ECLI:NL:GHSHE:2017:3571

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
10 augustus 2017
Publicatiedatum
10 augustus 2017
Zaaknummer
200.200.871_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake hoofdverblijf en zorgregeling voor minderjarige kinderen na echtscheiding

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de vader tegen een beschikking van de rechtbank Limburg, waarin is bepaald dat de twee minderjarige kinderen hun hoofdverblijf bij de moeder hebben. De vader, wonende in Saoedi-Arabië, verzoekt het hof om het hoofdverblijf van de kinderen bij hem te bepalen en een zorgregeling vast te stellen die ook omgang in Saoedi-Arabië omvat. De moeder verzet zich hiertegen en stelt dat de kinderen goed gedijen bij haar en dat de vader geen stabiele situatie kan bieden. Het hof verwijst naar de beschikking van de rechtbank van 15 juni 2016, waarin de zorg- en opvoedingstaken zijn verdeeld. Tijdens de mondelinge behandeling op 18 juli 2017 zijn beide ouders en de Raad voor de Kinderbescherming gehoord. De vader voert aan dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat er onvoldoende redenen zijn om aan te nemen dat het ouderschapsplan niet kan worden overgelegd. Hij betwist ook de beslissing van de rechtbank dat het hoofdverblijf bij de moeder moet blijven. De moeder stelt dat de kinderen in Nederland zijn geworteld en dat de vader hen in Saoedi-Arabië niet de juiste opvoeding kan bieden. De Raad adviseert om het hoofdverblijf bij de moeder te laten, gezien de positieve ontwikkeling van de kinderen. Het hof oordeelt dat het in het belang van de kinderen is dat het hoofdverblijf bij de moeder blijft en wijst het verzoek van de vader af. Wel wordt bepaald dat de kinderen gedurende de zomervakantie drie aaneengesloten weken bij de vader in Nederland kunnen verblijven, en dat er skype-contacten met de moeder zullen plaatsvinden tijdens deze verblijven.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH

Afdeling civiel recht
Uitspraak: 10 augustus 2017
Zaaknummer: 200.200.871/01
Zaaknummer eerste aanleg: C/03/201556 FA RK 15-229
in de zaak in hoger beroep van:
[appellant],
wonende te [woonplaats] , Saoedi-Arabië,
appellant,
hierna te noemen: de vader,
advocaat: mr. A.H.A. Beijersbergen van Henegouwen,
tegen
[verweerster],
wonende te [woonplaats] ,
verweerster,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat: mr. S. Salhi.
In zijn hoedanigheid als omschreven in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend de Raad voor de Kinderbescherming,
regio Zuidwest-Nederland, vestiging [vestiging] ,
hierna te noemen: de raad.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst naar de beschikking van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, van 15 juni 2016, bekend onder voormeld zaaknummer. Bij voornoemde – uitvoerbaar bij voorraad verklaarde – beschikking heeft de rechtbank – voor zo ver thans van belang – bepaald dat de twee minderjarige kinderen van partijen,
[minderjarige 1] , geboren op [geboortedatum] 2009 te [geboorteplaats] en
[minderjarige 2] , geboren op [geboortedatum] 2011 te [geboorteplaats] ,
hun hoofdverblijf bij de moeder hebben en ten aanzien van voornoemde twee minderjarige kinderen een verdeling van de zorg- en opvoedingstaken vastgesteld.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
Bij beroepschrift met producties, ingekomen ter griffie op 14 september 2016, heeft de vader verzocht voormelde beschikking te vernietigen, met uitzondering van de daarbij uitgesproken echtscheiding, en opnieuw rechtdoende – zo heeft het hof ter zitting begrepen – primair het hoofdverblijf van de kinderen bij hem te bepalen en subsidiair een zorgregelin gte bepalen, waarin ook sprake is van omgang tussen de kinderen en de vader in Saoedi-Arabië en waarin gedurende de zomervakantie sprake is van drie aaneengesloten weken omgang tussen hem en de kinderen (in plaats van om de week).
2.2.
