Uitspraak
GERECHTSHOF ̓s-HERTOGENBOSCH
1.[geïntimeerde 1] ,
1.Het geding in eerste aanleg (zaak-/rolnummer: C/02/322411/KG ZA 16-703)
2.Het geding in hoger beroep
3.De gronden van het hoger beroep
[moeder] (hierna: moeder).
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
In deze zaak gaat het om een kort geding dat is aangespannen door de kinderen van de heer [vader] tegen hun stiefmoeder, [appellante]. De kinderen vorderen dat [appellante] zekerheid stelt voor hun erfdelen uit de nalatenschap van hun overleden vader, die hen bij testament een aanzienlijk deel heeft nagelaten. De rechtbank had eerder bepaald dat [appellante] binnen twee weken na betekening van het vonnis zekerheid moest stellen, maar zij heeft dit nagelaten. De kinderen hebben daarom een kort geding aangespannen om een dwangsom te verbinden aan de verplichting van [appellante] om zekerheid te stellen. Het hof oordeelt dat [appellante] niet vrijwillig aan de eerdere veroordeling heeft voldaan en dat er voldoende spoedeisend belang is voor de kinderen. Het hof overweegt dat [appellante] in staat moet worden gesteld om zekerheid te stellen, maar dat dit niet kan worden afgedwongen met een dwangsom, omdat niet is aangetoond dat zij over voldoende middelen beschikt. Het hof stelt voor dat [appellante] maandelijks een bedrag op een bankrekening stort totdat zij aan haar verplichtingen voldoet. De zaak wordt aangehouden voor verdere behandeling.