uit niets blijkt dat er een gezagsconflict is ontstaan waarbij het partijen niet is gelukt om tot een oplossing of afspraak te komen.
3.7.
De raad heeft ter zitting het volgende naar voren gebracht.
De raad constateert dat door de afwezigheid van vader ter zitting cruciale vragen onbeantwoord zijn gebleven.
Het is goed dat het contact is hersteld. [hulpverleningsorganisatie] heeft echter de doelstelling dat de ouders uiteindelijk zelf het contact gaan vorm geven en ten uitvoer gaan leggen. De moeder zou graag de deskundige begeleiding aanhouden, gezien de onduidelijkheid die bij haar heerst. Het is niet bekend of de vader open staat voor een ouderschapsreorganisatietraject, hetgeen, gezien wat er gebeurd is, wel aangewezen zou zijn.
Om een beeld te krijgen van de actuele situatie en de bereidheid van de vader om hulpverlening te accepteren, is een raadsonderzoek noodzakelijk. Indien het hof hierin mee gaat, acht de raad het gewenst dat de begeleide contacten bij [hulpverleningsorganisatie] tijdens het raadsonderzoek voortgezet worden, mede omdat dit de raadsonderzoeker inzicht geeft in hoe het contact tussen de vader en de kinderen verloopt.
Uit het raadsonderzoek kan blijken dat sprake is (geweest) van een crisissituatie, die zich thans normaliseert of kan normaliseren. Als de samenwerking tussen de vader en de moeder op gang kan komen met behulp van professionele begeleiding, is er geen aanleiding om het gezamenlijk gezag te beëindigen. De raad doet over het gezag derhalve nu nog geen uitspraken.
3.8.
Het hof overweegt het volgende.
3.8.1.
Ter beoordeling van het hof ligt voor of voldaan is aan de gronden om het gezamenlijk gezag te beëindigen en de moeder met het eenhoofdig gezag te belasten, alsmede of er aanleiding is om de contactregeling zoals vastgesteld in de bestreden beschikking te wijzigen aldus, dat een begeleide contactregeling tussen de vader en de kinderen wordt vastgesteld.
3.8.2.
Het hof acht zich op grond van de stukken en hetgeen ter zitting is besproken onvoldoende voorgelicht om een verantwoorde beslissing te kunnen nemen.
Met de moeder en de raad is het hof van oordeel dat over de psychische gesteldheid van de vader te weinig bekend is, terwijl zorgen daaromtrent aanwezig zijn. De vader is bij onherroepelijk vonnis veroordeeld voor stalking en bedreiging van (in ieder geval) de moeder. Voorts heeft de vader – zo is als niet of onvoldoende betwist komen vast te staan – verschillende suïcidale uitlatingen en een suïcidepoging gedaan. Ter zitting van het hof is gebleken dat de situatie rondom de vader rustiger is geworden en dat met de inzet van [hulpverleningsorganisatie] het contact tussen de vader en de kinderen is hersteld.
Het is evenwel onbekend wat de grensoverschrijdende gedragingen bij de vader heeft veroorzaakt. Bekend is dat de vader het moeilijk heeft (gehad) met de diagnose betreffende zijn fysieke gezondheid. Het is echter onduidelijk of deze diagnose, eventueel in combinatie met de scheidingsproblematiek, voor een crisis heeft gezorgd, dan wel of sprake is van langdurige onderliggende problematiek. Evenmin is duidelijk of de vader onder behandeling staat of heeft gestaan van een psycholoog of psychiater.
De raad heeft ter zitting van het hof de ouders voorts geadviseerd een ouderschapsreorganisatietraject te volgen. Het is niet bekend of de vader daarvoor open staat.
Nu de vader geen advocaat meer heeft en ook zelf niet ter zitting is verschenen, zijn de in de procedure in hoger beroep gerezen vragen onbeantwoord gebleven.
Het hof is dientengevolge niet in staat een oordeel te geven over de mogelijkheden van de vader om invulling te geven aan zijn rol in het leven van de kinderen.
3.8.3.
Het hof ziet derhalve aanleiding om, zoals ter zitting door de raad geopperd, de raad te verzoeken om een onderzoek in te stellen en te rapporteren en adviseren omtrent de volgende vragen:
welke mogelijkheden of belemmeringen ziet de raad voor gezamenlijk ouderlijk gezag over [minderjarige 1] en [minderjarige 2] ?
wat acht de raad nodig om eventuele belemmeringen voor gezamenlijk ouderlijk gezag weg te nemen?
wat is het advies van de raad ten aanzien van het gezag?
welke mogelijkheden en belemmeringen ziet de raad voor contact c.q. omgang tussen de vader en de kinderen?
wat acht de raad nodig om eventuele belemmeringen voor contact c.q. omgang weg te nemen?
als er mogelijkheden zijn, in welke vorm en frequentie is contact c.q. omgang tussen de vader en de kinderen mogelijk?
welke andere feiten en/of omstandigheden die uit het onderzoek naar voren zijn gekomen, zijn niet in het kader van de voorgaande vragen aan de orde gesteld en zijn wel van belang om te vermelden?
3.9.
Het hof zal de verdere behandeling van de zaak vier maanden aanhouden, teneinde de resultaten van het onderzoek en het advies van de raad af te wachten. Partijen zullen vervolgens door het hof in de gelegenheid worden gesteld binnen twee weken schriftelijk te reageren op het rapport en het advies van de raad.
3.10.
Voorts zal het hof bepalen dat het contact tussen de vader en de kinderen voorlopig plaatsvindt onder begeleiding van [hulpverleningsorganisatie] , waarbij het aan de begeleiders van [hulpverleningsorganisatie] is om de frequentie, de duur en de overige voorwaarden van het contact te bepalen.

4.De beslissing

Het hof:
verzoekt de raad een onderzoek in te stellen conform hetgeen hiervoor onder rechtsoverweging 3.8.3. is overwogen;
verzoekt de raad tijdig vóór de hierna te noemen pro forma datum rapport en advies uit te brengen aan het hof, onder gelijktijdige verstrekking van een afschrift daarvan aan de raadslieden van partijen;
houdt iedere verdere beslissing aan tot
PRO FORMA 29 december 2017;
bepaalt dat het contact tussen de vader en de kinderen voorlopig plaatsvindt onder begeleiding van [hulpverleningsorganisatie] , een en ander met inachtneming van hetgeen hiervoor onder 3.10. is overwogen.
Deze beschikking is gegeven door mrs. C.A.R.M. van Leuven, C.D.M. Lamers en C.N.M. Antens en is op 31 augustus 2017 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.