Bij verweerschrift, ingekomen ter griffie op 20 december 2016, heeft de moeder het hof verzocht om de vader in hoger beroep niet ontvankelijk te verklaren, althans zijn verzoeken af te wijzen.
2.3.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 18 juli 2017. Bij die gelegenheid zijn gehoord:
  • de vader, bijgestaan door mr. A.H.A. Beijersbergen van Henegouwen;
  • de moeder, bijgestaan door mr. S. Salhi;
  • de raad, vertegenwoordigd door mevrouw [vertegenwoordiger van de raad] .
2.4.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van de inhoud van:
  • een proces-verbaal van de mondelinge behandeling in eerste aanleg d.d. 3 februari 2016, ingekomen ter griffie op 9 december 2016;
  • een V6-formulier van de vader met bijlage, ingekomen ter griffie op 6 juli 2017;
  • een V6-formulier van de vader met bijlage, ingekomen ter griffie op 10 juli 2017.

3.De beoordeling

3.1.
Het hof gaat uit van de door de rechtbank vastgestelde feiten, voor zover daartegen in hoger beroep niet is opgekomen. In hoger beroep is komen vast te staan dat de echtscheiding van partijen op 5 juli 2016 is ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand.
3.2.
De vader voert in zijn beroepschrift – zoals aangevuld ter zitting – kort samengevat het volgende aan. Ten onrechte heeft de rechtbank overwogen dat er voldoende redenen aanwezig zijn om aan te nemen dat het ouderschapsplan redelijkerwijs niet kan worden overgelegd (grief I). De moeder heeft over het ouderschapsplan geen contact opgenomen met de vader, ook niet via haar advocaat. De vader is niet in de gelegenheid gesteld om in eerste aanleg bij de mondelinge behandeling aanwezig te zijn. De vader heeft ter zitting verklaard dat hij geen hoger beroep tegen de echtscheiding heeft ingesteld.
De rechtbank heeft op basis van onvolledige informatie beslist dat het hoofdverblijf van de kinderen bij de moeder is (grief II). De raad heeft geen onderzoek gedaan naar de situatie van de vader in Saoedi-Arabië en de mogelijkheid om het hoofdverblijf van de kinderen bij de vader te bepalen. De vader heeft foto’s en omschrijvingen over zijn woon- en leefsituatie in het geding gebracht om de mogelijkheden te laten zien die hij en het land Saoedi-Arabië de kinderen te bieden hebben. De rechtbank had de raad om een aanvullend onderzoek moeten verzoeken, dan wel het rapport van de raad terzijde moeten leggen. In plaats daarvan heeft de rechtbank het rapport van de raad als basis voor de beslissing gebruikt. De kinderen dienen hun hoofdverblijf bij de vader te hebben, nu zij in Saoedi-Arabië een groot deel van hun jeugd hebben doorgebracht en de vader het van belang vindt dat de kinderen de juiste opvoeding krijgen. Het is ook altijd de bedoeling van de ouders geweest om in Saoedi-Arabië te wonen en de kinderen daar te laten opgroeien. Indien het hoofdverblijf van de kinderen bij de vader wordt bepaald, staat de vader open voor een voldoende en kwalitatieve zorgregeling tussen de kinderen en de moeder. De vader is bereid om de kosten daarvan te dragen en zo nodig een tijdelijke verblijfsruimte voor de moeder in Saoedi-Arabië te regelen.
Indien het hoofdverblijf van de kinderen bij de moeder wordt gecontinueerd, dan verzoekt de vader een zorgregeling te bepalen waarbij de kinderen ook bij hem in Saoedi-Arabië kunnen verblijven (Grief IV). Het is in het belang van de kinderen dat ze weten wie hun vader is en waar hij woont. Ook kunnen de kinderen in Saoedi-Arabië contact hebben met de stiefkinderen van de vader en het halfbroertje van de kinderen. De vader wenst een regeling in de zomervakantie waarbij de kinderen – zo begrijpt het hof – drie aaneengesloten weken bij hem verblijven. De vader is voornemens om in de masterfase van zijn studie gedurende de winterperiodes naar Nederland te komen, mits hij de kinderen dan kan zien. De rest van het jaar verblijven de kinderen bij de moeder. Hoewel de vader zijn ideeën over een verblijf van de kinderen in Saoedi-Arabië met de kinderen deelt, is er geen sprake van gevaar van ontvoering van de kinderen door de vader. De vader vreest juist dat de moeder de kinderen naar Marokko ontvoert.
