4.1.Onder het hoofd “2. De feiten” heeft de rechtbank in het eindvonnis van 20 april 2016 de feiten vermeld waarvan kennelijk bij de uitspraak is uitgegaan. Tegen hetgeen aldaar is vermeld, zijn geen bezwaren zijn aangevoerd, zodat ook het hof daarvan, voor zover relevant, zal uitgaan. Daarnaast staat nog een enkel feit vast. Hierna volgt een opsomming van die vaststaande feiten.
a. [geintimeerde 2] is op 31 maart 2004 een verkeersongeval overkomen waarbij hij letsel heeft opgelopen en waarvoor [Schadeverzekeringen] aansprakelijk was.
b. [geintimeerde 2] heeft een letselschadezaak aanhangig gemaakt tegen [Schadeverzekeringen] . In de periode tot begin 2011 is deze letselschadezaak behandeld door de Maatschap, alleen of hoofdzakelijk door [maat 1] .
c. Begin 2011 is [geintimeerde 2] van advocaat veranderd en heeft [Advocatenkantoor] de behandeling van de letselschadezaak overgenomen van de Maatschap.
d. De deken van de Orde van Advocaten te [vestigingsplaats] heeft bemiddeld bij de overdracht van het dossier [geintimeerde 2] van de Maatschap aan [Advocatenkantoor] . Ten overstaan van de deken zijn [maat 1] en [Advocatenkantoor] voor zover van belang op 23 november 2011 blijkens het door de deken opgemaakte en ondertekende verslag het volgende overeengekomen (productie 2 dagvaarding in eerste aanleg):
“(…)
6. Aan het afgeven van het dossier heeft mr. [maat 1] de voorwaarde verbonden dat de heer [geintimeerde 2] ter meerdere zekerheid van de betaling van de binnengerechtelijke kosten (= kosten binnen rechte/vanaf dagvaarding) een bedrag stort van € 5.000,- op de dekenderdenrekening vanuit het onderhandelingsresultaat dat mr. [maat van Advocatenkantoor] zal bereiken met mr. Knijp, advocaat van [Schadeverzekeringen] . De heer [geintimeerde 2] stemt daarmee in en hij machtigt bij deze mr. [maat van Advocatenkantoor] om vanuit diens derdengeldrekening terstond na ontvangst dit bedrag door te storten naar de dekenderdenrekening. Dit bedrag zal daar worden geparkeerd totdat beide partijen hebben verklaard dat het bedrag kan worden vrijgegeven (…).
7. Partijen zijn verdeeld gebleven over de vraag hoe gehandeld dient te worden ten aanzien van de buitengerechtelijke kosten ten bedrag van € 8.329,-. Mr [maat 1] wenst dit bedrag te ontvangen terstond nadat de verzekeraar dit bedrag heeft geaccepteerd, de heer [geintimeerde 2] wenst dit bedrag na ontvangst eveneens op de dekenderdenrekening te storten.
Partijen hebben de deken verzocht hierover een beslissing te nemen, waaraan zij zich bindend zullen conformeren.
Mr. [maat van Advocatenkantoor] zal zich inspannen de onderhavige buitengerechtelijke kosten zo spoedig mogelijk door de verzekeraar betaald te krijgen.
Alles afwegende kom ik tot de beslissing dat van het bedrag van de buitengerechtelijke kosten (…) € 5.000,- terstond na goedkeuring en betaling door de verzekeraar, door mr. [maat van Advocatenkantoor] zal worden gestort op de dekenderdenrekening, en het restantbedrag ad € 3.329,- op de kantoorrekening van mr. [maat 1] . Ook hier machtigt de heer [geintimeerde 2] mr. [maat van Advocatenkantoor] om vanuit diens derdengeldenrekenng terstond na ontvangst dit bedrag door te storten naar de dekenderdenrekening. Dit bedrag zal daar worden geparkeerd totdat beide partijen hebben verklaard dat het bedrag kan worden vrijgegeven en zo ja, tot welke hoogte en aan wie van partijen betaling dient te geschieden. (…)”
.
e. Bij dit hof hebben [geintimeerde 2] , toen appellant die werd bijgestaan door [Advocatenkantoor] , en geïntimeerde [Schadeverzekeringen] , bijgestaan door mr. Knijp, ter beëindiging van het (letselschade)geschil, zowel in eerste aanleg als in hoger beroep, een regeling getroffen en is de zaak doorgehaald. De betreffende vaststellingsovereenkomst van 17 april 2012 (productie 8 dagvaarding in eerste aanleg) houdt in, voor zover van belang:
“(…)
1. [Schadeverzekeringen] (…) betaalt aan [geintimeerde 2] een slotbetaling van € 235.000,- (…).
