Uitspraak
Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof
's-Hertogenbosch
[verdachte] ,
hij in of omstreeks het tijdvak van [datum] 2011 tot en met [datum] 2012 te gemeente Kerkrade, in elk geval in het arrondissement Maastricht en/of Limburg, meermalen, althans eenmaal, (telkens) een verantwoordingsformulier (te weten de formulieren op p. 30 en/of p. 32 en/of p. 34 en/of p. 36), - (elk) zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen - valselijk heeft opgemaakt of vervalst, immers heeft verdachte (telkens) valselijk op dat verantwoordingsformulier een handtekening geplaatst van [vrouw] , terwijl die [vrouw] is overleden op [datum] , zulks (telkens) met het oogmerk om die/dat geschrift(en) als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken;
hij in of omstreeks het tijdvak van [datum] 2010 tot en met [datum] 2013 te Kerkrade, althans in het arrondissement Maastricht en/of Limburg, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen, door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door een of meer listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, het Zorgkantoor heeft bewogen tot de afgifte van een hoeveelheid geld (te weten ongeveer 263.019,01 euro), in elk geval van enig goed, hebbende verdachte met voren omschreven oogmerk – zakelijk weergegeven – valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid zich in het kader van Persoonsgebonden budget, althans zorg in natura, voorgedaan als zijnde zijn vrouw, terwijl die op [datum] was overleden en/of niet aan het Zorgkantoor doorgegeven dat zijn vrouw, de budgethouder, reeds op [datum] was overleden en/of een of meer verantwoordingsformulieren (p. 30 en/of p. 32 en/of p. 34 en/of p. 36) opgestuurd naar het Zorgkantoor en de handtekening van zijn vrouw gezet op die formulieren, als ware zijn vrouw nog in leven, waardoor (medewerkers van) het Zorgkantoor werd(en) bewogen tot bovenomschreven afgifte;
hij in het tijdvak van [datum] 2011 tot en met [datum] 2012 te gemeente Kerkrade meermalen telkens een verantwoordingsformulier (te weten de formulieren op p. 30 en p. 32 en p. 34 en p. 36), - elk zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen - heeft vervalst, immers heeft verdachte telkens valselijk op dat verantwoordingsformulier een handtekening geplaatst van [vrouw] , terwijl die
hij in het tijdvak van [datum] 2010 tot en met [datum] 2013 te Kerkrade met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en een listige kunstgreep het Zorgkantoor heeft bewogen tot de afgifte van een hoeveelheid geld (te weten ongeveer 263.019,01 euro), hebbende verdachte met voren omschreven oogmerk – zakelijk weergegeven – valselijk en listiglijk zich in het kader van Persoonsgebonden budget voorgedaan als zijnde zijn vrouw, terwijl die op [datum] was overleden en niet aan het Zorgkantoor doorgegeven dat zijn vrouw, de budgethouder, reeds op [datum] was overleden en verantwoordingsformulieren (p. 30 en p. 32 en p. 34 en p. 36) opgestuurd naar het Zorgkantoor en de handtekening van zijn vrouw gezet op die formulieren als ware zijn vrouw nog in leven, waardoor het Zorgkantoor werd bewogen tot bovenomschreven afgifte.
€ 250.000,00 tot € 500.000,00 een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 12 tot 18 maanden als oriëntatiepunt genoemd.
BESLISSING
gevangenisstrafvoor de duur van
18 (achttien) maanden;
Vordering van de benadeelde partij Zorgkantoor CZ Bijzonder Onderzoek
€ 263.019,01 (tweehonderddrieënzestigduizend negentien euro en één cent) ter zake van materiële schadeen veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij;
€ 263.019,01 (tweehonderddrieënzestigduizend negentien euro en één cent) als vergoeding voor materiële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
365 (driehonderdvijfenzestig) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft;