8.2[geïntimeerde] heeft in eerste aanleg gevorderd dat de kantonrechter als voorzieningenrechter, voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
1. [appellant] veroordeelt tot afgifte aan [geïntimeerde] van de personenauto BMW, kenteken [kenteken 2] alsmede tot afgifte van de twee bij het voertuig behorende sleutels, binnen zeven dagen na dagtekening van het te wijzen vonnis, op straffe van een dwangsom van € 500,- per dag of dagdeel dat [appellant] met afgifte in gebreke blijft, althans op straffe van een door de kantonrechter te bepalen bedrag aan dwangsom;
2. bepaalt op welke wijze de afgifte door [appellant] aan [geïntimeerde] als bedoeld onder 1. plaats zal dienen te vinden;
3. [appellant] veroordeelt tot betaling aan [geïntimeerde] van € 1.777,- aan motorrijtuigenbelasting, althans tot betaling van een door de kantonrechter in goede justitie te bepalen bedrag aan motorrijtuigenbelasting, te vermeerderen met de wettelijke rente sedert de dag der dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
4. [appellant] veroordeelt tot betaling aan [geïntimeerde] van € 1.760,- aan autoverzekering, althans tot betaling van een door de kantonrechter in goede justitie te bepalen bedrag aan autoverzekering, te vermeerderen met de wettelijke rente sedert de dag der dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
5. [appellant] veroordeelt tot betaling aan [geïntimeerde] van € 424,- aan verschuldigde verkeersboetes, althans tot betaling van een door de kantonrechter in goede justitie te bepalen bedrag aan verschuldigde verkeersboetes, te vermeerderen met de wettelijke rente sedert de dag der dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
6. [appellant] veroordeelt tot betaling aan [geïntimeerde] van € 1.660,97 aan buitengerechtelijke kosten, althans tot betaling van een door de kantonrechter in goede justitie te bepalen bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten;
7. [appellant] veroordeelt in de kosten van het geding, inclusief de nakosten.
De kantonrechter heeft in kort geding geoordeeld dat een aantal feiten het vermoeden rechtvaardigt en aannemelijk maakt dat [geïntimeerde] eigenaar is van de auto. [appellant] heeft, aldus de kantonrechter, dit vermoeden niet ontkracht. De vorderingen sub 3 en 4 zijn afgewezen omdat tussen partijen vaststaat dat [geïntimeerde] deze kosten zou betalen. De gevorderde betaling van de boetes voor het te laat betalen van de motorrijtuigenbelasting zijn afgewezen omdat niet aannemelijk is dat deze boetes te wijten zijn aan gedragingen van [appellant] . De vordering tot betaling door [appellant] van de verkeersboetes is toegewezen voor het door hem erkende bedrag van in totaal € 187,-. De gevorderde incassokosten zijn afgewezen omdat niet voldoende is komen vast te staan dat andere werkzaamheden zijn verricht dan die ter voorbereiding van het onderhavige kort geding.
Al met al is [appellant] veroordeeld tot afgifte van de auto met de twee sleutels binnen zeven dagen na dagtekening van het vonnis, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 500,- per dag of gedeelte van een dag, met een maximum van € 30.000,-. [appellant] is verder veroordeeld in de kosten van het geding, het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard en het meer of anders gevorderde is afgewezen. Bij het aanvullend vonnis van 9 december 2015 is [appellant] veroordeeld tot betaling van € 187,- te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 29 september 2015.