Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
1.Het geding in eerste aanleg (zaaknr. C/01/234526 HA ZA 11-1334)
2.Het geding in hoger beroep
3.De beoordeling
[geïntimeerde] heeft ten doel het verstrekken van financiële waarborgen aan kredietverschaffers in verband met kredieten verschaft aan kinderopvangorganisaties, onder meer met behulp van subsidies verstrekt door het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (hierna het Ministerie van SZW).
“Wanneer de kinderopvangorganisatie[ [appellante] en [Holding B.V.] tezamen en ieder afzonderlijk, hof]
niet aan haar financiële verplichtingen jegens de kredietverschaffer kan voldoen, waardoor [geïntimeerde] zijn borgstellingsverplichting ten opzichte van de kredietverschaffer dient na te komen, krijgt de kinderopvangorganisatie een schuld aan [geïntimeerde] . Deze schuld is gelijk aan het bedrag dat [geïntimeerde] aan de kredietverschaffer voldoet, vermeerderd met de wettelijke rente die wordt berekend vanaf het moment van het voldoen door [geïntimeerde] . In deze situatie dient de kinderopvangorganisatie een schuldbekentenis met ingangsdatum af te geven aan [geïntimeerde] .”
“Voorwaarde was verder dat [geïntimeerde] een borgtocht zou verlenen voor een bedrag van € 4 miljoen en dat het risico voor Kinderopvang [appellante] beperkt zou zijn tot een bedrag van € 2 miljoen.” (…) “De afspraak was dat het risico van [geïntimeerde] € 4 miljoen zou zijn, en het risico van Kinderopvang [appellante] € 2 miljoen. Een regresrecht is in de periode vóór de overname nooit aan de orde geweest.” (…) “In mijn oprechte beleving was het risico van Kinderopvang [appellante] bij de overname van [Holding B.V.] maximaal € 2 miljoen. Ik kan me niet duidelijk herinneren dat [geïntimeerde] bevestigd zou hebben dat het risico van Kinderopvang [appellante] inderdaad beperkt was tot € 2 miljoen. Uit de gesprekken met [geïntimeerde] moet het wel duidelijk zijn geweest dat wij steeds zijn uitgegaan van een risicoverdeling die erop neerkwam dat [appellante] een risico zou lopen van maximaal € 2 miljoen en [geïntimeerde] een risico van maximaal € 4 miljoen. Onze uitleg over een risicoverdeling is in de periode vóór de overname van [Holding B.V.] door [geïntimeerde] nooit weersproken. Ook is Kinderopvang [appellante] door [geïntimeerde] niet gewaarschuwd voor het regresrecht.” (…) “houdt u mij een verklaring van de getuige [directeur van geïntimeerde] voor, waarin deze zegt dat vóór het sluiten van de borgstellingsovereenkomsten door hem uitvoerig en nadrukkelijk is gesproken over het regresrecht. Ik kan mij daarvan niets herinneren en meen dat hij daarover niets gezegd heeft in die tijd.” (…) “Ik heb voor het sluiten van de diverse contracten in verband met de overname van [Holding B.V.] inderdaad diverse malen uitvoerig gesproken met dhr. [directeur van geïntimeerde] , maar zoals ik al zei, is daarbij het regresrecht naar mijn mening niet aan de orde geweest.”Naar het oordeel van het hof is deze verklaring onvoldoende voor het te leveren bewijs. [de inmiddels in verband met deze kwestie ontslagen voorzitter van de Raad van Bestuur van Stichting Kinderopvang] heeft immers niet meer verklaard dan dat de afspraak was dat [geïntimeerde] een borgstelling zou afgeven voor € 4.000.000,--, dat “in zijn beleving” (daarmee) het risico van [appellante] beperkt was tot € 2.000.000,-- en dat [geïntimeerde] [appellante] niet heeft gewaarschuwd voor het regresrecht van de borg. Dat [appellante] ook niet de wil en de bereidheid had in te stemmen met een reguliere borgtocht zoals neergelegd in de akten (met regresrecht, dat immers ook in de wet is opgenomen), blijkt daar niet uit, laat staan dat dit met [geïntimeerde] zou zijn afgesproken of dat zij dit had moeten en kunnen begrijpen.
