ECLI:NL:GHSHE:2017:3298

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
13 juli 2017
Publicatiedatum
20 juli 2017
Zaaknummer
200.206.217_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervangende toestemming voor verhuizing van minderjarige naar de Verenigde Staten

In deze zaak gaat het om een verzoek van de moeder om vervangende toestemming te verkrijgen voor een verhuizing met haar minderjarige kind, [minderjarige 1], naar de Verenigde Staten. De vader, die in hoger beroep is gegaan, verzet zich tegen deze verhuizing. De ouders zijn sinds 2008 met elkaar getrouwd en hebben samen een kind, [minderjarige 1], geboren in 2005. Na hun echtscheiding in 2012 hebben zij gezamenlijk het ouderlijk gezag over [minderjarige 1] behouden, die bij de moeder woont. De moeder heeft in eerste aanleg verzocht om toestemming om met [minderjarige 1] naar de Verenigde Staten te verhuizen, waar haar partner tijdelijk is geplaatst door het Ministerie van Defensie. De rechtbank heeft de moeder toestemming verleend, wat de vader betwist in hoger beroep.

Het hof heeft de zaak op 4 juli 2017 behandeld en de belangen van beide ouders en het kind afgewogen. De vader heeft zijn bezorgdheid geuit over de gevolgen van de verhuizing voor de relatie met [minderjarige 1] en de continuïteit van de zorg. Hij stelt dat de verhuizing niet noodzakelijk is en dat de moeder onvoldoende alternatieven heeft geboden. De moeder daarentegen heeft betoogd dat de verhuizing in het belang van het gezin is en dat zij voldoende maatregelen heeft getroffen om de gevolgen voor [minderjarige 1] te verzachten.

Het hof heeft geoordeeld dat de moeder voldoende heeft aangetoond dat de verhuizing noodzakelijk is en dat het belang van [minderjarige 1] gediend is met de verhuizing. Het hof heeft de beslissing van de rechtbank bevestigd en de vader in zijn verzoeken niet-ontvankelijk verklaard. De proceskosten zijn gecompenseerd, wat betekent dat iedere partij zijn eigen kosten draagt. De uitspraak is gedaan door een collegiaal hof, bestaande uit drie rechters, en is openbaar uitgesproken op 13 juli 2017.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH

Afdeling civiel recht
Uitspraak: 13 juli 2017
Zaaknummer: 200.206.217/01
Zaaknummer eerste aanleg: C/02/314007 FA RK 16-2120
in de zaak in hoger beroep van:
[appellant],
wonende te [woonplaats] (Frankrijk),
appellant in principaal appel,
verweerder in incidenteel appel,
hierna te noemen: de vader,
advocaat: mr. J.A.M. Schoenmakers,
tegen
[verweerster],
wonende te [woonplaats] ,
verweerster in principaal appel,
appellante in incidenteel appel,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat: mr. W.A.M. Kouters.
In zijn hoedanigheid als omschreven in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
de Raad voor de Kinderbescherming,
vestiging: [vestigingsplaats] ,
hierna te noemen: de raad.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst naar de beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Breda, van 1 november 2016.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
Bij beroepschrift met producties, ingekomen ter griffie op 27 december 2016, heeft de vader verzocht voormelde beschikking te vernietigen en het verzoek van de moeder in eerste aanleg alsnog af te wijzen. Kosten rechtens.
2.2.
Bij verweerschrift met producties, ingekomen ter griffie op 3 februari 2017, heeft de moeder verzocht de vader in zijn hoger beroep niet-ontvankelijk te verklaren, althans zijn verzoek af te wijzen, en de bestreden beschikking te bekrachtigen.
De moeder heeft aanvullend verzocht om – ter vervanging van de ontbrekende toestemming van de vader – toestemming te verlenen om gedurende het verblijf in de Verenigde Staten onbeperkt met de hierna nader te noemen [minderjarige 1] te mogen reizen, om [minderjarige 1] te mogen inschrijven voor diverse activiteiten/vrijetijdsbestedingen en te mogen handelen waar het betreft belangrijke aangelegenheden die onverwijld dienen plaats te vinden, zoals medische of anderszins noodzakelijke zorg.
Met veroordeling van de vader in de proceskosten van deze procedure en van die in eerste aanleg.
2.3.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 4 juli 2017. Bij die gelegenheid zijn gehoord:
  • de vader, bijgestaan door mr. Schoenmakers;
  • de moeder, bijgestaan door mr. Kouters;
  • de raad, vertegenwoordigd door mevrouw [vertegenwoordiger van de raad] .
2.4.