Voorts zal er een haal- en brengregeling moeten worden vastgesteld.
De vader kan zich in de door de rechtbank bepaalde skypecontactmomenten vinden, mits de moeder deze nakomt.
Ondanks het verbod om met de kinderen zonder toestemming van de andere ouder over de landsgrenzen van Nederland te gaan, heeft de moeder van de rechtbank toestemming gekregen om de kinderen in België ( [plaats 1] ) Koranlessen te laten volgen (grief III). De rechtbank had een algemeen verbod moeten hanteren, waarbij zij de moeder had moeten verplichten om de Koranlessen in België te staken. Voorts had de rechtbank de moeder moeten verplichten om met de vader overleg te hebben over de school waar de kinderen de Koranlessen zouden dienen te volgen.
3.3.
De moeder voert in haar verweerschrift – zoals aangevuld ter zitting – in hoofdzaak het volgende aan. Het hoofdverblijf van de kinderen dient bij de moeder te zijn. De moeder heeft sedert de geboorte van de kinderen alleen voor de kinderen gezorgd. De kinderen hebben slechts voor een korte duur (te weten van 19 juni 2014 tot 17 oktober 2014) in Saoedi-Arabië verbleven. De kinderen beheersten de taal niet en zaten de hele dag thuis opgesloten. De kinderen zijn in [geboorteplaats] geboren en hebben bijna hun hele leven in [woonplaats] gewoond. Zij ontwikkelen zich goed bij de moeder en zijn niet anders gewend dan dat de moeder de hoofdopvoeder is. Ook tijdens het huwelijk, toen de vader nog in Nederland woonde, verbleef de vader nauwelijks bij de moeder en de kinderen. De vader heeft alleen van januari 2009 tot oktober 2010 met de moeder in [woonplaats] gewoond.
De moeder heeft uitdrukkelijke bezwaren tegen een internationale zorgregeling. De vader zal, zodra hij over de nodige reisdocumenten beschikt, de kinderen naar Saoedi-Arabië meenemen en niet meer naar de moeder in Nederland terug brengen. De vader heeft geen belangen in Nederland en hij is er van overtuigd dat de kinderen hun opvoeding in Saoedi- Arabië moeten krijgen. Tijdens zijn skype contacten met de kinderen blijft de vader de kinderen aangeven dat zij in Saoedi-Arabië moeten komen wonen en dat Nederland een verdorven land is. De vader bereidt de kinderen voor op een verblijf in Saoedi-Arabië door hen bijvoorbeeld een woning te laten zien. Het voorgaande maakt de kans op ontvoering reëel. Saoedi-Arabië is niet aangesloten bij het Haags Kinderontvoeringsverdrag, hetgeen terug geleiding van de kinderen na ontvoering zal bemoeilijken, zo niet onmogelijk zal maken. De moeder is niet in staat is om het halen en brengen van de kinderen met de vader te delen. De moeder verzoekt het hof de door de rechtbank bepaalde zorgregeling te bekrachtigen. Dit verzoek geldt ook voor wat betreft de regeling voor de zomervakantie waarbij de kinderen om de week een week bij de vader verblijven op het adres van oma (vz) in [plaats 2] . Er is geen communicatie tussen de ouders en de kinderen mogen, als zij bij de vader verblijven, geen (onvoorwaardelijke) skypecontacten met de moeder hebben. De moeder weet dan niet hoe het met de kinderen gaat. Nu de vader zijn ideeën over een verblijf van de kinderen in Saoedi-Arabië continue met de kinderen deelt, vindt de moeder het in het belang van de kinderen dat de kinderen na een week omgang met de vader in de zomervakantie een zogenaamde ‘pauze’ krijgen, waarin zij tot rust kunnen komen.
