ECLI:NL:GHSHE:2017:3509

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
8 augustus 2017
Publicatiedatum
8 augustus 2017
Zaaknummer
20-001480-16
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Materieel strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewezenverklaring van diefstal door twee of meer verenigde personen en de strafoplegging

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 8 augustus 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Limburg. De verdachte is beschuldigd van diefstal van jassen van de merken Jack Wolfskin en Superdry. Het hof heeft vastgesteld dat er sprake was van medeplegen, aangezien de verdachte en zijn medeverdachte samen naar de winkel zijn gegaan en met behulp van speciaal geprepareerde tassen jassen hebben gestolen. De verdachte heeft geen geloofwaardige verklaring gegeven voor het aantreffen van de gestolen jas in zijn auto, wat heeft geleid tot de bewezenverklaring van de diefstal. Het hof heeft het eerdere vonnis vernietigd en de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van zeven dagen, waarvan vijf dagen voorwaardelijk, en een geldboete van €700,00, te betalen in zeven maandelijkse termijnen van €100,00. Daarnaast is de teruggave van de in beslag genomen personenauto gelast, terwijl de overige in beslag genomen kledingstukken in bewaring worden gesteld ten behoeve van de rechthebbende.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer : 20-001480-16
Uitspraak : 8 augustus 2017
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Limburg, zittingsplaats Roermond, van 11 mei 2016 in de strafzaak met parketnummer 03-041912-16 tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] (Polen) op [geboortedatum] ,
wonende te [adres verdachte] .
Hoger beroep
De verdachte heeft tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het beroepen vonnis zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende, verdachte vrij zal spreken van het onder 2 primair ten laste gelegde, het onder 1 en 2 subsidiair ten laste gelegde bewezen zal verklaren en verdachte zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 1 week met aftrek van voorarrest. Voorts heeft de advocaat-generaal ten aanzien van het beslag gevorderd dat de personenauto wordt teruggegeven aan verdachte en dat de overige in beslag genomen voorwerpen in bewaring worden gesteld ten behoeve van de rechthebbende.
De verdediging heeft partiële vrijspraak bepleit ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde. Ten aanzien van het onder 2 primair en 2 subsidiair ten laste gelegde is vrijspraak bepleit. Voorts heeft de verdediging een strafmaatverweer gevoerd. Tot slot heeft de verdediging ten aanzien van het beslag bepleit dat alle in beslag genomen voorwerpen worden teruggegeven aan verdachte.
Vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd, reeds omdat de politierechter heeft volstaan met aantekening van de uitspraak op een aan het dubbel van de dagvaarding gehecht stuk, maar het hof gebonden is aan het motiveringsvoorschrift van artikel 359 van het Wetboek van Strafvordering.
Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 24 februari 2016 in de gemeente Roermond tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een jas, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan Jack Wolfskin, in elk geval aan een ander of anderen dan aan hem, verdachte, en/of zijn mededaders;
2 primair.hij op of omstreeks 24 februari 2016 in de gemeente Roermond met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een jas, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan Superdry, in elk geval aan een ander of anderen dan aan hem, verdachte;
2 subsidiair.hij op of omstreeks 24 februari 2016 in de gemeente Roermond een goed, te weten een jas, heeft verworven, voorhanden heeft gehad, en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van voornoemde jas wist of redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof.
De in de tenlastelegging veelvuldig voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 en 2 primair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij op 24 februari 2016 in de gemeente Roermond tezamen en in vereniging met een ander met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een jas, toebehorende aan Jack Wolfskin;
2 primair.hij op 24 februari 2016 in de gemeente Roermond met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een jas, toebehorende aan Superdry.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Door het hof gebruikte bewijsmiddelen
Indien tegen dit verkorte arrest beroep in cassatie wordt ingesteld, worden de door het hof gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het arrest. Deze aanvulling wordt dan aan het arrest gehecht.
Bijzondere overwegingen omtrent het bewijs
I.
De beslissing dat het bewezen verklaarde door de verdachte is begaan, berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang beschouwd.
II.
Elk bewijsmiddel wordt – ook in zijn onderdelen – slechts gebruikt tot bewijs van dat bewezen verklaarde feit, of die bewezen verklaarde feiten, waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
III.
De verdediging heeft ter terechtzitting in hoger beroep partiële vrijspraak ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde en vrijspraak ten aanzien van het onder 2 primair en 2 subsidiair ten laste gelegde bepleit.
