Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
1.Het geding in eerste aanleg (zaak-/rolnummer 2785773 CV EXPL 14-781)
2.Het geding in hoger beroep
- de dagvaarding in hoger beroep met producties;
- de memorie van grieven met producties;
- de memorie van antwoord met producties.
3.De beoordeling
b) Proximedia is een onderneming die zich toelegt op het verlenen van internetdiensten en de levering van bijbehorende apparatuur. Proximedia maakt daarbij gebruik van de handelsnaam BeUp.
c) Op 2 mei 2013 is [appellant] , op initiatief van Proximedia, in zijn woning bezocht door de heer [medewerker van Proximedia] (hierna: [medewerker van Proximedia] ), op dat moment werkzaam in dienst van Proximedia. [appellant] en [medewerker van Proximedia] hebben gesproken over de mogelijkheid om ten behoeve van de door [appellant] gedreven onderneming een overeenkomst te sluiten met Proximedia. Bij het gesprek is tevens aanwezig geweest mevrouw [partner van appellant] , de partner van [appellant] (hierna: [partner van appellant] ).
d) Op grond van de (mogelijk) te sluiten overeenkomst zou Proximedia aan [appellant] internetdiensten verlenen en een tablet leveren. De internetdiensten zouden verband houden met de Google-zoekfunctie op internet. De onderneming van [appellant] zou daardoor méér onder de aandacht worden gebracht van internetgebruikers met belangstelling voor sieraden.
f) Volgens artikel 1 van de overeenkomst verplicht Proximedia zich de volgende prestaties te leveren: aanmaak, beheer en opvolging van een Search Engine Advertising campagne en de levering van een tablet. [appellant] verplicht zich volgens artikel 2 tot de volgende betalingen: een maandelijkse bijdrage van € 283,14 en een eenmalige betaling ter zake dossierkosten van € 90,-, beide bedragen inclusief BTW. Volgens artikel 3 heeft de overeenkomst een looptijd van 48 maanden.
g) Artikel 10 van de overeenkomst luidt, voor zover van belang, als volgt:
’10.1.1De onderhavige overeenkomst is een duurovereenkomst van bepaalde tijd en is gesloten voor een duur van48 MAANDEN. De Abonnee kan evenwel besluiten de overeenkomst tussentijds op te zeggen mits de betaling van eenopzeggingsvergoeding gelijk aan 40%van de nog niet vervallen maandelijkse bijdragen voor de nog lopende periode.In dat geval zal de overeenkomst pas als beëindigd worden beschouwd wanneer BeUp hiervan op de hoogte wordt gesteld d.m.v. een aangetekende brief met betalingsbewijs van deopzeggingsvergoedingen wanneer BeUp volledige betaling heeft verkregen van voornoemde vergoeding en alle nog openstaande vorderingen in het kader van deze overeenkomst.10.1.2In alle gevallen van contractbreuk door de Abonnee, anders dan op grond van een toerekenbaar tekortschieten van BeUp in de nakoming van haar verbintenis, is deze gehouden om aan BeUp de daaruit voor BeUp voortvloeiende schade te vergoeden. Deze schade wordt forfaitair vastgelegd op een som die gelijk is aan 40% van de nog niet vervallen maandelijkse bijdragen voor de nog lopende periode.Onverminderd het recht om volledige nakoming van de overeenkomst te verlangen.(…)’h) Op 13 mei 2013 heeft Proximedia de tablet afgeleverd bij [appellant] .
ad € 90,-, betreffende dossierkosten, en d.d. 1 juni 2013, 1 juli 2013 en 1 augustus 2013, steeds ad € 283,14). Deze facturen zijn door [appellant] niet voldaan.
j) [appellant] is in juni en juli 2013 herinnerd aan de openstaande facturen en is verzocht om het openstaande saldo binnen acht dagen te voldoen. [appellant] heeft niet voldaan aan deze verzoeken.
