Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
1.Ontstaan en loop van het geding
2.Feiten
3.Geschil, alsmede standpunten en conclusies van partijen
4.Gronden
5.Beslissing
- verklaart het hoger beroep ongegrond, en
- bevestigt de uitspraak van de Rechtbank.
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 30 juni 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep over de belastingrente die in rekening is gebracht bij een navorderingsaanslag. De belanghebbende, die in beroep was gegaan tegen een uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, betwistte de rechtmatigheid van de in rekening gebrachte belastingrente. De zaak betreft een navorderingsaanslag in de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen voor het jaar 2013, waarbij de belanghebbende een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 9.545 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 22.036 had. De Inspecteur had belastingrente van € 282 in rekening gebracht, welke door de belanghebbende werd betwist.
De belanghebbende stelde dat de belastingrente onterecht was, omdat het bedrag van de voorlopige aanslag van € 5.917 in de periode van 1 december 2013 tot 30 april 2015 ter beschikking van de Belastingdienst had gestaan, wat volgens haar zou moeten leiden tot een compensatie. Het Hof oordeelde echter dat de wet geen mogelijkheid biedt om de belastingrente te verminderen of te compenseren op basis van de omstandigheden die de belanghebbende aanvoerde. Het Hof bevestigde dat de belastingrente terecht en tot het juiste bedrag in rekening was gebracht, en verklaarde het hoger beroep ongegrond.
De uitspraak benadrukt de strikte toepassing van de wet en de beperkte ruimte voor de rechter om op basis van redelijkheid en billijkheid af te wijken van de wettelijke bepalingen. Het Hof concludeerde dat er geen redenen waren om de Inspecteur te veroordelen tot vergoeding van het griffierecht of de proceskosten. De beslissing werd op dezelfde dag ter openbare zitting uitgesproken, en partijen werden geïnformeerd over de mogelijkheid om binnen zes weken beroep in cassatie in te stellen bij de Hoge Raad der Nederlanden.