Over de Koranlessen die de kinderen in België volgen, merkt de moeder het volgende op. De moeder heeft de kinderen op verzoek van de vader voor Koranlessen ingeschreven. De moeder woont precies op de grens van Nederland en België, zodat een deel van België tot haar leefomgeving behoort. Zo doet de moeder vaak boodschappen in België en wonen er veel vrienden van de kinderen net over de grens in België. Het uitreisverbod, zoals bedoeld door de rechter, ziet toe op de stellingen van partijen dat er sprake is van ontvoeringsgevaar. Nu Lanaken de directe leefomgeving van de moeder en de kinderen betreft, zouden de moeder en de kinderen met een algemeen reisverbod ten onrechte in hun bewegingsvrijheid worden beperkt. De reden waarom de vader van het “reisverbod” appelleert, is omdat hij liever ziet dat de kinderen Koranlessen bij een vriend van hem volgen. De vader maakt aldus misbruik van zijn gezagspositie. De door de vader gewenste school staat onder toezicht.
3.4.
De raad heeft ter zitting zijn advies van 8 juli 2015 gehandhaafd. In beginsel krijgen de kinderen het hoofdverblijf bij de ouder die tijdens het huwelijk het merendeel van de zorg voor de kinderen heeft gehad. Dat is in dit geval de moeder. De ouders zijn eerder uit elkaar geweest. De vader is in 2012 naar Saoedi-Arabië vertrokken. De school van de kinderen heeft aangegeven dat de kinderen een goede ontwikkeling doormaken, dat de school een positief beeld van de moeder heeft en met zowel de moeder als de kinderen een goede band heeft. Het is in het belang van de kinderen om de situatie te laten voortduren die voor hen het meest vertrouwd is. Dit neemt niet weg dat er tussen de kinderen en de vader contact moet zijn. Dit is voor de identiteitsontwikkeling van de kinderen van belang. De afstand tussen de verblijfplaats van de vader en die van de kinderen maakt dat persoonlijk contact slechts in beperkte mate mogelijk is. De raad kan niet inschatten of de door partijen geschetste risico’s op ontvoering reëel zijn. Nu beide ouders aangeven dat deze risico’s er zijn, dient de afspraak dat de ouders niet naar het buitenland afreizen zonder de toestemming van de andere ouder te worden gehandhaafd. Het contact tussen de vader en de kinderen kan plaatsvinden op de momenten waarop de vader in Nederland verblijft. De raad kan zich voorstellen dat de kinderen gedurende de zomervakantie voor een langere aaneengesloten periode bij de vader verblijven, mits de vader zijn ideeën over een verblijf van de kinderen in Saoedi-Arabië loslaat. Deze ideeën geven gevoelens van onveiligheid bij de kinderen en vormen een risico voor hun sociaalpsychologische ontwikkeling.
Grief I: Ouderschapsplan
3.5.
In grief I voert de vader aan dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat er voldoende redenen aanwezig zijn om aan te nemen dat het ouderschapsplan redelijkerwijs niet kan worden overgelegd. De vader verbindt aan deze grief in zijn hoger beroepschrift geen gevolgen, hetgeen hij ter zitting heeft bevestigd. Het hof passeert reeds om die reden de grief van de vader.
3.5.1.
Ten overvloede overweegt het hof het volgende. Op grond van artikel 815 lid 2 sub a Rv dient een verzoekschrift tot echtscheiding een ouderschapsplan te bevatten ten aanzien van de minderjarige kinderen van partijen over wie zij gezamenlijk het gezag uitoefenen. In lid 3 is bepaald dat partijen in ieder geval afspraken dienen te maken omtrent - kort gezegd - de wijze van verdeling van de zorg- en opvoedingstaken, de wijze waarop zij elkaar informatie verschaffen en raadplegen met betrekking tot de kinderen en over de kosten van verzorging en opvoeding van de kinderen. De rechtbank is aan deze eisen voorbijgegaan op grond van artikel 815 lid 6 Rv, aangezien het ouderschapsplan redelijkerwijs niet kon worden overgelegd. Het hof verenigt zich met dit oordeel. In hoger beroep zijn geen nieuwe feiten of omstandigheden aangedragen of gebleken die tot een andersluidend oordeel moeten leiden.