‘Tot mij wendde zich dhr. [appellant] , h.o.d.n. [Sieraden] Sieraden, (…), met het verzoek zijn belangen (…) te behartigen.Door of namens cliënt is met u op 2 mei 2013 een ‘overeenkomst voor internet prestaties’ gesloten. Uit hoofde van deze overeenkomst zou cliënt maandelijks aan u een bedrag van€ 283,14 verschuldigd zijn en eenmalig een bedrag van € 90,-.Voor zover dat niet reeds eerder rechtsgeldig is gebeurd, wordt de gesloten overeenkomst, voor zover deze nog bestaat, namens cliënt hierbij buitengerechtelijk vernietigd op grond van dwaling. Indien cliënt een juiste voorstelling van zaken had gehad, was hij de gesloten overeenkomst nooit met u aangegaan. Tijdens het verkoopgesprek op 2 mei 2013 is door uw vertegenwoordiger aan cliënt medegedeeld dat u kon garanderen dat met behulp van de aan te maken SEA-campagne het bedrijf van cliënt met de op te geven zoekwoorden bovenaan de Google-zoekpagina, althans op de eerste pagina, getoond zou worden. Indien cliënt had geweten dat u dit niet kunt garanderen, en klaarblijkelijk ook niet kunt waarmaken, was cliënt de overeenkomst nooit met u aangegaan. Indien cliënt had geweten welke diensten slechts door u worden verricht voor het door cliënt verschuldigde forse maandbedrag, dan was cliënt nooit met u in zee gegaan.Voor zover thans nog sprake is van een tussen u en cliënt gesloten overeenkomst, stel ik u hierbij namens cliënt in gebreke, aangezien u de op u rustende verplichtingen niet naar behoren bent nagekomen. (…) Cliënt heeft in de afgelopen weken aan de hand van de in uw SEA-campagne gehanteerde zoektermen gezocht via Google, maar geen enkele maal werd het bedrijf op de eerste 8 pagina’s van Google getoond. Ik stel u namens cliënt hierbij in de gelegenheid om er binnen een week na heden voor te zorgen dat het bedrijf van cliënt met behulp van de in uw SEA-campagne gehanteerde zoektermen bovenaan de Google-zoekpagina, althans op de eerste pagina, wordt getoond. Indien u hier niet binnen een week na heden voor zorgt, dan zal de overeenkomst door of namens cliënt wegens wanprestatie worden ontbonden.Voorts wordt namens cliënt een beroep gedaan op de vernietigbaarheid van de door u gehanteerde voorwaarden, met name artikel 10.1.1., nu deze voorwaarden als onredelijk bezwarend moeten worden beschouwd.’l) In augustus 2013 heeft Proximedia [appellant] aangemaand om het openstaande saldo ad € 939,42 (vermeerderd met kosten en rente) binnen acht dagen te voldoen. [appellant] heeft niet aan deze aanmaning voldaan.
[appellant] tot betaling van € 5.956,78, waaronder begrepen € 758,67 aan buitengerechtelijke invorderingskosten, te vermeerderen met de wettelijke rente over de hoofdsom ad € 5.057,82 vanaf de dag van dagvaarding, met veroordeling van [appellant] in de proceskosten.
€ 283,14 verschuldigd is en eenmalig een bedrag van € 90,- (zie r.o. 3.1. onder k).
In deze stellingname ligt naar het oordeel van het hof besloten de erkenning dat [appellant] over de eerste twee jaren van het bestaan van de overeenkomst het maandbedrag ad
€ 283,14 verschuldigd is. De kantonrechter had reeds in deze erkenning aanleiding kunnen zien om de nadien ingenomen stelling, dat [appellant] over de eerste twee jaren geen maandelijkse bijdrage verschuldigd was, te passeren. In dat geval zou bewijslevering op dit punt in het geheel niet aan de orde zijn geweest.
heeft, als getuige gehoord, verklaard dat hij duidelijk heeft aangegeven dat hij niet geïnteresseerd was in de diensten van Proximedia als hij ervoor zo moeten betalen en dat daarop is bevestigd, zowel telefonisch (bij het maken van de afspraak voor het bezoek aan huis) als tegen [medewerker van Proximedia] , en dat zijn deelname gratis zou zijn, behoudens het eenmalige bedrag van € 90,- voor dossierkosten. De overeenkomst zou twee jaren lopen en gedurende gehele periode gratis zijn. Pas in geval van verlenging zou moeten worden betaald.