Ten aanzien van feit 1
De verdediging heeft ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde – zakelijk weergegeven – aangevoerd dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voorhanden is om medeplegen bewezen te kunnen verklaren. Het enkele feit dat verdachte en [medeverdachte] beiden een jas hebben gestolen is hiertoe onvoldoende, omdat zij verklaren dat ze dit afzonderlijk van elkaar hebben gedaan en omdat ze de winkel afzonderlijk van elkaar hebben verlaten, aldus de verdediging.
Het hof overweegt dienaangaande als volgt.
Het hof stelt voorop dat de betrokkenheid aan een strafbaar feit als medeplegen bewezen kan worden verklaard indien is komen vast te staan dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking.
Uit de bewijsmiddelen leidt het hof met betrekking tot de betrokkenheid van verdachte bij het onder 1 ten laste gelegde het volgende af.
[aangever 1] heeft in het ‘aangifteformulier winkeldiefstal’ verklaard dat hij zag dat twee mannen het Designer Outlet Roermond betraden. Dit bleken later verdachte en [medeverdachte] te zijn. Hij zag dat voornoemde mannen direct naar de winkel van Jack Wolfskin liepen en deze winkel binnengingen. Na een aantal minuten verliet [medeverdachte] de winkel. Verdachte verliet twee minuten daarna de winkel. Aangever zag direct dat bij verdachte een onnatuurlijke verdikking onder zijn jas zat. Deze verdikking was nog niet aanwezig bij het binnengaan van de winkel. Toen aangever de twee mannen aansprak en controleerde, bleek dat beiden een bruine zak onder hun jas hadden die met aluminiumfolie was geprepareerd waarmee de alarmpoorten in die winkel konden worden omzeild en is bij ieder onder die jas een gestolen jas van Jack Wolfskin aangetroffen. Uit navraag bij een medewerker van de winkel bleek dat aan de mannen geen jas was verkocht. [1] Voorts heeft [medeverdachte] tegenover de politie verklaard dat hij met een vriend – zijnde verdachte – in diens auto naar Roermond is gekomen, dat hij een jas van Jack Wolfskin heeft gestolen, dat hij en verdachte beiden een speciale tas van een andere persoon hadden gekregen en dat zij beiden deze tassen bij zich hadden. [2]
Op grond van het voorgaande oordeelt het hof dat sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en [medeverdachte] , die in de kern bestaat uit een gezamenlijke uitvoering. Immers, verdachte en [medeverdachte] zijn met speciaal voor diefstal geprepareerde tassen samen naar Roermond afgereisd, zijn vervolgens samen de winkel binnen gegaan, waar ze ieder met behulp van de geprepareerde tas een jas hebben gestolen en korte tijd na elkaar de winkel hebben verlaten. Daarmee acht het hof het ten laste gelegde medeplegen bewezen. De omstandigheden dat verdachte en [medeverdachte] – eenmaal in de winkel – mogelijk ieder hun eigen gang zijn gegaan en niet precies gelijktijdig de winkel hebben verlaten, doen hier niets aan af.
Het hof verwerpt mitsdien het verweer.
Ten aanzien van feit 2 primair
De verdediging heeft ten aanzien van het onder 2 primair ten laste gelegde – zakelijk weergegeven – aangevoerd dat de door de politie aangetroffen jas van Superdry niet van diefstal afkomstig is, nu verdachte deze jas zelf in Polen – en niet, zoals hij tegenover de politie had verklaard, in Engeland – heeft aangeschaft. Ter staving van deze bewering is ter terechtzitting in hoger beroep een kopie van een factuur overgelegd, evenals een Nederlandse vertaling daarvan. Uit het voorhanden zijnde dossier blijkt niet dat de in de auto van verdachte aangetroffen jas van diefstal afkomstig is of dat verdachte degene zou zijn die de jas zou hebben gestolen, aldus de verdediging.