“Een regresrecht is vóór de overname van [Holding B.V.] nooit besproken. Het risico van maximaal € 2 miljoen voor Kinderopvang [appellante] is bij de besprekingen met [geïntimeerde] uitgebreid aan de orde geweest.”Het oordeel van de rechtbank over de verklaringen van [de inmiddels in verband met deze kwestie ontslagen financieel directeur van Stichting Kinderopvang] is juist (vonnis van 21 mei 2014, 4.7): zijn verklaringen zijn (voor zover door hem niet herroepen) onvoldoende concreet en feitelijk. Onduidelijk is gebleven met wie [de inmiddels in verband met deze kwestie ontslagen financieel directeur van Stichting Kinderopvang] wanneer heeft gesproken over de door hem genoemde afspraak over een risicoverdeling en een side-letter en wat precies door hem of tegen hem hierover is gezegd. Dat [de inmiddels in verband met deze kwestie ontslagen financieel directeur van Stichting Kinderopvang] - anders dan de rechtbank oordeelde - geen persoonlijk belang heeft bij de uitkomst van deze zaak (wat [appellante] met grief 4 betoogt), doet aan dat oordeel niet af. Die klacht passeert het hof dan ook.
“Wij hielden als worst case scenario aan een verlies van EUR 6 miljoen. Daarvan zou EUR 2 miljoen voor rekening van [appellante] komen en dat was ook het maximale wat [appellante] voor haar rekening kon nemen, omdat anders de continuïteit van [appellante] in gevaar zou komen.” (…) “Wij verkeerden in de veronderstelling dat tussen het [geïntimeerde] en [appellante] was afgesproken dat betalingen door het [geïntimeerde] uit hoofde van de verstrekte borgtochten niet op [appellante] zouden worden verhaald. Dat zou onder andere in de eerder genoemde sideletter worden vastgelegd. Wij hebben onze offerte ook uitvoerig met het [geïntimeerde] besproken en doorgenomen. Tijdens die besprekingen is door het [geïntimeerde] bevestigd dat geen verhaal zou worden genomen door het [geïntimeerde] op [appellante] . Indien het [geïntimeerde] betalingen zou moeten doen aan de [bank] uit hoofde van de door het [geïntimeerde] verstrekte borgtochten, althans dat is tijdens die gesprekken niet door het [geïntimeerde] weersproken. Dat is besproken met [risicoanaliste van geïntimeerde] van het [geïntimeerde] .”[voormalig directeur zakelijke arrangementen van bank] heeft echter niet concreet en duidelijk verklaard over feiten waaruit de juistheid van die veronderstelling van [bank] kan worden afgeleid.
Daartegenover staat dat [risicoanaliste van geïntimeerde] zich blijkens haar verklaring niet kan herinneren dat zij tegenover [voormalig directeur zakelijke arrangementen van bank] zou hebben erkend of ermee zou hebben ingestemd dat [geïntimeerde] geen gebruik zou maken van haar regresrecht.
