In deze zaak, die voor het Gerechtshof 's-Hertogenbosch diende, betreft het een hoger beroep van Mode Accessoires B.V. tegen Retro B.V. en een tweede geïntimeerde. De zaak is een vervolg op eerdere tussenarresten van 11 oktober 2016 en 4 april 2017, waarin het hof al had geoordeeld dat Retro toerekenbaar tekortgeschoten was in de nakoming van haar overeenkomst met Mode Accessoires B.V. en dat er sprake was van een onrechtmatige daad van de tweede geïntimeerde. Het hof heeft in deze tussenarresten vastgesteld dat Mode Accessoires B.V. mogelijk schade heeft geleden en dat er een causaal verband aanwezig is voor verwijzing naar een schadestaatprocedure.
Na aktewisseling over de omvang van de schade, heeft het hof besloten de zaak te verwijzen naar de schadestaatprocedure, omdat niet voldoende is komen vast te staan om te kunnen veroordelen tot een bepaald bedrag. Het hof heeft overwogen dat de schade in beginsel in het vonnis moet worden begroot, maar dat in dit geval de zaak zich niet leent voor een directe vaststelling van schadevergoeding. De appellante heeft haar vordering geconcretiseerd tot een bedrag van € 516.000,-, maar de verweren van Retro B.V. hebben geleid tot de conclusie dat een schadestaatprocedure noodzakelijk is.
Het hof heeft het vonnis waarvan beroep vernietigd en opnieuw recht doende, verklaard voor recht dat sprake is van een toerekenbare tekortkoming van Retro B.V. en een onrechtmatige daad van de tweede geïntimeerde. Retro B.V. is hoofdelijk veroordeeld tot betaling van schadevergoeding aan Mode Accessoires B.V., op te maken bij staat, en tot terugbetaling van eerder betaalde bedragen. De proceskosten zijn eveneens voor Retro B.V. en de uitspraak is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.