Het hof heeft de minderjarige [minderjarige 1] in de gelegenheid gesteld zijn mening kenbaar te maken. Hij heeft hiervan gebruik gemaakt en is voorafgaand aan de mondelinge behandeling ter zitting buiten aanwezigheid van partijen en overige belanghebbenden gehoord. Ter zitting heeft de voorzitter de inhoud van dit verhoor zakelijk weergegeven, waarna alle aanwezigen de gelegenheid hebben gekregen daarop te reageren.
2.5.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van de inhoud van:
  • het proces-verbaal van de mondelinge behandeling in eerste aanleg d.d. 3 oktober 2016;
  • het V-formulier met brief met bijlagen van de advocaat van de moeder d.d. 22 juni 2017;
  • het ter zitting bij het hof overgelegde slotpleidooi van de vader.

3.De beoordeling

In het principaal en incidenteel appel:
3.1.
Partijen zijn op 15 april 2008 met elkaar gehuwd. Zij hebben een kind te weten:
- [minderjarige 1] (hierna: [minderjarige 1] ), geboren op [geboortedatum] 2005 te [geboorteplaats] .
Partijen oefenen gezamenlijk het ouderlijk gezag over [minderjarige 1] uit.
[minderjarige 1] heeft het hoofdverblijf bij de moeder
.
3.2.
Bij beschikking van 23 januari 2012 heeft de rechtbank Breda tussen partijen de echtscheiding uitgesproken, welke beschikking op 30 januari 2012 is ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand.
Bij deze beschikking heeft de rechtbank voorts, voor zover hier van belang, bepaald dat de onderlinge regelingen uit het door partijen op 30 november 2011 ondertekende ouderschapsplan (hierna: het ouderschapsplan) deel uitmaken van de beschikking.
In het ouderschapsplan zijn partijen, voor zover hier van belang, een zorgregeling overeengekomen, in hoofdzaak inhoudende dat [minderjarige 1] eens per drie weken een weekend met de vader bij diens ouders doorbrengt, een verdeling van de zorgtaken tijdens de vakanties en een minimum verblijf van vier nachten bij de vader indien [minderjarige 1] bij de vader in Frankrijk verblijft. Gesteld noch gebleken is dat de uitvoering van deze zorgregeling in de praktijk tot problemen heeft geleid.
In het ouderschapsplan hebben partijen afspraken gemaakt over een mogelijke verhuizing van een van hen. In artikel 2.1. is vastgelegd dat zij bij een voorgenomen verhuizing vooraf met elkaar in overleg zullen treden en zij hebben zich in artikel 3.1. gebonden elkaar niet te verhinderen zich buiten Nederland te vestigen. In een zodanig geval zal de hoofdverblijfplaats van [minderjarige 1] bij de moeder zijn en zullen partijen de bezoekregeling hierop in alle redelijkheid en in het belang van [minderjarige 1] aanpassen.
3.3.
De moeder heeft in eerste aanleg verzocht om haar vervangende toestemming te verlenen om begin 2017 met [minderjarige 1] naar [plaats] in de Verenigde Staten te verhuizen en [minderjarige 1] daar in te schrijven op een internationale school, met aanpassing van de zorgregeling tussen de vader en [minderjarige 1] , voor de duur dat [minderjarige 1] in de Verenigde Staten verblijft, in de door de moeder in het verzoekschrift voorgestelde zin.
De vader heeft gemotiveerd verweer gevoerd.
3.4.
Bij de bestreden – uitvoerbaar bij voorraad verklaarde – beschikking heeft de rechtbank, ter vervanging van de ontbrekende toestemming van de vader, toestemming aan de moeder verleend om:
  • in de zomer van 2017 met [minderjarige 1] te verhuizen naar [plaats] (Verenigde Staten) en aldaar met [minderjarige 1] te verblijven tot uiterlijk de zomer van 2020;
  • [minderjarige 1] in te schrijven op een internationale school in [plaats] (Verenigde Staten).
De rechtbank heeft de kosten van het geding aldus gecompenseerd dat iedere partij de eigen kosten draagt. De rechtbank heeft het meer of anders verzochte afgewezen.
3.5.
De vader kan zich met deze beslissing niet verenigen en is hiervan in hoger beroep gekomen. Hij voert in zijn beroepschrift één grief aan die is gericht tegen de beslissing van de rechtbank om de voornoemde vervangende toestemming aan de moeder te geven.
Hij onderbouwt deze grief met – onder meer – het volgende.