2. [Schadeverzekeringen] (…) betaalt alle kosten van [geintimeerde 2] (o.a. kosten NRL, kosten advocaten mits reëel).
(…)”.
f. De brief van 16 mei 2012 van [Advocatenkantoor] aan de heer [medewerker van Schadeverzekeringen] van [Schadeverzekeringen] betreffende [geintimeerde 2] / [verzekeringsmaatschappij] (productie 2 conclusie van antwoord teven conclusie van eis in reconventie van [Advocatenkantoor] ) houdt in, voor zover relevant:
“(…)
Hierbij doe ik U per mail en per post toekomen:
1. Mijn afrekening d.d. 23-4-2012 aan buitengerechtelijke advocaatkosten ad € 31.875,30.
(…)
3. Opgave openstaande rekening d.d. 30 mei 2011 van Mr. [maat 1] aan buitengerechtelijke advocatenkosten t/m 17-11-2009 ad € 8329,02 (…) te betalen door de verzekeringsmaatschappij
4. Afrekening d.d. 27 april 2010 betreffende een verschottennota van Mr. [maat 1] tijdens de procedure ten bedrage van € 5038,93
(…)
6. Openstaande rekening d.d. 20 januari 2011 van Mr. [maat 1] van advocaatkosten na dagvaarding ad € 11.688,76.
7. Openstaande rekening d.d. 22 maart 2011 van Mr. [maat 1] van de slotdeclaratie ad € 325,44
Resumerend ziet de afrekening er pro resto als volgt uit. Ik garandeer namens cliënt een correcte afwikkeling van de kosten van Mr [maat 1] zodat U ook namens Mr [maat 1] bent gekweten na ontvangst van onderstaande bedrag.
1. Mijn afrekening d.d. 23-4-2012 € 31.875,30
2. Opgave openstaande rekening d.d. 30 mei 2011 van Mr. [maat 1] € 325,44
3. Kosten br pro resto t/m 17-11-2009 (…) € 8329,02
3. Afrekening d.d. 27 april 2010 Mr. [maat 1] kosten procedure € 5.038,93
4. Openstaande rekening d.d. 20 januari 2011 van Mr. [maat 1] (…) € 11.688,76
------------------
€ 52.218,52
nog te verrekenen betaling aan NRL volgens Uw opgave dubbel
betaald - € 15147,16
Nog te betalen op bankrekening van de stichting derdengelden (…) € 37.071,36
(…)”.
g. [Advocatenkantoor] heeft uiteindelijk van [Schadeverzekeringen] ontvangen € 25.000,- en daarnaast nog € 1.997,81 aan door [Advocatenkantoor] betaalde medische kosten en griffierecht (nr. 25 conclusie van antwoord tevens conclusie van eis in reconventie en nrs. 4-5 conclusie van antwoord [Schadeverzekeringen] ).
4.2.1De Maatschap heeft bij inleidende dagvaarding in eerste aanleg gevorderd dat de kantonrechter gedaagden bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad hoofdelijk, des de een betalend, de ander zal zijn bevrijd, zal veroordelen om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de Maatschap te voldoen:
a. ter zake hoofdsom € 20.343,22;
b. de wettelijke rente vanaf 27 juni 2012 tot aan de dag der algehele betaling;
c. buitengerechtelijke kosten, excl. BTW: € 1.063,-;
d. de kosten van het geding, waaronder begrepen het salaris van de gemachtigde, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het tijdstip dat gedaagden in verzuim zijn deze kosten te voldoen, althans in ieder geval vanaf de datum van de betekening van het te wijzen vonnis;
e. de na het vonnis ontstane nakosten, begroot op:
- in conventie of reconventie zonder betekening: € 131,-;
- in conventie of reconventie met betekening: € 199,-;
- in conventie en reconventie zonder betekening: € 205,-;
- in conventie en reconventie met betekening: € 273,-,
vermeerderd met de wettelijke rente met ingang van de 15e dag na aanschrijving tot de dag der algehele voldoening.
