6.1De feiten
De door de kantonrechter in hoofdstuk 2 van het vonnis waarvan beroep vastgestelde feiten zijn in hoger beroep niet betwist, zodat ook het hof van deze feiten, voor zover nodig aangevuld en aangepast door het hof, over zal gaan. De feiten luiden als volgt.
a. [geïntimeerde] is op 1 november 2013 in dienst getreden van [appellante] in de functie van Director B2B (Business to Business), aanvankelijk op basis van een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd en met ingang van 1 mei 2014 op basis van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd. Het laatstverdiende salaris bedroeg € 13.889,-- bruto per maand, exclusief vakantietoeslag en variabele beloning. [geïntimeerde] is thans 53 jaar oud.
b. In de arbeidsovereenkomst staat voor zover van belang, het volgende:
“ Art. 5. Functiecontract en verhouding tot CAO en [appellante] -concernregelingen
1. Deze overeenkomst betreft een zogeheten functiecontract als bedoeld in de CAO Productie- en Leveringsbedrjjven (PLb). Op deze overeenkomst zijn de volgende hoofdstukken c.q. artikelen van de CAO Productie- en Leveringsbedrijven (PLb) van toepassing: hoofdstuk 1 t/m 3, artikel 4.9 Jubileumgratificatie, artikel 5.9 Werken op zon- en feestdagen, hoofdstuk 10 Buitengewoon verlof, hoofdstuk 12 Verhuiskosten, artikel 13.3 Opbouw van het Benefitbudget, hoofdstuk 15 t/m 20. De overige hoofdstukken c.q. artikelen van de CAO Productie- en Leveringsbedrijven (PLb) blijven buiten toepassing en worden vervangen door de in deze overeenkomst opgenomen bepalingen. (…)”
Art. 6. Salaris en variabele beloning
(…)
2. Naast het vaste jaarsalaris kan de werkgever jaarlijks een bruto Target Bonus (variabele beloning) toekennen. De Target Bonus voor werknemer bedraagt € 50.000,00 bruto. De toekenning en (bepaling van de) hoogte van de Target Bonus is overeenkomstig het daarvoor van tijd tot tijd geldende beleid en is thans afhankelijk van het bedrijfsresultaat (collectieve deel) en de persoonlijke prestatie (individuele deel) van werknemer, zulks ter beoordeling van werkgever. De werkgever heeft de bevoegdheid de variabele beloning en/of het in dat kader geldende beleid eenzijdig te wijzigen.
(…)
Deze Target Bonus wordt alleen uitgekeerd als: • de werknemer op 31 december van het betreffende bonusjaar nog in dienst is en tot 31 december van het betreffende bonusjaar het dienstverband niet heeft opgezegd; • geen schorsing van toepassing is (geweest); • de werknemer gedurende het bonusjaar niet voor een periode van in totaal vier maanden of langer arbeidsongeschikt is geweest; • de werkgever tot het moment van toekenning van de Target Bonus het dienstverband niet heeft opgezegd in verband met een dringende reden als bedoeld in artikel 7:677 BW of niet
streeft naar ontbinding van het dienstverband in verband met een gewichtige reden in de zin van artikel 7:685 BW voor zover terug te voeren op een dringende reden, in de zin van artikel 7:685.
In geval van (pre)pensionering, arbeidsongeschiktheid en andere vormen van non-activiteit (bijv. levensloop, periode van onbetaald verlof, e.d.) tijdens het bonusjaar wordt de Target Bonus, in afwijking van het voorgaande, naar rato berekend en uitbetaald, indien en voor zover redelijkerwijze sprake is van een proportionele realisatie van de doelstelling.”
c. In de cao PLb staat, voor zover van belang, het navolgende:
“Hoofdstuk 1. Over deze cao (algemene bepalingen)
Art. 1.2. Werkingssfeer
1. Deze cao is van toepassing op de arbeidsovereenkomst tussen de werkgever (…) en de in zijn dienst zijnde werknemers.
Art. 1.6. Begripsbepalingen
In de cao PLb wordt verstaan onder:
(…)
Werknemer Alle personen in dienst van de werkgever met uitzondering van:
- leden van raden van bestuur en directieleden (met inbegrip van bedrijfs-, staf-, en adjunct-directeuren) (…)
(…)
Hoofdstuk 2
Rechten en verplichtingen van werkgevers en werknemers (gedragsregels)
Artikel 2.6.
Naleving te goeder trouw
1. De werkgever zal geen werknemers in zijn dienst nemen onder voorwaarden die afwijken van hetgeen bepaald is in de cao PLb (…).
Hoofdstuk 3. De arbeidsovereenkomst
Artikel 3.3. Functiecontracten en arbeidsvoorwaarden hoger personeel
(…)
Arbeidsvoorwaarden
3. Op werknemers met een functiecontract zijn de hoofdstukken 1 t/m 3, 13 en 17 t/m 20 van de cao PLb onverkort van toepassing. De overige arbeidsvoorwaarden in de cao PLb en in de bedrijfs-cao zijn van toepassing tenzij deze worden vervangen door specifieke collectieve of individuele afspraken.
Hoofdstuk 18.