De rechtbank heeft ten onrechte belang toegekend aan het bepaalde in artikel 3.1 van het ouderschapsplan en heeft aldus de vaste jurisprudentie van de Hoge Raad inzake de verlening van vervangende toestemming voor een verhuizing miskend. Ingevolge deze jurisprudentie moeten alle omstandigheden van het geval in acht worden genomen en dienen de belangen van alle betrokkenen in aanmerking te worden genomen en te worden afgewogen. De vader is van mening dat bij een afweging van de relevante belangen de rechtbank niet tot het bestreden oordeel heeft kunnen komen. Hij wijst hierbij op het volgende:
  • De noodzaak om te verhuizen is door de moeder niet aannemelijk gemaakt. De partner van de moeder heeft niet aangetoond dat de verhuizing naar de Verenigde Staten nodig is, en dat alternatieven voldoende zijn onderzocht, zo min als de moeder aannemelijk heeft gemaakt dat zij haar partner naar de Verenigde Staten dient te volgen en dat zij niet in Nederland kan blijven en haar partner dan regelmatig kan bezoeken. Dat er geen noodzaak is om te verhuizen blijkt al uit het feit dat er eerst sprake zou zijn van een verhuizing in januari 2017 en later pas in de zomervakantie van 2017.
  • De verhuizing is onvoldoende doordacht en voorbereid. De vader is bij de verhuizing in het geheel niet betrokken, van begeleiding door derden is niet gebleken en de moeder heeft de verhuizing uitsluitend met [minderjarige 1] besproken en de vader voor een voldongen feit gesteld. De vader betwist dat hij eerder aan [minderjarige 1] of de moeder toestemming heeft verleend voor de verhuizing.
  • Aan het recht en belang van de moeder naar leven in vrijheid opnieuw in te richten is ten onrechte meer gewicht toegekend dan aan het belang van [minderjarige 1] niet van school te hoeven veranderen en de huidige contacten met zijn familie te blijven onderhouden.
Door de moeder zijn geen alternatieven en maatregelen aangeboden om de gevolgen van de verhuizing voor [minderjarige 1] en de vader te verzachten. De voorgestelde bezoekfrequentie blijft onduidelijk en de vader wordt niet gefaciliteerd om [minderjarige 1] in de Verenigde Staten te bezoeken.
● Door toedoen van de moeder is de communicatie tussen de ouders zodanig verslechterd
dat er al geruime tijd geen overleg meer mogelijk is over de door de vader gewenste
uitbreiding van de zorgregeling omdat de moeder hierover niet meer met hem wil overleggen. De man meent dat niet te verwachten valt dat partijen na een verhuizing wel in staat zullen zijn tot overleg.
● Aan het recht van de vader op onverminderd contact met [minderjarige 1] in hun vertrouwde
omgeving is de rechtbank ten onrechte voorbij gegaan. De vader heeft thans vijftien
ruime contacten met [minderjarige 1] en ook nog contact tijdens de vakanties. Na de verhuizing zullen er slechts twee of drie contact momenten per jaar resteren.
De vader heeft er bewust voor gekozen niet verder weg te gaan wonen dan hij thans doet, omdat hij dan invulling kan blijven geven aan de zorgregeling met [minderjarige 1] . De vader heeft er alles aan gedaan om het contact met [minderjarige 1] te onderhouden, te intensiveren en uit te breiden. Dit ook vanwege het belang van contact tussen [minderjarige 1] enerzijds en de partner van de vader en [minderjarige 2] , het op [geboortedatum] 2013 geboren zoontje van de vader uit zijn huidige huwelijk, anderzijds en tussen [minderjarige 1] en zijn overige familie.
● De rechtbank heeft ten onrechte geen of te weinig belang gehecht aan het feit dat [minderjarige 1] in
Nederland is geworteld. Niet alleen heeft [minderjarige 1] behoefte aan de contacten met de familie
in Nederland, ook is hij goed thuis geraakt op de huidige school, na moeilijkheden op de
eerste basisschool. Hij heeft daar nu vriendjes en vriendinnetjes en op zijn leeftijd is het
van belang dat hij deze contacten verder kan opbouwen. Op geen enkele wijze is
aangetoond dat de school in de Verenigde Staten aansluit bij [minderjarige 1] zijn behoefte.
Bovendien zal het voor [minderjarige 1] – als hij drie jaar in de Verenigde Staten op school is geweest – uitermate moeilijk zijn om in Nederland weer aansluiting te vinden, zowel in
zijn sociale omgeving als op school.
De vader meent dat het niet relevant is dat hij eerder naar Frankrijk is verhuisd, aangezien
[minderjarige 1] niet met hem is meeverhuisd. Voorts meent hij dat onvoldoende aannemelijk is
gemaakt dat de verhuizing daadwerkelijk voor een periode van drie jaar is en hij wijst erop dat indien de moeder de afspraken niet nakomt, hij haar hierop niet langer in rechte kan aanspreken als zij met [minderjarige 1] in de Verenigde Staten woont.