Grief II: Hoofdverblijfplaats
3.6.
Ingevolge artikel 1:253a lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (hierna te noemen: BW) kunnen geschillen omtrent de gezamenlijke uitoefening van het ouderlijk gezag aan de rechter worden voorgelegd. Daartoe behoort ook, gelet op artikel 1:253a lid 2, aanhef en sub b BW, het geschil bij welke ouder het kind zijn hoofdverblijfplaats heeft. De rechter neemt een zodanige beslissing als hem in het belang van het kind wenselijk voorkomt.
3.6.1.
Het hof is – met de rechtbank – van oordeel dat het in het belang van de kinderen is dat het hoofdverblijf van de kinderen bij de moeder wordt gecontinueerd. Het hof overweegt daartoe als volgt.
De raad heeft onderzoek gedaan naar de vraag welke hoofdverblijfplaats het meest tegemoet komt aan de belangen van de kinderen en heeft daarover in zijn rapport van 8 juli 2015 een uitvoerig en onderbouwd advies uitgebracht. Blijkens het rapport van de raad komt een hoofdverblijf bij de moeder het meest tegemoet aan de belangen van de kinderen en wordt daarmee hun positieve ontwikkeling bestendigd. De raad overweegt in dat kader dat de moeder gedurende het huwelijk de meest permanente opvoeder en verzorger van de kinderen is geweest. Voorts zijn de kinderen in Nederland geworteld en maken ze een positieve en leeftijds-adequate ontwikkeling door, ook op school. Verder heeft de moeder een sterk familienetwerk. Gezien de onduidelijkheid over de woon- en leefsituatie van de vader in Saoedi-Arabië is er volgens de raad onvoldoende garantie en duidelijkheid dat de vader de positieve ontwikkeling van de kinderen zou kunnen bestendigen, wanneer het hoofdverblijf van de kinderen bij de vader zou worden bepaald.
De raad heeft ter zitting van het hof zijn advies over het hoofdverblijf van de kinderen van
8 juli 2015 gehandhaafd.
Het hof is van oordeel dat de vader niet, althans onvoldoende, heeft onderbouwd waarom het advies van de raad ten aanzien van het hoofdverblijf van de kinderen thans niet meer in het belang van de kinderen zou zijn. De vader bestrijdt niet dat de kinderen zich bij de moeder in Nederland goed ontwikkelen. Verder is het hof van oordeel dat de vader in hoger beroep de onduidelijkheid over zijn woonsituatie en financiële situatie in Saoedi-Arabië niet, althans onvoldoende, heeft weggenomen. Het feit dat de door de vader gestelde gemeenschappelijke wens van partijen om de kinderen in Saoedi-Arabië te laten opgroeien thans niet wordt vervuld, is naar het oordeel van het hof niet van doorslaggevend belang voor de beslissing over het hoofdverblijf van de kinderen, zulks temeer niet omdat de moeder gemotiveerd kenbaar heeft gemaakt deze wens thans niet meer te hebben en het verblijf aldaar niet in het belang van haar en de kinderen te achten. Het voorgaande in onderling verband in aanmerking nemende, is het hof van oordeel dat het in het belang van de kinderen is om het hoofdverblijf bij de moeder te laten voortduren. Het hof zal het verzoek van de vader om de bestreden beschikking op dit punt te vernietigen afwijzen.
Grief IV: Zorgregeling
3.7.
In het geval van een geschil omtrent de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken kan de rechter, gelet op artikel 1:253a lid 2, aanhef en sub a, BW, een regeling vaststellen.
De rechter neemt een zodanige beslissing als hem in het belang van het kind wenselijk voorkomt.
3.7.1.