Aanvulling WW-uitkering bij werkloosheid als gevolg van reorganisatie
Art. 18.1. Algemeen
1. Wanneer de arbeidsovereenkomst van de werknemer eindigt omdat zijn functie vervalt als gevolg van een reorganisatie, bedrijfssluiting, of vermindering van werkzaamheden, dan heeft hij recht op een aanvulling op de loongerelateerde WW-uitkering.
(…)
Artikel 18.4. Hoogte van de aanvulling van de WW-uitkering.
1. Gedurende de eerste helft van de door UWV vastgestelde uitkeringsduur wordt de WW-uitkering aangevuld tot 90% van het laatst verdiende salaris. De tweede helft van die uitkeringsduur wordt de WW- uitkering aangevuld tot 80%. (…).
2. Bij de berekening van de aanvulling worden alle inkomsten (zoals salaris, WW – en ZW – uitkering) meegeteld.”
d. Als gevolg van een reorganisatie is de functie van [geïntimeerde] komen te vervallen.
e. Met ingang van 1 maart 2015 heeft de kantonrechter de arbeidsovereenkomst ontbonden, onder toekenning van een vergoeding van € 43.000,-- bruto aan [geïntimeerde] .
In de beschikking d.d. 13 februari 2015 is, voor zover van belang, het navolgende overwogen:
“Partijen zijn verdeeld over de vraag of bij de vaststelling en toekenning van voornoemde vergoeding, rekening gehouden dient te worden met een eventuele loonsuppletie in de zin van hoofdstuk 18 van de cao PLb 2013.
[appellante] verzoekt de kantonrechter om die reden een ontbindingsvergoeding aan [geïntimeerde] toe te kennen onder de voorwaarde dat de ontbindingsvergoeding in mindering moet worden gebracht op een eventueel aan [geïntimeerde] toe te kennen vergoeding/suppletie voor beëindiging van haar dienstverband op grond van de regeling uit hoofdstuk 18 cao PLb 2013.
[geïntimeerde] verzoekt de kantonrechter geen rekening te houden met een eventuele suppletieregeling.
Ter zitting is duidelijk geworden dat de hoogte van de totale (eventuele) loonsuppletie afhangt van de lengte van de periode waarin [geïntimeerde] aanspraak zou kunnen maken op een werkloosheidsuitkering, van de duur van de feitelijke werkeloosheid en dat haar werkloosheidsuitkering gedurende de eerste helft van de uitkeringsperiode zal worden aangevuld tot 90% van haar salaris en gedurende de tweede helft tot 80% van haar salaris.
[appellante] heeft ter zitting echter niet inzichtelijk gemaakt gedurende welke periode [geïntimeerde] , bij voortdurende werkloosheid, in aanmerking zou kunnen komen voor een werkloosheidsuitkering. Voorts heeft [appellante] ter zitting aangegeven zich op het standpunt te stellen dat ook bestaande neveninkomsten gekort zullen worden op de suppletie.
Dit leidt tot de conclusie dat thans niet inzichtelijk is van welk maandelijks bedrag gedurende welke maximale periode dient te worden uitgegaan. De kantonrechter acht dat wel van belang aangezien ook in een situatie waarin aanspraak gemaakt kan worden op een loonsuppletie er aanleiding kan zijn om in een ontbindingsprocedure een vergoeding toe te kennen. Voorts bestaat kennelijk de mogelijkheid dat, zelfs indien [geïntimeerde] aanspraak kan maken op een loonsuppletie, zij er in inkomsten op achteruit zal gaan. [appellante] stelt immers dat ook reeds bestaande neveninkomsten op de suppletie in mindering zullen worden gebracht.
[appellante] stelt zich bovendien op het standpunt dat [geïntimeerde] niet in aanmerking komt voor deze loonsuppletie. Dat houdt in dat [geïntimeerde] zich tot de rechter zal moeten wenden om, als zij recht heeft op een dergelijke suppletie, deze ook daadwerkelijk te ontvangen.
De kantonrechter acht het niet wenselijk om bij de onderhavige uitspraak al vooruit te lopen op de uitkomst van een dergelijke procedure.
Uit het voorgaande volgt dat er nog zoveel onduidelijkheden bestaan omtrent de toekenning, hoogte en duur van de loonsuppletie dat de kantonrechter geen aanleiding ziet om hiermee bij het bepalen van een ontbindingsvergoeding rekening te houden.”
f. [geïntimeerde] heeft een WW-uitkering aangevraagd. Het UWV heeft op 20 maart 2015 op die aanvraag positief beslist en aan [geïntimeerde] met ingang van 2 maart 2015 een WW-uitkering toegekend tot en met 1 december 2017.
g. Met ingang van 1 april 2015 is [geïntimeerde] in dienst getreden bij [Nederland B.V.] Nederland B.V. in de functie van Commercial Director. De WW-uitkering is met ingang van die datum stopgezet. Het verschil tussen de hoogte van de door [geïntimeerde] ontvangen WW-uitkering over de maand maart 2015 en 90% van haar laatstverdiende loon, en dus het bedrag aan suppletie over die maand, bedraagt € 10.000,--.