Uit het dossier leidt het hof de navolgende feiten en omstandigheden af. [aangeefster 2] heeft namens Superdry, eveneens gevestigd in het Outlet Centrum te Roermond, verklaard dat er op 24 februari 2016 nog één zwarte lederen jas van dat model in de maat XXL in het magazijn van de winkel lag. Deze jas heeft zij omstreeks 15.00 uur in het winkelrek gehangen en was de enige jas van dat model in de winkel. [3] Nadat verdachte en [medeverdachte] om 16.19 uur waren aangehouden in verband met een diefstal bij de winkel van Jack Wolfskin (feit 1), bleek verdachte autosleutels van een Toyota Avensis bij zich te hebben. De bijbehorende personenauto werd in de nabijheid van het Outlet Centrum en derhalve van voormelde winkel aangetroffen, meegenomen naar het politiebureau en doorzocht. In voornoemde personenauto werd onder andere een zwarte lederen jas van het merk Superdry aangetroffen, waarvan op de daarvan gemaakte foto een deel van het label te zien is met daarop ‘XX’. [4] Verdachte heeft tegenover de politie verklaard dat deze jas van hem was, dat hij deze al heel lang in zijn bezit had en dat hij deze had gekocht in Engeland. [5] [aangeefster 2] heeft – nadat zij door de politie op 25 februari 2016 was gevraagd naar de aangetroffen jas te kijken – verklaard dat zij deze jas direct herkende als de jas die zij de dag ervoor had opgehangen in het winkelrek, dat de aangetroffen jas nieuw
(het hof begrijpt: niet gebruikt)was, dat zij de dag ervoor na controle ook had geconstateerd dat de zwarte lederen jas niet meer in het winkelrek hing en dat de jas die dag niet was verkocht. [6]
Het hof gaat uit van de juistheid van de herkenning van de jas door aangeefster, mede gelet op de specifieke omschrijving van die jas door aangeefster (zwart leer, merk Superdry, ouder model, maat XXL), het feit dat ze die jas bij een latere controle die dag niet meer in het winkelrek had zien hangen en die jas is aangetroffen in de nabijheid van haar winkel.
Gelet op de korte tijdspanne (ruim een uur) tussen het moment dat [aangeefster 2] de zwarte lederen jas van het merk Superdry in de winkel heeft gehangen en het moment dat deze jas in de auto van verdachte werd aangetroffen, kan naar het oordeel van het hof de onder 2 primair ten laste gelegde diefstal bewezen worden verklaard, mede gelet op het feit dat verdachte geen geloofwaardige hem ontlastende andere verklaring heeft gegeven voor het feit dat deze jas zo kort na de diefstal onder hem (in zijn auto) is aangetroffen.
Het hof acht de door verdachte bij de politie afgelegde verklaring omtrent de herkomst van de jas – inhoudende dat hij deze al lang in zijn bezit had en dat hij deze in Engeland had gekocht – immers niet geloofwaardig. Aangeefster constateerde immers dat de in de kofferbak van de auto van verdachte aangetroffen jas nieuw was. Ter terechtzitting in hoger beroep is namens verdachte aangevoerd dat verdachte ten tijde van zijn verhoor bij de politie niet wist welke jas het betrof en dat hij deze jas niet in Engeland, maar in Polen zou hebben gekocht. Het hof acht ook deze verklaring ongeloofwaardig, nu hem door de politie destijds expliciet is gevraagd naar deze in zijn auto aangetroffen jas. De ter terechtzitting in hoger beroep overgelegde kopie van een Poolse factuur maakt het oordeel van het hof niet anders, temeer nu daaruit niet kan worden afgeleid dat het volgens die factuur verkochte product (‘leren jack Superdry’) de in de auto van verdachte aangetroffen jas betreft. Daarvoor is de omschrijving te algemeen van aard. Zo worden de kleur en maat van het jack nergens vermeld.
Het hof verwerpt mitsdien het verweer in al zijn onderdelen.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het onder 1 bewezen verklaarde levert op:

diefstal door twee of meer verenigde personen.

Het onder 2 primair bewezen verklaarde levert op:

diefstal.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten.
De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezen verklaarde.
Op te leggen straffen
De verdediging heeft het hof primair verzocht te volstaan met oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf die qua duur gelijk is aan de tijd die verdachte in verzekering heeft doorgebracht. De verdediging heeft subsidiair verzocht naast deze straf een voorwaardelijke gevangenisstraf en/of een geldboete (te betalen in maandelijkse termijnen van € 100,00) op te leggen.