Zonder onverplicht enige bewijsopdracht op zich te nemen, biedt de vader bewijs aan van al zijn stellingen door alle middelen rechtens, in het bijzonder door het overleggen van nadere stukken.
De vader heeft ter zitting van het hof zijn stellingen nader aangevuld.
[minderjarige 1] is ten onrechte deelgenoot gemaakt van de verhuisplannen en is in zijn beleving al naar de Verenigde Staten verhuisd. Het contact tussen de vader en [minderjarige 1] is veranderd. De vader is in een lastige positie gemanoeuvreerd. [minderjarige 1] lijkt de vader te verwijten dat hij [minderjarige 1] geen toestemming geeft om naar de Verenigde Staten te gaan, waardoor de vader met een kansloze missie wordt geconfronteerd. Het kan echter niet zo zijn dat de keuze voor de verhuizing bij [minderjarige 1] wordt gelegd. De vader vindt dat een kind op de leeftijd van 11 jaar niet in de positie zou moeten komen dat hij moet kiezen tussen zijn ouders en de vader vindt het daarom ook onverantwoord dat de moeder [minderjarige 1] door de rechter wilde laten horen. Voorkomen dient te worden dat [minderjarige 1] in een loyaliteitsconflict komt.
Volgens de criteria van de Hoge Raad zou het verzoek van de moeder om haar vervangende toestemming voor de verhuizing te verlenen, dienen te worden afgewezen. Er is geen economische noodzaak voor de verhuizing want als de partner van de moeder niet naar de Verenigde Staten gaat, behoudt hij gewoon zijn dienstverband bij het Ministerie van Defensie. Het is een keuze van de partner van de moeder om carrière te maken. De vader wijst erop dat hij destijds het belang van [minderjarige 1] heeft verkozen boven zijn carrière.
Er zijn ook alternatieven voor de duur van de verhuizing. [minderjarige 1] zou bijvoorbeeld ook alleen het eerste jaar in de Verenigde Staten kunnen verblijven, en daarna bij de vader in Frankrijk kunnen komen wonen om daar naar de wereldschool te gaan. De resterende twee jaren zou [minderjarige 1] dan in de vakanties naar de Verenigde Staten kunnen gaan.
De vader meent dat de situatie anders zou zijn geweest, indien [minderjarige 1] de leeftijd van 16, 17 of 18 jaar zou hebben bereikt. Het belang van [minderjarige 1] vereist dat hij zich ontwikkelt van kind tot puber in zijn huidige vertrouwde omgeving met begeleiding van de vader en handhaving van de huidige contactmomenten van de vader met [minderjarige 1] . De band tussen de vader en [minderjarige 1] heeft nu al een deuk opgelopen en zal verder verslechteren als [minderjarige 1] naar de Verenigde Staten verhuist en hij de vader nog maar drie keer per jaar ziet. Skypecontact zal dit niet kunnen voorkomen. De vader meent bovendien dat de moeder een onjuiste weergave geeft van het aantal dagen dat de vader [minderjarige 1] na de verhuizing zou zien.
Overleg tussen de ouders lijkt onmogelijk, nu zij lijnrecht tegenover elkaar staan en de voorbereidingen voor de verhuizing bovendien al zijn getroffen.
De vader wil dat [minderjarige 1] later weet dat de vader er binnen zijn mogelijkheden alles aan heeft gedaan om voor de belangen van [minderjarige 1] op te komen en ervoor te zorgen dat [minderjarige 1] de liefde blijft krijgen van iedereen die om hem geeft.
De vader heeft verder benadrukt dat hij, hoe de beslissing van het hof ook mag uitvallen, dit geschil achter zich zal laten en dat hij zich zal inzetten om de toekomst positief te benaderen. Hij zal proberen er alles aan doen om een goede band met [minderjarige 1] te blijven onderhouden.
3.6.
De moeder voert in haar verweerschrift het volgende aan.
De moeder meent dat de rechtbank, alle belangen tegen elkaar afwegend, tot een juiste beslissing is gekomen. Dit geldt te meer gezien de afspraken in het ouderschapsplan ten aanzien van een verhuizing naar het buitenland en omdat de verhuizing naar de Verenigde Staten slechts tijdelijk is. Uiteraard heeft een verblijf van drie jaren in de Verenigde Staten gevolgen voor alle betrokkenen, maar deze hoeven niet slecht te zijn. De moeder wil nog altijd dat [minderjarige 1] bij haar opgroeit in een hecht gezinsverband en ook een goede relatie met de vader heeft. Zij doet er alles aan om het contact tussen [minderjarige 1] en de vader in stand te houden. De moeder wil rust voor [minderjarige 1] en zij zou de vader graag betrekken bij de verdere vormgeving van de verhuizing om zo te trachten tegemoet te komen aan zijn wensen.