Nu het hof zal beslissen dat het hoofdverblijf van de kinderen bij de moeder zal dienen te worden gecontinueerd, zal het hof een oordeel geven over het verzoek van de vader om een zorgregeling te bepalen, waarin ook sprake is van omgang tussen de kinderen en de vader in Saoedi-Arabië en waarin de kinderen gedurende de zomervakantie in plaats van om de week drie aaneengesloten weken omgang met hem zullen hebben.
3.7.2.
Het hof zal het verzoek van de vader om omgang in Saoedi-Arabië afwijzen op grond van de volgende overwegingen. Het is het hof gebleken dat partijen geen ander contact met elkaar hebben dan via e-mails over de momenten waarop skype-contact met de kinderen dient plaats te vinden. Partijen wantrouwen elkaar, gelet op de uitlatingen over en weer over het gevaar op ontvoering van de kinderen door de andere ouder. De moeder wantrouwt de vader mede door hetgeen zij naar haar zeggen heeft meegemaakt tijdens haar huwelijk met hem en vanwege zijn opvattingen met betrekking tot de opvoeding en het verblijf van de kinderen. Partijen geven geen enkele invulling aan gemeenschappelijk ouderschap. De kinderen hebben thans de leeftijd van 6 en 7 jaar en zijn dus jong. De raad adviseert de omgang uitsluitend in Nederland te laten plaatsvinden. Hoewel het hof de wens van de vader begrijpt, is het hof op grond van voornoemde omstandigheden van oordeel dat omgang tussen de kinderen en de vader in Saoedi-Arabië niet in het belang van de kinderen is. Het hof zal de bestreden beschikking op dit punt bekrachtigen.
3.7.3.
Het hof zal – verwijzend naar het advies van de raad ter zitting – het verzoek van de vader toewijzen om te bepalen dat de kinderen in de zomervakanties gedurende een langere periode dan een week aaneengesloten bij hem in Nederland mogen verblijven. De vader heeft ter zitting (bij monde van zijn advocaat) verklaard in de onderhavige beslissing van het hof te zullen berusten. Nu het hof zal bepalen dat het hoofdverblijf van de kinderen bij de moeder dient te worden gecontinueerd, brengt berusting in deze beslissing, naar het oordeel van het hof, met zich mee dat de vader de kinderen op geen enkele wijze meer zal belasten met zijn wens om hen in Saoedi-Arabië te laten opgroeien. Hiermee sluit het hof aan bij het advies van de raad en zal hiervan uitgaande bepalen dat de kinderen gedurende drie aaneengesloten weken in de zomervakantie in Nederland bij de vader zullen verblijven. Nu de vader heeft aangegeven dat hij voornemens is gedurende de winterperiode naar Nederland te komen, mits hij dan de kinderen kan zien, zal het hof bepalen dat hij daarnaast gerechtigd is tot één week omgang met de kinderen gedurende de kerstvakantie op het adres van oma (vaderszijde) te [plaats 2] , indien en voor zover de vader op dat moment in Nederland is.
3.7.4.
Voorts heeft de vader ter zitting verklaard geen bezwaar te hebben tegen 1 à 2 skype-contacten per week tussen de kinderen en de moeder wanneer de kinderen bij hem verblijven. De moeder heeft ter zitting aangegeven alsdan behoefte te hebben aan 2 à 3 skype-contacten per week tussen haar en de kinderen op de momenten waarop de kinderen bij de vader te verblijven. Het hof zal bepalen dat de kinderen gedurende hun verblijf bij de vader vrijelijk en zonder voorwaarden skype-contacten met de moeder zullen hebben gedurende twee momenten per week, te weten op de tweede en vijfde dag van iedere week waarin de kinderen bij de vader verblijven. Het hof gaat er vanuit dat de ouders het tijdstip waarop de skype-contacten zullen plaatsvinden in onderling overleg zullen afstemmen.
3.7.5.
