Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
1.Het geding in eerste aanleg (zaak-/rolnummer 5492128\CV EXPL 16-9860)
2.Het geding in hoger beroep
- de dagvaarding in hoger beroep, tevens houdende incidentele vordering tot schorsing van de uitvoerbaarheid bij voorraad ex artikel 351 Rv, met producties;
- de antwoordconclusie in het incident van de stichting;
- de memorie van grieven met twee producties.
3.De beoordeling
elkebevoegdheid te ontnemen om een veroordeling tot ontruiming van het gehuurde uitvoerbaar bij voorraad te verklaren. Naar het oordeel van het hof kan uitvoerbaarverklaring bij voorraad in afwijking van het bepaalde van artikel 7:268 lid 2 BW echter slechts plaatsvinden in uitzonderlijke door de verhuurder aan te voeren omstandigheden. Hiervan is onder meer sprake wanneer deze omstandigheden duiden op misbruik van recht zoals de situatie waarin de huurder kennelijk alleen hoger beroep heeft ingesteld om een kansloze zaak te rekken (vgl. het hiervoor genoemde arrest van de Hoge Raad van 8 januari 1982). Niet kan worden volstaan met een enkele afweging van belangen.