De moeder meent dat aan alle in de jurisprudentie genoemde criteria is voldaan en wijst hiertoe op onder meer het volgende:
  • De noodzaak om te verhuizen staat voldoende vast want de partner van de moeder kan zich niet aan de overplaatsing naar de Verenigde Staten onttrekken zonder aanzienlijke schade voor zijn carrière. Het is duidelijk dat de moeder ook dient te verhuizen om het gezinsverband te behouden.
  • De verhuizing en het verblijf worden zeer zorgvuldig voorbereid en zijn zeer goed doordacht. Een beter voorbereide verhuizing dan een via het Ministerie van Defensie zal zelden worden gezien. De vader kan hierbij worden betrokken.
  • De moeder bestrijdt dat [minderjarige 1] de verhuizing niet aan zou kunnen. [minderjarige 1] heeft geen problemen meer met de aansluiting met andere kinderen. Hij heeft goede sociale contacten op school sinds hij anderhalf jaar geleden van school is veranderd. Ook heeft hij nog contacten met leerlingen van zijn oude basisschool. [minderjarige 1] kan heel goed omgaan met veranderingen en hij zou in Nederland na groep 8 van de basisschool ook naar een andere school gaan.
  • De moeder wil de vader graag tegemoet komen om de gevolgen van de verhuizing te verzachten. Volgens de door haar voorgestelde regeling, zullen de vader en [minderjarige 1] elkaar weliswaar minder frequent zien, maar de contactmomenten zullen langduriger zijn dan thans het geval is. [minderjarige 2] en de vrouw van de vader zullen [minderjarige 1] zeker meer zien, omdat volgens de door de moeder voorgestelde regeling [minderjarige 1] in de zomervakantie en in december/januari geruime tijd bij de vader in zin gezin zal verblijven. [minderjarige 2] en de vrouw van de vader blijven tijdens de weekendcontacten nu meestal in Frankrijk. De vader kan ook altijd contact met [minderjarige 1] hebben door te bellen, te skypen en te mailen en hij is – samen met zijn gezin – ook welkom om [minderjarige 1] in de Verenigde Staten te bezoeken. De moeder kan de vader thans nog (na twee juridische procedures) een bedrag van € 800,- aanbieden om hem tegemoet te komen in zijn reiskosten. Ook stemt zij ermee in dat de vader het tijdens het huwelijk van partijen voor [minderjarige 1] gespaarde bedrag van circa € 2.200,- gebruikt voor zijn reiskosten.
  • De moeder betwist dat zij haar eigen belang boven het belang van [minderjarige 1] stelt. Samen met haar partner pleegt zij veel inspanningen om de verhuizing voor [minderjarige 1] goed te laten verlopen. Mede op basis van haar professionele ervaring als psychotherapeut werkzaam in de kindertherapie, meent zij dat het belang van [minderjarige 1] niet wordt geschaad door een verblijf van drie jaar in de Verenigde Staten, doch dat dit hem goed zal doen. [minderjarige 1] is zelf ook enthousiast over de verhuizing. Mocht onverhoopt blijken dat het met [minderjarige 1] in de Verenigde Staten niet goed gaat, dan zal de moeder hier zo nodig het gevolg aan verbinden om daar niet te blijven.
  • Bovendien heeft de partner van de moeder een tijdelijke aanstelling, zoals blijkt uit de brief van de werkgever van de partner van de moeder, en is de verhuizing derhalve eveneens tijdelijk. De moeder en haar partner houden hun huidige woning in [woonplaats van de moeder] aan en gaan hier na terugkomst in Nederland weer wonen. De moeder zal alsdan ook haar beroep in Nederland weer gaan uitoefenen in haar eigen praktijk voor kindertherapie. Zij heeft voor de duur van haar verblijf in de Verenigde Staten een waarnemer voor deze praktijk gevonden, zoals blijkt uit de overeenkomst tot waarneming van 1 januari 2017 die zij met haar waarnemer heeft ondertekend.