Bij op 13 januari 2016 genomen akte ter rolle heeft de Maatschap haar eis als volgt gewijzigd:
De Maatschap wijzigt haar vorderingen jegens gedaagden op navolgende wijze:
De Maatschap trekt haar verzoek tot hoofdelijke veroordeling van gedaagden in en stelt thans de volgende vorderingen in:
I. dat het de kantonrechter moge behagen om voor recht te verklaren dat [Advocatenkantoor] jegens de Maatschap onrechtmatig heeft gehandeld en hem op grond daarvan te veroordelen tot betaling van alle schade die de Maatschap ten gevolge daarvan heeft geleden en nog zal lijden, welke schade nader opgemaakt dient te worden bij staat en vereffend volgens de wet;
II. [Schadeverzekeringen] te veroordelen om aan de Maatschap te voldoen € 25.000,-;
III. [Advocatenkantoor] en [Schadeverzekeringen] als de meest gerede partijen hoofdelijk des, dat de een betalend de ander zal zijn bevrijd, te veroordelen in alle kosten van de onderhavige procedures, waaronder begrepen het salaris van de gemachtigde, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het tijdstip dat gedaagden in verzuim zijn deze kosten te voldoen, althans in ieder geval vanaf de datum van de betekening van het te wijzen vonnis;
IV. [Advocatenkantoor] en [Schadeverzekeringen] hoofdelijk des, dat de een betalend de ander zal zijn bevrijd, te veroordelen tot betaling van de na het te wijzen vonnis ontstane nakosten, vermeerderd met de wettelijke rente met ingang van de 15e dag na aanschrijving tot de dag der algehele voldoening.
4.2.2De kantonrechter heeft naar aanleiding van deze wijziging eis bij vonnis van 27 januari 2016 de Maatschap in staat gesteld zich uit te laten over de vraag of de gewijzigde eis ten aanzien van [Advocatenkantoor] tot de absolute competentie van de kantonrechter behoort en om zich uit te laten over de positie van [geintimeerde 2] . De Maatschap heeft daarop laten weten haar vordering ten opzichte van [Advocatenkantoor] te beperken tot € 25.000,- en dat haar vordering zoals geformuleerd in het petitum van de inleidende dagvaarding onverkort heeft te gelden tegen [geintimeerde 2] en dat zij bij de veroordeling van [geintimeerde 2] persisteert. De gedaagden hebben daarop een akte genomen.
4.2.3Bij eindvonnis van 20 april 2016 heeft de kantonrechter geoordeeld dat de Maatschap door na de genomen eiswijziging eenvoudigweg te stellen dat jegens [geintimeerde 2] wordt gepersisteerd niet ongedaan heeft gemaakt de intrekking van de vordering tegen [geintimeerde 2] zoals is gedaan bij akte wijziging eis. Er is aldus geen vordering meer aanhangig tegen [geintimeerde 2] , waarna [geintimeerde 2] is ontslagen van instantie. De vordering tegen [Advocatenkantoor] is afgewezen als onvoldoende onderbouwd, omdat, zo begrijpt het hof, de Maatschap heeft nagelaten te stellen en onderbouwen welke schade in causaal verband staat tot het gestelde onrechtmatig handelen van [Advocatenkantoor] en de Maatschap meer dan voldoende in de gelegenheid is geweest de schade te begroten. De vordering tegen [Schadeverzekeringen] is afgewezen als volstrekt onvoldoende onderbouwd. De reconventionele vordering van [Advocatenkantoor] is afgewezen omdat die vordering betrekking heeft op de perikelen van de overdracht van het dossier [geintimeerde 2] , terwijl [Advocatenkantoor] onvoldoende heeft aangetoond dat die perikelen enkel aan de Maatschap kunnen worden verweten. De Maatschap is, uitvoerbaar bij voorraad, veroordeeld in de proceskosten voor wat betreft de procedures tegen [geintimeerde 2] en [Schadeverzekeringen] . De proceskosten in conventie en reconventie in de procedure tussen de Maatschap en [Advocatenkantoor] zijn gecompenseerd.