Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
1.[appellant] ,wonende te [woonplaats] ,
Mr. A.J. van der Knijff,in zijn hoedanigheid van curator in het faillissement van
[gefailleerde] ,kantoorhoudende te [kantoorplaats] ,
1.Het geding in eerste aanleg (zaak-/rolnummer C/02/257581/HA ZA 12-809)
2.Het geding in hoger beroep
- de dagvaarding in hoger beroep en het herstelexploit;
- de memorie van grieven (met producties);
- de memorie van antwoord (met producties);
- de akte van [appellanten c.s.] van 7 juni 2016 (met producties);
- de (antwoord)akte van [de vennootschap 1] van 5 juli 2016;
3.De beoordeling
“(..) Het is niet mogelijk om gedeelten van het pand te huren of te kopen. De opdrachtgever heeft ons gevraagd om het geheel in 1 lot te verkopen. Wij sturen echter deze mail in copie naar een partij die eventueel interesse heeft in aankoop van het geheel. Indien opportuun, kunnen zij dan eventueel verder met U contact opnemen.”
“(…) vertelde mij dat je een kandidaat-huurder hebt voor het complex van de schuurfabriek. Als dat zo is zouden wij snel tot zaken kunnen komen. (..)”
“(..) Bijgaand tref je aan de conceptaanbieding van ABN Amro. Wij krijgen van de bank te horen via onze tussenpersoon dat jij daar af en toe contact opneemt en dat lijkt ons niet verstandig. (..) [appellant] en ik streven ernaar om 1 november a.s. de zaken rond te hebben om te ondertekenen en wij streven naar het passeren op 1 december a.s. zoals ook uitgangspunt is in de offerte van ABN Amro. (..) Lees de offerte van de bank even goed na, want er zitten ook nog bepalingen in met betrekking tot de achterstelling. De bank wil bovendien nog tenminste een huurcontract van € 96.000 per jaar boven het huurcontract dat we al hebben en misschien kun jij nog wat aanleveren. Jij zei immers dat je kandidaat-huurders hebt. (..)”
: “(..) Voor alle duidelijkheid (..) het is de bank die ons zelf contacteerde! (..) Verder nog enkele vragen of opmerkingen: - Jullie streven ernaar om de zaken rond te krijgen voor 1 november. Betekent dit concreet ; ondertekening van onze overeenkomst (voorontwerp van Notaris [notaris] ) op 1 november (..) M.a.w., welke datum leggen we concreet vast voor ondertekening ? (..)”
“(..) Wij gaan dus uit van een ondertekening van de nu voorliggende conceptovereenkomst (notaris [notaris] dd:27-09-2011) zonder wijzigingen ten gronde. Wij voorzien een definitieve ondertekening van alle documenten ergens midden November 2011. Wij kunnen nog een huurder aanbrengen om het volledige huurbedrag te dekken. Aangezien dit betekent dat jullie in dat geval vanaf begin (januari 2012) een volledige bezetting hebben, lijkt het ons niet meer dan billijk dat ook onze afbetaling begint te lopen vanaf dat moment (en niet alleen de interesten gedurende de eerste 6 maanden. (…)”
‘akte van hoofdelijke aansprakelijkheid’gesloten. De koopovereenkomst is op 30 januari 2012 aangevuld met de in r.o. 3.3 sub q van het beroepen vonnis vermelde aanvulling
‘akte inzake hoofdelijke aansprakelijkheid’van 2 december 2011. [appellanten c.s.] hebben aan die sommatie niet voldaan.
”Voordat het pand door [de vennootschap 2] werd aangekocht, is [de vennootschap 1] in onderhandeling geweest met een andere potentiële koper, te weten de schoonvader van [Services] Services. In verband met gebrek aan vertrouwen heeft [de vennootschap 1] deze verkoop niet doorgezet. [de vennootschap 2] was hiervan op de hoogte. Volgens [de vennootschap 1] zou het pand via [de vennootschap 2] worden verhuurd aan een transportbedrijf. Men was dan ook zeer verbaasd toen het pand verhuurd werd aan [Services] Services. Wegens het juridisch eigendom konden zij helaas geen invloed uitoefenen op het uiteindelijk sluiten van de huurovereenkomst. (..)”
ten onrechte aan(hen)
kenbaar heeft gemaakt dat zij een huurder zou hebben die aan de eisen van( [appellanten c.s.] )
en de eisen die de bankinstelling van( [appellanten c.s.] )
stelden, terwijl [de vennootschap 1] wist dat het tegendeel waar zou zijn’ (cva 73). [gefailleerde] verwijzen in dit verband onder meer naar de e-mail van [bestuurder van makelaarskantoor 1] aan [adviseur van de gefailleerde] van 25 oktober 2011 (r.o. 3.1.1 sub i), naar de door [de vennootschap 1] aan hen ter hand gestelde concept overeenkomst tussen [de vennootschap 1] en [Services] met daarin de vermelding van een door [Services] gestelde bankgarantie van € 500.000,= en daaraan toegevoegd een krediettoezegging aan [Holding] Holding B.V (zie vs eerste aanleg 3.23 en 3.24) - waarmee [de vennootschap 1] volgens [appellanten c.s.] [Services] kredietwaardiger beoogde te doen voorkomen dan zij daadwerkelijk was -, en naar een schrijven d.d. 20 december 2012 van de Gemeente Vaals aan [de vennootschap 1] (prod. 23 cva gev. partij) inzake het bevel van de gemeente tot sluiting van het pand op basis van art. 13b Opiumwet. In dit laatste stuk is als door [de vennootschap 1] aan de gemeente kenbaar gemaakte zienswijze gerelateerd
: ”(..) Voordat het pand door [de vennootschap 2] werd aangekocht, is [de vennootschap 1] in onderhandeling geweest met een andere potentiële koper, te weten de schoonvader van de bestuurder van [Services] Services. In verband met een gebrek aan vertrouwen heeft [de vennootschap 1] deze verkoop niet doorgezet. [de vennootschap 2] was hiervan niet op de hoogte. Volgens [de vennootschap 1] zou het pand via [de vennootschap 2] worden verhuurd aan een transportbedrijf. Men was dan ook zeer verbaasd toen het pand verhuurd werd aan [Services] Services (..)”
dat [de vennootschap 1] [Services] bewust (haar eigen belang bij verkoop dienend) [Services] heeft aangedragen als een, mede gelet op de door de bank voor de financiering gestelde eisen, geschikte huurder, terwijl zij wist dat [Services] geen deugdelijke huurder was.Het hof zal [de vennootschap 1] toelaten tot bewijs van feiten en omstandigheden waaruit tot de juistheid van die stelling kan worden geconcludeerd.
‘dat [de vennootschap 1] er in de periode tussen 20 juli 2011 en 2 december 2011 geen duidelijkheid over heeft verstrekt dat zij niet meer optrad als makelaar van [de vennootschap 3] en het heeft doen voorkomen dat zij als verkoper/verhuurder van het pand zou optreden omdat [de vennootschap 3] het pand alleen wilde verkopen voor een in één keer te betalen prijs van € 2.400.000,=’- aan welke omstandigheid relevantie kan toekomen voor de te bewijzen stelling – bij de bewijsvoering kunnen betrekken.
4.De uitspraak
A.C. Metzelaar en is in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 8 augustus 2017.