Ten aanzien van het contact tussen de vader en [minderjarige 1] stelt de moeder, voor zover hier van belang, het volgende voor:
  • [minderjarige 1] verblijft in de zomervakantie van 2018 en 2019 gedurende zes aaneengesloten weken bij de vader;
  • [minderjarige 1] verblijft in de periode december/januari gedurende twee aaneengesloten weken bij de vader, het ene jaar tijdens de kerstdagen en het andere jaar met oud-en-nieuw;
  • de vader zal in het voorjaar ruim een week (van vrijdag tot en met zondag in de week erop) met [minderjarige 1] doorbrengen in de Verenigde Staten, bij voorkeur in de week van “Easter holiday”. Aangezien [minderjarige 1] op maandag en dinsdag naar school gaat en deel zal nemen aan geplande (sport)activiteiten, heeft de vader zo de gelegenheid om betrokken te zijn bij het dagelijks leven van [minderjarige 1] ;
  • skypen en bellen over en weer staat een ieder vrij, waarbij het de moeder raadzaam lijkt hier in ieder geval ook een vast moment in de week voor te bepalen.
De moeder heeft ter zitting van het hof onder meer het volgende naar voren gebracht. Aan de criteria van de Hoge Raad is voldaan. Dit was al het geval in eerste aanleg en ten tijde van de behandeling van dit hoger beroep is dit nog meer het geval, gezien de thans vergevorderde staat van de voorbereidingen. Er kan ook uitstekend contact zijn tussen personen die op grote afstand van elkaar wonen. De moeder zou het prettig vinden als partijen in deze samen zouden kunnen optrekken als verantwoordelijke ouders. Wat de proceskosten betreft, merkt de moeder op het jammer te vinden dat deze kosten niet in het belang van [minderjarige 1] besteed kunnen worden.
3.7.
De raad heeft ter zitting geadviseerd de bestreden beschikking te bekrachtigen en heeft daarbij het volgende opgemerkt. De escalatie van het conflict nadat de bestreden beschikking is gegeven, is voor partijen beschadigend. De raad hoopt dat de vader zich hierover heen kan zetten, hij de relatie met [minderjarige 1] kan herstellen en dat de vader en [minderjarige 1] een nieuwe start kunnen maken na de beschikking van het hof.
De raad wijst erop dat de moeder de dagelijkse verzorging van [minderjarige 1] voor haar rekening neemt en dat de vader – hoe dierbaar hij ook voor [minderjarige 1] is – een ouder op afstand is. De vader heeft [minderjarige 1] in een loyaliteitsconflict gebracht door de ‘toestemming’ voor de tijdelijke verhuizing naar de Verenigde Staten te weigeren en dit hoger beroep in te stellen. Als de vader zijn houding niet wijzigt, kan dit tussen hem en [minderjarige 1] in blijven staan als de vader hem in de vakanties ziet.
De kwaliteit van het contact is niet afhankelijk van de frequentie, maar van de relatie tussen de ouder en het kind. Dit geldt in ieder geval bij oudere kinderen, zoals [minderjarige 1] .
3.8.
Het hof overweegt als volgt.
3.9.
De gezamenlijke gezagsuitoefening van partijen brengt mee dat de moeder voor het wijzigen van de woonplaats van [minderjarige 1] en voor de inschrijving van [minderjarige 1] op een school toestemming van de vader behoeft. Indien de ouders het hierover niet eens worden zal de rechter, gelet op artikel 1:253a, lid 1, van het Burgerlijk Wetboek (BW), hierover een beslissing nemen. De rechter neemt een zodanige beslissing als hem in het belang van het kind wenselijk voorkomt.
3.10.
Conform vaste rechtspraak dient de rechter bij de beslissing over een geschil inzake een verhuizing alle omstandigheden van het geval in acht te nemen en de in aanmerking te nemen belangen van de betrokkenen af te wegen, waaronder:
  • het recht en belang van de verhuizende ouder om te verhuizen en de vrijheid om zijn of haar leven opnieuw in te richten;
  • de noodzaak om te verhuizen;
  • de mate waarin de verhuizing is doordacht en voorbereid;
  • de door de verhuizende ouder geboden alternatieven en maatregelen om de gevolgen van de verhuizing voor de minderjarige(n) en de andere ouder te verzachten en/of te compenseren;
  • de mate waarin partijen in staat zijn tot onderlinge communicatie en overleg;
  • de rechten van de andere ouder en de minderjarige(n) op onverminderd contact met elkaar in hun vertrouwde omgeving;
  • de verdeling van de zorgtaken en de continuïteit van de zorg;
  • de leeftijd van de minderjarige(n), hun mening en de mate waarin zij geworteld zijn in hun omgeving of juist gewend zijn aan verhuizingen;
  • de extra kosten van de omgang na de verhuizing voor de achterblijvende ouder.
3.11.
Het hof is met de rechtbank en op dezelfde gronden als de rechtbank, die het hof – na eigen beoordeling en waardering – overneemt en tot de zijne maakt, van oordeel dat alle belangen tegen elkaar afwegend het verzoek van de moeder om haar vervangende toestemming te verlenen om met [minderjarige 1] naar de Verenigde Staten te mogen verhuizen, moet worden toegewezen.
