In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een vonnis van de kantonrechter in een arbeidsrechtelijke kwestie. De appellant, een werknemer, heeft zijn ontslag op staande voet aangevochten, dat door het hof is vernietigd. Het hof oordeelt dat de werknemer recht heeft op doorbetaling van zijn loon over de periode van 21 januari 2014 tot 25 maart 2015. De werkgever, International Recruitment B.V., heeft aangevoerd dat er bijzondere omstandigheden zijn die een matiging van de loonvordering rechtvaardigen, maar het hof oordeelt dat deze omstandigheden niet voldoende zijn om de loonvordering te matigen. Het hof heeft vastgesteld dat de werknemer na zijn ontslag geen andere inkomsten heeft genoten tot 25 maart 2015 en dat hij zich beschikbaar heeft gehouden voor werk. De werkgever wordt veroordeeld tot betaling van het achterstallige loon, een wettelijke verhoging van 20% en buitengerechtelijke incassokosten. Daarnaast wordt de werkgever in de proceskosten van zowel de eerste aanleg als het hoger beroep veroordeeld. Het arrest is openbaar uitgesproken op 25 juli 2017.