Bij de bepaling van de op te leggen straffen is gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Ten aanzien van de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, heeft het hof in het bijzonder gelet op:
  • de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komt in het hierop gestelde wettelijke strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd;
  • de omstandigheid dat feiten als thans bewezen verklaard in het algemeen schade teweeg brengen aan de eigenaars van de weggenomen goederen dan wel de betrokken verzekeraars, alsmede de mate van overlast en ergernis die door dergelijke delicten worden veroorzaakt aan gedupeerden;
  • de omstandigheid dat het in de onderhavige zaak (in ieder geval voor wat betreft het onder 1 bewezen verklaarde) gaat om een professioneel uitgevoerde, brutale winkeldiefstal, waarbij verdachte twee jassen heeft weggenomen met gebruikmaking van een speciaal daarvoor geprepareerde tas.
Ten aanzien van de persoon van verdachte heeft het hof in het bijzonder gelet op:
  • de inhoud van het hem betreffende uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 29 mei 2017, waaruit blijkt dat hij nog niet eerder is veroordeeld;
  • zijn overige persoonlijke omstandigheden, voor zover daarvan ter terechtzitting in hoger beroep is gebleken, in het bijzonder de omstandigheden dat verdachte volgens opgave van zijn raadsvrouw ter terechtzitting in hoger beroep een eigen bedrijf in auto-onderdelen (in Polen) heeft en in staat is een geldboete (in maandelijkse termijnen van € 100,00) te betalen.
Naar het oordeel van het hof kan – gelet op de vorenomschreven ernst van de feiten – niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming met zich brengt. Het hof zal een gevangenisstraf opleggen waarvan de duur van het onvoorwaardelijke deel gelijk is aan de tijd die verdachte in verzekering heeft doorgebracht.
Alle omstandigheden afwegende acht het hof – anders dan de advocaat-generaal – een gevangenisstraf voor de duur van 7 dagen, waarvan 5 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren en met aftrek van voorarrest, in combinatie met een geldboete van € 700,00 – te betalen in 7 maandelijkse termijnen van groot € 100,00 – subsidiair 14 dagen hechtenis, passend en geboden.
Met oplegging van een gedeeltelijk voorwaardelijke gevangenisstraf wordt enerzijds de ernst van het bewezen verklaarde tot uitdrukking gebracht en wordt anderzijds de strafoplegging dienstbaar gemaakt aan het voorkomen van nieuwe strafbare feiten.
Bij de vaststelling van de hoogte van de geldboete heeft het hof rekening gehouden met de financiële draagkracht van verdachte, voor zover daarvan ter terechtzitting is gebleken.
Beslag
Het hof zal de teruggave aan verdachte gelasten van de in beslag genomen en nog niet teruggegeven personenauto (omschrijving: [kenteken] , merk: Toyota).
Ten aanzien van de overige in beslag genomen voorwerpen – te weten 18 stuks kleding – is, mede gelet op de omstandigheden waaronder deze zijn aangetroffen, niet duidelijk wie daarop rechthebbende is. Het hof zal ten aanzien van deze voorwerpen dan ook de bewaring ten behoeve van de rechthebbende gelasten.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 23, 24, 24a, 24c, 57, 310 en 311 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 primair ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 en 2 primair bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
7 (zeven) dagen.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
5 (vijf) dagen, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Veroordeelt de verdachte tot een
geldboetevan
€ 700,00 (zevenhonderd euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
14 (veertien) dagen hechtenis.
Bepaalt dat de
geldboetemag worden voldaan in
7 (zeven) termijnenvan
1 maand, elke termijn groot
€ 100,00 (honderd euro).
Gelast de teruggave aan de verdachtevan het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten een personenauto (omschrijving: [kenteken] , merk: Toyota).
Gelast de bewaring ten behoeve van de rechthebbendevan de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten 18 stuks kleding (van de merken: Puma, Nike, Tommy Hilfiger, H&M en Rossignol).
Aldus gewezen door
mr. P.J. Hödl, voorzitter,
mr. C.M. Hilverda en mr. A.H. Klip, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. Y.L.J. Verhoeven, griffier,
en op 8 augustus 2017 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. P.J. Hödl en mr. A.H. Klip zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Zie dossierpagina 26.
2.Zie dossierpagina 53. In het proces-verbaal van verhoor staat de naam ‘ [valse naam medeverdachte] ’, maar dit bleek later een valse naam te zijn die [medeverdachte] had opgegeven (zie dossierpagina’s 78-80).
3.Zie dossierpagina’s 27 en 91.
4.Zie dossierpagina’s 31, 43 en 49 (foto 31).
5.Zie dossierpagina 91.
6.Zie dossierpagina’s 27 en 28.