Het hof is van oordeel dat de moeder voldoende heeft toegelicht dat de tijdelijke overplaatsing van haar partner naar [plaats] in opdracht van het Ministerie van Defensie in verband met zijn carrièremogelijkheden meer dan wenselijk is en dat zij aldus de economische noodzaak van de verhuizing voldoende aannemelijk heeft gemaakt. Voorts is het hof van oordeel dat van de moeder niet kan worden gevergd dat zij met [minderjarige 1] in Nederland blijft wonen tijdens het verblijf van haar partner in de Verenigde Staten. Het hof acht de verbreking van het huidige gezinsverband – waarin [minderjarige 1] opgroeit – niet in het belang van [minderjarige 1] .
Zonder het belang van de vader en diens rol bij de opvoeding van [minderjarige 1] te onderschatten, is het hof van oordeel dat voldoende is komen vast te staan dat het belang van [minderjarige 1] meebrengt dat het gezinsverband waarin [minderjarige 1] thans opgroeit en dat de basis voor zijn verzorging en opvoeding vormt, behouden blijft en dat [minderjarige 1] de gelegenheid krijgt om zich vanuit die basis verder te ontwikkelen. Het hof is met de vader van oordeel dat het in het belang van [minderjarige 1] is om goede contacten te houden met het sociale familieverband in Nederland, maar de vader heeft onvoldoende aannemelijk gemaakt dat dit niet mogelijk zou zijn, mede gezien de ruime contactregeling waartoe de moeder zich bereid heeft verklaard.
Het hof is verder van oordeel dat de vader tegenover de gemotiveerde betwisting door de moeder zijn stelling onvoldoende heeft onderbouwd dat [minderjarige 1] niet in staat zou zijn de tijdelijke verhuizing naar de Verenigde Staten – vanwege zijn hoogbegaafdheid dan wel anderszins – te verwerken. Het hof acht [minderjarige 1] alles overziend zeer wel in staat met deze tijdelijke verhuizing te kunnen omgaan en neemt hierbij mede in aanmerking het kindgesprek van het hof met [minderjarige 1] , waarin deze indruk is bevestigd. Met de rechtbank acht het hof deze verhuizing eerder een uitdaging voor [minderjarige 1] waarvan hij veel kan leren voor zijn verdere toekomst. Het hof volgt de vader niet in zijn stelling dat de overgang van [minderjarige 1] naar groep 8 van de basisschool hieraan in de weg staat, aangezien het tussen partijen niet in geschil is dat [minderjarige 1] groep 8 in feite zou kunnen overslaan en na de zomervakantie al zou kunnen starten op het VWO.
Het hof is voorts van oordeel dat de moeder voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat ten aanzien van de overgang naar een middelbare school in Nederland na terugkomst uit de Verenigde Staten de nodige voorzorgsmaatregelen zullen worden getroffen om deze overgang soepel te laten verlopen. De vader heeft dit niet weersproken en ook overigens is niet gebleken dat hier onoverkomelijke problemen te verwachten zijn. Met de rechtbank is het hof van oordeel dat de moeder de verhuizing goed heeft doordacht en voorbereid.
Het hof is van oordeel dat de moeder er blijk van heeft gegeven de te respecteren belangen van de vader bij de instandhouding van een goed contact met [minderjarige 1] op een behoorlijke wijze in aanmerking te nemen, onder meer door in te stemmen met een langdurig verblijf van [minderjarige 1] bij de vader gedurende de vakanties, door een financiële bijdrage te leveren aan de vader ter bestrijding van diens reiskosten naar de Verenigde Staten, en door ruime gelegenheid te geven voor contacten via de telefoon en de sociale media. Hoewel het hof met de vader van oordeel is dat de vader [minderjarige 1] minder frequent zal zien, is het hof van oordeel dat op deze wijze de vader voldoende ruimte krijgt om een actieve rol in het leven van [minderjarige 1] te blijven vervullen, te meer nu het verblijf in de Verenigde Staten van tijdelijke aard zal zijn. Het hof is van oordeel dat de vrees van de vader dat de verhuizing naar de Verenigde Staten niet van tijdelijke aard zal blijken niet op feitelijkheden is gestoeld. De moeder heeft de tijdelijkheid van de verhuizing ook uitdrukkelijk benoemd, hetgeen in lijn is met overplaatsing van haar echtgenoot naar de Verenigde Staten voor de duur van drie jaren.
Volgens de door de moeder aangeboden contactregeling zal [minderjarige 1] ook in de gelegenheid zijn geruime tijd met de vader in diens gezin in Frankrijk door te brengen.
