ECLI:NL:GHSHE:2017:3059

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
4 juli 2017
Publicatiedatum
5 juli 2017
Zaaknummer
200.207.442_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Incident ex artikel 222 Rv met betrekking tot voeging van verknochte zaken in hoger beroep

In deze zaak, gewezen door het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 4 juli 2017, betreft het een incident ex artikel 222 Rv in het kader van een hoger beroep. De appellant, wonende te [woonplaats], is in hoger beroep gegaan tegen een vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, zittingsplaats 's-Hertogenbosch, dat op 27 juli 2016 is gewezen. De appellant is verweerder in het incident, terwijl de geïntimeerden, bestaande uit Participaties Holding B.V. en Unitech B.V., eiseressen in het incident zijn. De advocaat van de appellant is mr. B.A.R. Janssen, terwijl de advocaat van de geïntimeerden mr. M.P. Wolf is.

De procedure in hoger beroep is ingeleid met een dagvaarding op 26 oktober 2016, hersteld bij exploot van 4 november 2016. Het hof heeft de vordering tot voeging van de onderhavige zaak met een andere aanhangige zaak (zaaknummer 200.207.475/01) beoordeeld. Het hof overweegt dat de vordering tot voeging tijdig is ingesteld en dat er een zodanige samenhang bestaat tussen beide zaken dat een gelijktijdige behandeling door dezelfde rechter noodzakelijk is voor een goede en doelmatige rechtspleging.

Het hof heeft de vordering tot voeging toegewezen en de beslissing over de proceskosten aangehouden tot de einduitspraak in de hoofdzaak. De zaak is verwezen naar de rol van 1 augustus 2017 voor memorie van antwoord, waarbij iedere verdere beslissing is aangehouden. Dit arrest is openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 4 juli 2017.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Afdeling civiel recht
zaaknummer 200.207.442/01
arrest van 4 juli 2017
gewezen in het incident ex artikel 222 Rv in de zaak van
[appellant],
wonende te [woonplaats] ,
appellant in de hoofdzaak,
verweerder in het incident,
advocaat: mr. B.A.R. Janssen te Heerlen,
tegen

1.[Participaties Holding] Participaties Holding B.V.,gevestigd te [vestigingsplaats] ,

2.
[Holding] Holding B.V.,gevestigd te [vestigingsplaats] ,
3.
[Unitech ] Unitech B.V.,gevestigd te [vestigingsplaats] ,
geïntimeerden in de hoofdzaak,
eiseressen in het incident,
advocaat: mr. M.P. Wolf te Breda,
op het bij exploot van dagvaarding van 26 oktober 2016, hersteld bij exploot van 4 november 2016, ingeleide hoger beroep van het vonnis van 27 juli 2016, door de rechtbank Oost-Brabant, zittingsplaats 's-Hertogenbosch gewezen tussen onder meer appellant – [appellant] – als gedaagde sub 1 en geïntimeerden – [geintimeerden c.s.] – als eiseressen.

1.Het geding in eerste aanleg (zaak-/rolnummer C/01/273223 / HA ZA 14-36)

Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar voormeld vonnis.

2.Het geding in hoger beroep

Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding in hoger beroep;
  • het herstelexploot
  • de memorie van grieven met producties;
  • de memorie in het incident van Sonnevanck;
  • de antwoordmemorie in het incident van [appellant] .
Het hof heeft daarna een datum voor arrest bepaald.

3.De beoordeling

In het incident
3.1.
Ingevolge artikel 222 lid 1 Rv, dat op grond van artikel 353 lid 1 Rv ook van toepassing is in hoger beroep, kan, ingeval voor dezelfde rechter verknochte zaken aanhangig zijn, daarvan de voeging worden gevorderd. Van verknochtheid in deze zin is sprake wanneer de feitelijke of juridische geschilpunten in de zaken identiek zijn dan wel een zodanige samenhang vertonen dat consistentie van de uitspraken geboden is. Daaraan kan ook zijn voldaan bij zaken tussen verschillende partijen.
3.2.
Vooropgesteld wordt dat de vordering tot voeging door [geintimeerden c.s.] , gelet op de artikelen 222 lid 2 juncto 220 lid 2 juncto artikel 353 lid 1 Rv, tijdig is ingesteld.
3.3.
[geintimeerden c.s.] vordert de voeging van de onderhavige zaak met de bij dit hof aanhangige zaak met zaaknummer 200.207.475/01.
3.4.
[appellant] heeft zich voor wat betreft de vordering van [geintimeerden c.s.] in het incident gerefereerd aan het oordeel van het hof.
3.5.
Naar het oordeel van het hof bestaat tussen beide voornoemde zaken een zodanige band, dat het belang van een goede en doelmatige behandeling meebrengt dat deze zaken zoveel mogelijk gelijktijdig worden behandeld en beslist door dezelfde rechter.
3.6.
Daartoe overweegt het hof dat (onder meer) [appellant] en [appellant in de zaak met zaaknummer 200.207.475_01] (appellant in de zaak met zaaknummer 200.207.475/01) in eerste aanleg door [geintimeerden c.s.] zijn gedagvaard en dat de rechtbank in die procedure op 27 juli 2016 (deel)uitspraak heeft gedaan. Beide procedures in hoger beroep betreffen het vonnis van 27 juli 2016 en hebben betrekking op hetzelfde feitencomplex, te weten – kort gezegd – een geschil over de overname van aandelen in uitzendbureau [uitzendbureau] Unitech B.V. (thans: [Unitech ] Unitech B.V.).
3.7.
Het hof zal de vordering tot voeging derhalve toewijzen. De beslissing over de proceskosten van het incident zal worden aangehouden tot de einduitspraak in de hoofdzaak.
In de hoofdzaak
3.8.
Verstaat dat de zaak wordt naar de rol verwezen voor memorie van antwoord. Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.

4.De beslissing

Het hof:
in het incident:
beveelt de voeging van de onderhavige zaak met de bij dit hof aanhangige zaak met zaaknummer 200.207.475/01;
houdt de beslissing over de proceskosten aan tot de einduitspraak in de hoofdzaak;
in de hoofdzaak:
verstaat dat de zaak wordt verwezen naar de rol van 1 augustus 2017 voor memorie van antwoord;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. S.M.A.M. Venhuizen, O.G.H. Milar en P.P.M. Rousseau en is in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 4 juli 2017.
griffier rolraadsheer