Bij het voorgaande komt nog dat [voormalig directeur zakelijke arrangementen van bank] is tegengesproken door zijn collega [voormalig medewerker van de directie zakelijke arrangementen van bank] , die heeft verklaard (inleidende dagvaarding, productie 36):
“U vraagt naar hetgeen in de offerte is opgenomen met betrekking tot de zekerheden en met name de borgstellingen door [geïntimeerde] . In de laatste alinea van de vierde pagina staat: “de opstelling van de bovengenoemde borgingen van [geïntimeerde] dienen ons te conveniëren”. Deze zinsnede is[een]
subtiele verwijzing naar hetgeen wij in casu hoopten, dat zou gebeuren, als [Holding B.V.] zou omvallen. Wij hoopten namelijk dat [geïntimeerde] in dat geval de vordering, welke zij na inlossing van de borgstelling zou hebben op [appellante] , zou afboeken. Later, toen [geïntimeerde] de borgstelling had gefiatteerd, hoorde ik van [risicoanaliste van geïntimeerde] dat de normale standaard borgstelling was gefiatteerd en het daaraan gekoppelde regresrecht niet van tafel was. Dat heb ik toen verteld aan [voormalig directeur zakelijke arrangementen van bank] en deze was not amused. Hij vertelde mij toen dat hij [risicoanaliste van geïntimeerde] had gevraagd om bij de financiële commissie in te brengen, het regresrecht te laten vervallen. [risicoanaliste van geïntimeerde] heeft mij verteld dat het vervallen van het regresrecht bij de financiële commissie niet ter sprake is gekomen.” (…) “U vraagt mij, of het de bedoeling was dat in de side letter zou worden opgenomen dat in afwijking van de geconvenieerde borgstelling een garantie van [geïntimeerde] zou worden opgenomen. [voormalig directeur zakelijke arrangementen van bank] heeft mij gevraagd, om iets dergelijks met [risicoanaliste van geïntimeerde] te regelen, maar ik ben daarin heel kort geweest en heb gezegd: “je kunt de boom in”, of woorden van die strekking. In ieder geval vond ik dat niet kunnen.” (…) “Ik heb haar[ [risicoanaliste van geïntimeerde] ]
gevraagd, om ook het stuk van het Ministerie te mogen inzien en hoewel zij aangaf dat dat niet voor mij bestemd was, heb ik het toch ingezien en toen geconcludeerd dat er geen enkele ruimte was voor [geïntimeerde] om af te zien van regresrecht, of anderszins af te wijken van de standaardregeling (…).”De verklaring van [voormalig directeur zakelijke arrangementen van bank] is al met al niet voldoende voor het door [appellante] te leveren bewijs.
“Risico’s voor [appellante][ [appellante] , hof]
- Mogelijk niet volledig kunnen afdekken van risico’s overname door onvoldoende borgstelling [geïntimeerde] . Garantie/voorwaarden [geïntimeerde] zijn nog niet op papier gezet. Lening waarschijnlijk € 6 miljoen, waarborg € 4 miljoen, restrisico € 2 miljoen.” (…) “ [geïntimeerde] dient voor € 4 miljoen garanties af te geven, zodanig dat [appellante] hierover geen risico loopt. Over € 2 miljoen loopt [appellante] dus wel risico!”. [appellante] heeft ook een brief van 14 maart 2005 van de Raad van Bestuur van [appellante] aan de Raad van Toezicht van [appellante] overgelegd (inleidende dagvaarding 43, productie 29). [appellante] beroept zich in de kern op de passages:
“Het [geïntimeerde] zou in deze een garantie moeten geven voor mogelijke verliezen welke uit de debiteurenpositie dan wel onderschatte crediteurenpositie eventueel zouden kunnen voortvloeien.” (…) “De overname (c.q. het benodigde werkkapitaal) zal gefinancierd worden door een lening bij de [bank] welke door het [geïntimeerde] gegarandeerd wordt. De borging bedraagt 100% op vermogen en 50% op werkkapitaal. Bij een lening van € 6 miljoen wordt € 2 miljoen voor 100% gegarandeerd en € 4 miljoen voor 50%, leidend tot een garantie van € 4 miljoen. Theoretisch heeft [appellante] hierin dus ook een risico van € 2 miljoen.”[appellante] heeft ook notulen overgelegd van een vergadering van haar Raad van Toezicht, gehouden op 21 maart 2005 (inleidende dagvaarding 51-52, productie 30). [appellante] beroept zich in de kern op de passages:
