[appellante] legt aan haar vordering tot betaling van € 4.422,66 aan hoofdsom voorts ten grondslag dat [geïntimeerde] tekort is geschoten in haar uit de met [Energie B.V.] gesloten overeenkomst voortvloeiende betaalplicht door de zes toegezonden facturen onbetaald te laten.
Voor zover [geïntimeerde] het verweer voert dat zij op die facturen vermelde meterstanden en daarop vermeld verbruik en berekeningen niet op juistheid kan controleren en bij gebrek aan wetenschap betwist, vormt dat een onvoldoende concrete betwisting daarvan en geen grond voor haar ingeroepen opschorting van betaling. In het verlengde hiervan faalt bij gebreke van enige verdere onderbouwing ook de door [geïntimeerde] ingeroepen verrekening met een beweerde (tegen)vordering uit hoofde van onverschuldigd betaalde voorschotten.
Verder beroept [geïntimeerde] zich op verrekening met een (tegen)vordering uit hoofde van door haar betaalde € 3.155,32 voor de op of omstreeks 3 december 2012 door [netbeheerder] namens [Energie B.V.] geplaatste slimme meter. Voor zover [appellante] volgens [geïntimeerde] in dit geding erkende dat [geïntimeerde] voor de geplaatste slimme meter € 3.155,32 heeft betaald, is naar het oordeel van het hof geen sprake van een gerechtelijke erkentenis als bedoeld in artikel 154 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. [geïntimeerde] licht in zoverre toe dat [appellante] die betaling in eerste aanleg niet althans onvoldoende heeft betwist, maar zelfs bij juistheid daarvan zou [appellante] daarmee nog niet uitdrukkelijk (ondubbelzinnig) de waarheid van enige door [geïntimeerde] ingenomen stelling hebben erkend, hetgeen voor zo’n gerechtelijke erkentenis wel is vereist. Dat door [geïntimeerde] ingenomen standpunt is bovendien zelfs onjuist en [appellante] weerspreekt de in dit verband door [geïntimeerde] ingenomen stellingen met het betoog dat de slimme meter door en namens netbeheerder [netbeheerder] is geplaatst, dat [geïntimeerde] daarvoor geen kosten heeft betaald en dat eventuele kosten door [geïntimeerde] niet aan [Energie B.V.] maar aan [netbeheerder] zijn betaald. Hoewel dat gezien deze gemotiveerde betwisting op haar weg had gelegen, verduidelijkt en onderbouwt [geïntimeerde] verder niet met relevante feiten of bescheiden dàt en wanneer zij het ter verrekening ingeroepen bedrag van € 3.155,32 aan [Energie B.V.] zou hebben betaald, zodat de ingeroepen verrekening al hierop strandt en een dergelijke (tegen)vordering tevens geen grondslag kan bieden voor haar ingeroepen opschorting van betaling. [geïntimeerde] legt wel stukken over waaruit betaling zou volgen van een door [netbeheerder] bij factuur van 27 november 2012 aan haar in rekening gebracht bedrag van € 3.155,32, maar dat betreft blijkens die factuur door [netbeheerder] geleden schade. Voor zover het daarbij door [netbeheerder] gefactureerde energie betrof, weerspreekt [geïntimeerde] bovendien niet althans onvoldoende gemotiveerd de met nadere stukken onderbouwde stellingname van [appellante] dat het daarbij ging om middels fraude buiten de meter om verbruikte energie terwijl het in de onderhavige zaak uitsluitend gaat om via de meter geregistreerde energie. Waar [geïntimeerde] aan [appellante] verwijt dat [appellante] die met nadere stukken onderbouwde stellingname pas in een stadium van de procedure bij akte na de memoriewisseling inbrengt, ziet [geïntimeerde] er aan voorbij dat [appellante] daarmee reageert op de door [geïntimeerde] zelf eerst bij memorie van antwoord met stukken gegeven nadere toelichting en onderbouwing van haar eerder slechts globaal en vaag gebleven beweringen omtrent deze € 3.155,32.
Voor zover [geïntimeerde] voor het overige toelicht stellingen en houdingen van [appellante] , [Energie B.V.] en/of [netbeheerder] onduidelijk of niet overtuigend te achten, vormt dat verder niet de benodigde concretisering of onderbouwing van haar eigen standpunt.
Als overigens niet althans onvoldoende weersproken, oordeelt het hof de door [appellante] gevorderde betaling van € 4.422,66 aan hoofdsom toewijsbaar.