ECLI:NL:GHSHE:2017:3327

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
20 juli 2017
Publicatiedatum
25 juli 2017
Zaaknummer
20-003908-15
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak in hoger beroep wegens onvoldoende bewijs van wilsbekwaamheid van slachtoffer met psychische stoornis

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 20 juli 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Oost-Brabant. De verdachte was eerder veroordeeld voor het seksueel binnendringen van een meerderjarige vrouw met een verstandelijke beperking, wat leidde tot een werkstraf en een voorwaardelijke gevangenisstraf. De officier van justitie ging in hoger beroep, waarbij hij een zwaardere straf eiste. Tijdens de zittingen in hoger beroep heeft het hof de zaak grondig onderzocht, inclusief de vordering van de advocaat-generaal en de verdediging van de verdachte.

Het hof heeft vastgesteld dat de tenlastelegging was gebaseerd op artikel 243 van het Wetboek van Strafrecht, dat vereist dat het slachtoffer niet of onvolkomen in staat was haar wil te bepalen of kenbaar te maken. De verdachte heeft betoogd dat hij niet schuldig was aan de tenlastelegging. Het hof heeft geconcludeerd dat, hoewel het slachtoffer een verstandelijke beperking had, er onvoldoende bewijs was dat zij door haar psychische stoornis niet in staat was om haar wil te bepalen of kenbaar te maken. Het hof heeft daarbij opgemerkt dat het slachtoffer zelf geen aangifte heeft gedaan, maar dat dit door een manager van de zorginstelling is gedaan.

Uiteindelijk heeft het hof geoordeeld dat de verdachte niet schuldig was aan de tenlastelegging en heeft het vonnis van de rechtbank vernietigd. De verdachte is vrijgesproken van alle beschuldigingen, omdat het hof niet op basis van wettige bewijsmiddelen de overtuiging heeft kunnen krijgen dat het slachtoffer niet in staat was om haar wil te bepalen. De beslissing is genomen in het belang van de rechtszekerheid en de bescherming van de rechten van de verdachte.