Het hof stelt vast dat de moeder in hoger beroep een uitgebreidere contactregeling aan de vader heeft voorgesteld dan zij in eerste aanleg heeft gedaan, onder meer omdat zij een concreet voorstel heeft gedaan voor een bezoek van de vader aan [minderjarige 1] in de Verenigde Staten zodanig dat de vader de gelegenheid heeft betrokken te zijn bij het dagelijkse leven van [minderjarige 1] in de Verenigde Staten.
Hoewel de vader hierop niet is ingegaan, gaat het hof er vanuit dat de moeder haar aanbod in deze gestand doet. Aangezien de contactregeling overigens niet aan het hof is voorgelegd, zal het hof hier geen beslissing over nemen. De ouders dienen hierover in onderling overleg nadere afspraken te maken en het hof acht de ouders hier toe in staat, zulks te meer nu de vader ter zitting van het hof te kennen heeft gegeven dat hij – welke beslissing er ook volgt – zich ervoor zal inspannen om de situatie positief te benaderen. Het hof verwacht van de moeder de bereidheid om in de nieuwe situatie de contacten tussen [minderjarige 1] en de vader te ondersteunen, met waardering van de bereidheid van de vader deze situatie positief te benaderen, en erkenning van de inspanningen die de vader zich – ook na zijn verhuizing naar Frankrijk op niet geringe afstand van [woonplaats van de moeder] – is blijven getroosten om de contacten volgens de weekendregeling met [minderjarige 1] te blijven behouden. Het hof verwacht ook van de vader dat hij als verantwoordelijk ouder [minderjarige 1] emotionele toestemming zal geven voor de tijdelijke verhuizing naar de Verenigde Staten.
Gezien het voorgaande behoeft de betekenis van de door partijen in het ouderschapsplan gemaakte afspraak ten aanzien van verhuizing naar het buitenland dan ook geen verdere bespreking.
3.12.
Het voorgaande in aanmerking nemende, is het hof met de rechtbank van oordeel dat het verzoek van de moeder om haar vervangende toestemming te verlenen om [minderjarige 1] in te schrijven op een internationale school in [plaats] eveneens dient te worden toegewezen.
3.13.
Het hof ziet geen aanleiding voor toewijzing van het in hoger beroep aanvullende verzoek van de moeder om aan haar vervangende toestemming te verlenen om gedurende het verblijf in de Verenigde Staten onbeperkt met [minderjarige 1] te mogen reizen, om [minderjarige 1] te mogen inschrijven voor diverse activiteiten/vrijetijdsbestedingen en te mogen handelen waar het betreft belangrijke aangelegenheden die onverwijld dienen plaats te vinden zoals medische of anderszins noodzakelijke zorg. Het hof overweegt daartoe hier geen aanleiding toe te zien nu niet is gebleken dat de vader tot nu toe niet heeft meegewerkt aan redelijke verzoeken van de moeder om toestemming van de vader ten aanzien van gezagsbeslissingen ten aanzien van [minderjarige 1] en niet is gesteld of gebleken dat de vader in de toekomst anders zal handelen. Het hof stelt vast dat de vader integendeel te kennen heeft gegeven de door het hof te geven beslissing te zullen respecteren en de toekomst positief te zullen benaderen. Het hof overweegt daarbij dat het ook voor de vader duidelijk zal zijn dat [minderjarige 1] na de verhuizing naar de Verenigde Staten in de gelegenheid moet worden gesteld om naar Nederland en binnen de Verenigde Staten te kunnen reizen en om deel te kunnen nemen aan allerlei activiteiten en vrije tijdsbestedingen.
3.14.
Het hof gaat voorbij aan het bewijsaanbod van de vader, nu dit in algemene bewoordingen is gesteld en onvoldoende is gespecificeerd.
3.15.
Het hof ziet in het verzoek van de moeder om de vader in de proceskosten te veroordelen geen aanleiding af te wijken van de gebruikelijke regel voor een zaak van familierechtelijke aard als de onderhavige, die inhoudt dat de proceskosten worden gecompenseerd.
3.16.
Op grond van het vorenstaande zal het hof de beschikking waarvan beroep bekrachtigen en de proceskosten compenseren, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt. Het hof zal het meer of anders verzochte afwijzen, daaronder begrepen het aanvullende verzoek van de moeder.

4.De beslissing

Het hof:
op het principaal en incidenteel appel:
bekrachtigt de tussen partijen gegeven beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Breda, van 1 november 2016;
compenseert de proceskosten in hoger beroep, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. M.C. Bijleveld-van der Slikke, J.H.J.M. Mertens-Steeghs en H.J.M. van Arkel-van Gasselt en is op 13 juli 2017 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.