“De heren [de inmiddels in verband met deze kwestie ontslagen voorzitter van de Raad van Bestuur van Stichting Kinderopvang] en [de inmiddels in verband met deze kwestie ontslagen financieel directeur van Stichting Kinderopvang] gaan in op de condities van de borging vanuit het [geïntimeerde] . De borgstelling vanuit het [geïntimeerde] is bedoeld om, daar waar het Kinderopvang [appellante] niet lukt [Holding B.V.] vlot te trekken, dit risico af te dekken. Het is als het ware een soort bankgarantie en géén bankkrediet. Aansluitend wordt een analyse gegeven over de verwachte stand van zaken wanneer de borg onverhoopt toch geëffectueerd zou moeten worden. Uitgaande van een externe financiering van € 6,- mlj, welke voor € 4,- mlj geborgd is, is het uiteindelijke risico voor Kinderopvang [appellante] beperkt tot € 2,- mlj. De openstaande vordering van € 800.000 kan hiermee verrekend worden, resulterend in het risico van € 1,2 mlj. Het aangaan van dit risico wordt gerechtvaardigd doordat hier de volgende zaken tegenover staan: - het verkrijgen van contracten en contacten/database [Holding B.V.] ; - het verkrijgen van infrastructuur [Consult] ; - het verkrijgen van een koppelingssysteem ten behoeve van bemiddelingsactiviteiten welke mogelijk gebruikt kan worden voor het [bemiddelingsbureau] .” (…) “besluit de Raad van Toezicht dat [Holding B.V.] wordt overgenomen door Kinderopvang [appellante] . Hierbij geldt als nadrukkelijke voorwaarde dat de borging vanuit het [geïntimeerde] plaats vindt.”[appellante] beroept zich ook op de verklaring van de getuige [lid van de Raad van Toezicht van Stichting Kinderopvang] , destijds lid van de Raad van Toezicht. [appellante] beroept zich in de kern op de passage (inleidende dagvaarding, 54-55, productie 14):
“De stellingname van de Raad van Toezicht van [appellante] , dat het risico van [appellante] beperkt was tot 2 miljoen euro, was bij het [geïntimeerde] bekend. De Raad van Toezicht van [appellante] had ook aan de Raad van Bestuur van [appellante] aangegeven dat de transactie met betrekking tot [Holding B.V.] door kon gaan op voorwaarde dat het risico voor [appellante] beperkt zou blijven tot 2 miljoen euro. Dat hebben wij als Raad van Toezicht in maart 2005 gesteld.” (…) “Er is mij na bestudering gebleken dat er een verschil zat tussen de wilsovereenstemming, zoals deze is gecommuniceerd door de Raad van Bestuur van [appellante] naar de Raad van Toezicht, en de tekst van de overeenkomsten en het verschil zat hem in het regresrecht dat was opgenomen in de overeenkomst.”
“Crisis overleg tussen [appellante] en [Holding B.V.] heeft vervolgens ertoe geleid dat de Stichting Kinderopvang [appellante] de bereidheid heeft uitgesproken om [Holding B.V.] te willen overnemen onder de voorwaarde dat [geïntimeerde] bereid zou zijn zoveel mogelijk risico’s af te dekken.”;
“ [appellante] vraagt om de borgstellingen voor een totaal van € 4.000.000,-- voor de afrekening van de debiteuren en crediteuren te laten gelden. De reorganisatie komt dan voor rekening en risico van [appellante] .”;
“De gevraagde borgstelling wordt voor het [geïntimeerde] een risico, indien minder dan 50% van de debiteuren van [Holding B.V.] inbaar blijkt te zijn. Alle overige risico’s zijn voor rekening van [appellante] .”
“Voor de periode tot 1 april 2006 is het uitgangspunt dat de Stichting [geïntimeerde] bij het afgeven van de borgen gelegen in het risico dat Stichting Kinderopvang [appellante] c.s. loopt bij de overname van [Holding B.V.] B.V. en dan expliciet het verschil tussen debiteuren en crediteuren vóór overname. Dat wordt ingeschat op een verschil van 100% van de crediteuren en 50% van de debiteuren van [Holding B.V.] B.V. per datum van overdracht van de aandelen. Indien dat verschil een verlies oplevert van € 4.000.000,-- en indien blijkt dat [Holding B.V.] B.V. niet levensvatbaar is en dient te worden geliquideerd mag worden verondersteld dat de [bank] Bank de borgen zal aanspreken.”