Uitspraak

Parketnummer : 20-003908-15
Uitspraak : 20 juli 2017
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Oost-Brabant van 9 december 2015 in de strafzaak met parketnummer 01-860132-15 tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] ,
wonende te [postcode] [woonplaats] , [adres] .
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep is de verdachte ter zake van -kort gezegd- het sexueel binnendringen van het lichaam van iemand met een verstandelijke beperking, veroordeeld tot een werkstraf van 180 uren en een gevangenisstraf voor de duur van 180 dagen waarvan 179 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. De rechtbank heeft bijzondere voorwaarden aan de proeftijd verbonden.
De officier van justitie heeft tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het beroepen vonnis zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende, zal bewezen verklaren hetgeen de verdachte ten laste is gelegd en hem te dier zake zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht, waarvan 4 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, met daarbij dezelfde bijzondere voorwaarden als door de eerste rechter zijn geformuleerd.
De verdediging heeft primair bepleit dat de verdachte van de gehele tenlastelegging dient te worden vrijgesproken, subsidiair -voor het geval het hof toch tot bewezenverklaring zou komen- dat geen zwaardere straf zal worden opgelegd dan in eerste aanleg.
Vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd, niet alleen vanwege het feit dat de tenlastelegging in hoger beroep is gewijzigd, maar ook omdat het niet te verenigen is met de hierna te geven beslissing.
Tenlastelegging
Aan verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in hoger beroep - ten laste gelegd dat:
hij in of omstreeks de periode 10 september 2012 tot en met 16 december 2014 meermalen, althans eenmaal te [plaats A] en/of [plaats B] , althans in het arrondissement Oost Brabant (telkens), met [meerderjarige X] , van wie hij, verdachte, wist dat zij aan een zodanige gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van haar geestvermogens leed dat zij niet of onvolkomen in staat was haar wil daaromtrent te bepalen of kenbaar te maken of daartegen weerstand te bieden, (telkens) een of meer handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [meerderjarige X] ,
hebbende hij, verdachte, (telkens)
- zijn penis in de mond van die [meerderjarige X] gebracht en/of
- zijn vinger(s) in de vagina van die [meerderjarige X] gebracht en/of
- zijn penis in de vagina van die [meerderjarige X] gebracht en/of gehouden en/of
- de borsten van die [meerderjarige X] betast en/of
- zijn penis door die [meerderjarige X] laten betasten en/of
- zijn penis tegen de vagina van die [meerderjarige X] gebracht en/of gehouden.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Vrijspraak
De advocaat-generaal heeft ter terechtzitting in hoger beroep bewezenverklaring van het ten laste gelegde, met uitzondering van -kort gezegd- het brengen en houden van de penis in de vagina van [meerderjarige X] (hierna: [meerderjarige X] ) gevorderd. Voorts acht de advocaat-generaal
-anders dan de eerste rechter- bewezen dat de verdachte het feit niet eenmaal, maar meermalen heeft gepleegd.
Het hof overweegt als volgt.
Ten laste is gelegd -kort gezegd- dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het plegen van handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van [meerderjarige X] , bij wie alstoen sprake was van een zodanige gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestvermogens dat zij niet of onvolkomen in staat was haar wil daaromtrent te bepalen of kenbaar te maken of daartegen weerstand te bieden.
De tenlastelegging is aldus gebaseerd op artikel 243 van het Wetboek van Strafrecht.
Voor een veroordeling op basis van dit artikel is, gelet op de tekst van de bepaling en de wetsgeschiedenis, vereist dat komt vast te staan dat [meerderjarige X] leed aan een psychische stoornis én dat zij daardoor niet of onvolkomen in staat was haar wil ten aanzien van de gepleegde seksuele handelingen te bepalen of kenbaar te maken of daartegen weerstand te bieden. Anders gezegd, het enkele feit dat [meerderjarige X] een verstandelijke handicap heeft is onvoldoende voor een veroordeling van verdachte.
Uit het dossier komt naar voren dat [meerderjarige X] licht tot matig verstandelijk gehandicapt is, dat haar IQ rond de 60 ligt en dat zij het emotionele niveau van een zesjarige heeft. Daarnaast lijdt zij aan schizofrenie, waarvoor zij medicijnen gebruikt. Dat [meerderjarige X] ten tijde van de ten laste gelegde handelingen leed aan een psychische stoornis staat daarmee naar het oordeel van het hof vast.
Voorts stelt het hof vast dat [meerderjarige X] zelf geen aangifte tegen verdachte heeft gedaan. De aangifte is gedaan door een manager van de zorginstelling waar [meerderjarige X] destijds woonde. Aan die aangifte en aan de getuigenverklaring van [naam orthopedagoog] , orthopedagoog, kunnen aanwijzingen worden ontleend dat [meerderjarige X] ten aanzien van seksuele handelingen ‘niet wilsbekwaam’ zou zijn en dat zij ‘niet goed’ is in het aangeven van haar grenzen.
Uit het dossier komt echter ook naar voren dat [meerderjarige X] over een redelijk niveau van zelfredzaamheid en vaardigheden beschikt. Voorts blijkt uit het dossier:
  • dat zij zelfstandig haar seksuele partners uitkiest;
  • dat zij het seksueel contact met de verdachte als fijn heeft ervaren en dat zij daarin ook duidelijk haar grenzen heeft aangegeven. Uit het onderzoek ter terechtzitting is niet gebleken dat de verdachte deze grenzen heeft overschreden;
  • dat zij aangifte wenst te doen tegen de personen van de zorginstelling die in haar ogen haar privacy hebben geschonden door -kort gezegd- hun bemoeienis met deze kwestie, en
  • dat zij van mening is dat een man (genaamd [Man 1] ), die haar onzedelijk betast heeft op een kermis, haar misbruikt heeft en gearresteerd moet worden maar dat verdachte haar niet misbruikt heeft.
Op grond van dit één en ander heeft het hof uit het onderzoek ter terechtzitting niet op grond van wettige bewijsmiddelen de overtuiging bekomen dat [meerderjarige X] door haar psychische stoornis niet of onvolkomen in staat was haar wil ten aanzien van de in de tenlastelegging genoemde seksuele handelingen te bepalen of kenbaar te maken of daartegen weerstand te bieden. Gedragsdeskundige stukken die tot een ander oordeel zouden moeten leiden ontbreken.
Bijgevolg zal het hof de verdachte van het ten laste gelegde feit vrijspreken.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij.
Aldus gewezen door
mr. A.J.M. van Gink, voorzitter,
mr. S.C. van Duijn en mr. T.A. de Roos, raadsheren,
in tegenwoordigheid van R.H. Boekelman, griffier,
en op 20 juli 2017 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
De griffier is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.