De vader heeft verzocht een haal- en brengregeling te bepalen waarbij de ouder bij wie de kinderen weg gaan, de kinderen naar de andere ouder brengt. Het hof zal dit verzoek van de vader toewijzen. De moeder stelt weliswaar geen gelegenheid te hebben om de kinderen naar [plaats 2] te brengen, maar de kinderen moeten naar het oordeel van het hof zoveel mogelijk ervaren dat de beide ouders achter de contactregeling staan. Het is daarom van belang dat het halen en brengen van de kinderen gelijkelijk onder de ouders wordt verdeeld.
Zoals uit de bestreden beschikking blijkt, is de plaats van overdracht van de kinderen op het station [woonplaats] . Een wijziging van de haal- en brengregeling betekent dat de moeder de kinderen voortaan naar het station in [woonplaats] zal brengen, waar de vader de kinderen zal komen ophalen, en dat de vader de kinderen naar het station in [woonplaats] zal terugbrengen, waar de moeder de kinderen vervolgens ophaalt. Overigens is het hof van oordeel dat een station niet de ideale locatie is waar de overdracht van de kinderen in het kader van de zorgregeling dient plaats te vinden. Het hof nodigt partijen om die reden dan ook uit om (al dan niet via hun advocaten of familie) samen een meer kindvriendelijke omgeving te vinden waar de overdracht van de kinderen kan plaatsvinden.
Grief III: Internationaal reisverbod en de Koranles in België
3.8.
De vader stelt in zijn beroepschrift dat de rechtbank een algemeen verbod had moeten hanteren voor de moeder om de kinderen Koranlessen in België te laten volgen en de moeder had moeten gelasten om in overleg met de vader de school voor de Koranlessen van de kinderen te bepalen. De vader heeft aan deze stelling geen gevolg verbonden, ook niet nadat hij ter zitting door het hof hierop is geattendeerd. Het hof zal om deze reden voorbij gaan grief III van de vader.
Slotsom
3.9.
Op grond van het vorenstaande zal het hof de beschikking waarvan beroep vernietigen, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, doch uitsluitend voor zover het betreft de zorgregeling gedurende de zomer- en de kerstvakanties, de haal- en brengregeling en de skype-contacten tussen de moeder en de kinderen tijdens hun verblijf bij de vader. Het hof zal als volgt beslissen.

4.De beslissing

Het hof:
vernietigt de beschikking van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, van 15 juni 2016, doch uitsluitend voor zover het betreft de haal- en brengregeling van de kinderen, de zorgregeling gedurende de zomer- en de kerstvakanties en de skype-contacten tussen de moeder en de kinderen tijdens het verblijf van de kinderen bij de vader;
en in zoverre opnieuw rechtdoende:
bepaalt dat de haal- en brengregeling van de kinderen, de regeling inzake de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken gedurende de zomervakanties en kerstvakanties en de skype-contacten tussen de moeder en de kinderen tijdens het verblijf van de kinderen bij de vader als volgt zullen zijn:
  • het halen en brengen van de kinderen wordt onder de ouders gelijkelijk verdeeld in die zin dat de moeder de kinderen naar de vader op het centraal station in [woonplaats] brengt en de vader de kinderen na afloop van het contact weer naar de moeder op het centraal station in [woonplaats] brengt;
  • wanneer de vader gedurende de zomervakantie in Nederland verblijft, zullen de kinderen drie aaneengesloten weken verblijven bij de vader op het adres van oma (vaderszijde) in [plaats 2] ;
  • wanneer de vader gedurende de kerstvakantie in Nederland verblijft, zullen de kinderen één week verblijven bij de vader op het adres van oma (vaderszijde) in [plaats 2] ;
  • tijdens de hiervoor bedoelde weken dat de kinderen bij de vader verblijven, zullen op de tweede en vijfde dag van iedere week op nader in onderling overleg af te spreken tijdstippen vrijelijk en zonder voorwaarden skype-contact tussen de kinderen en de moeder plaatsvinden;
verklaart deze beslissing tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. H. van Winkel, M.C. Bijleveld-van der Slikke en M.L.F.J. Schyns is op 10 augustus 2017 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.