[partner van appellant] heeft, als getuige gehoord, verklaard dat de vertegenwoordiger van Proximedia heeft uitgelegd dat de deelname door [appellant] aan de campagne van Proximedia kosteloos was, dat alleen € 90,- administratiekosten zou moeten worden betaald en dat pas na twee jaren, in geval van een verlenging, zou moeten worden betaald. [partner van appellant] heeft verder verklaard dat zij, volgens haar, nooit zelf contact heeft gehad met Proximedia.
Aan de zijde van Proximedia is voorts gehoord mw. [financieel medewerkster van Proximedia] , financieel medewerkster van Proximedia, die heeft verklaard dat zij, toen zij nog bij de klantendienst werkzaam was, telefonisch met ‘mevrouw’ heeft gesproken en de bevestiging heeft gekregen dat het openstaande saldo zou worden voldaan.
De inhoud van deze beide verklaringen staat lijnrecht tegenover de inhoud van de verklaringen van [appellant] en [partner van appellant] .
[medewerker van Proximedia] is gehoord nadat hij, op een daartoe gegeven bevel, voor de kantonrechter was gebracht om als getuige te verklaren. Vast staat dat [medewerker van Proximedia] onmiddellijk voorafgaand aan het verhoor inlichtingen heeft ontvangen van de zijde van Proximedia. Volgens [appellant] heeft [medewerker van Proximedia] uitsluitend op basis van deze inlichtingen verklaard en moet zijn verklaring daarom als volstrekt onbetrouwbaar buiten beschouwing worden gelaten bij de weging van het beschikbare bewijs.
Het hof deelt dit standpunt niet. [medewerker van Proximedia] heeft, eenmaal medegebracht, uitgebreid verklaard, ook over details zoals de inrichting van de woning van [appellant] en over een door [appellant] aan hem cadeau gedaan sieraad. De juistheid van deze onderdelen van de verklaring Van [medewerker van Proximedia] is door [appellant] niet betwist, terwijl het niet voor de hand ligt dat [medewerker van Proximedia] juist details als deze uitsluitend zou ontlenen aan inlichtingen van de zijde van Proximedia. Gelet hierop ziet het hof geen reden om, vanwege de verstrekte inlichtingen, op voorhand te twijfelen aan het waarheidsgehalte van de verklaring van [medewerker van Proximedia] .
grief 2maakt [appellant] bezwaar tegen het oordeel van de kantonrechter in het eindvonnis dat [appellant] er niet in is geslaagd om het in het probandum omschreven bewijs ter zake de gestelde dwaling te leveren. [appellant] voert daartoe aan dat de kantonrechter ook in het geval [appellant] op grond van artikel 150 Rv zijn stellingen diende te bewijzen, diens beroep op dwaling had moeten honoreren.
Uit de toelichting op de grief blijkt dat het beroep op dwaling wordt gedaan in verband met een tweetal (gestelde) onjuiste voorstellingen van zaken bij [appellant] : (1) de niet gestand gedane garanderende toezegging dat zijn bedrijf met behulp van de SEA-campagne bovenaan de Google-zoekpagina, althans op de eerste pagina, getoond zou worden, (2) de niet gestand gedane toezegging dat [appellant] (behoudens de eenmalige dossierkosten) de eerste twee jaren gratis gebruik zou kunnen maken van de diensten van Proximedia.
Dit betekent dat de verklaring van [appellant] zoals afgelegd ten overstaan van de kantonrechter moet worden gewaardeerd als de verklaring van een partijgetuige. Zij kan daarom alleen bewijs in zijn voordeel opleveren, als aanvullend bewijs voorhanden is dat zodanig sterk is en zulke essentiële punten betreft dat het zijn verklaring voldoende geloofwaardig maakt.
[appellant] heeft verder verklaard dat hem is beloofd dat zijn onderneming op de eerste pagina van Google te vinden zou zijn.
grief 3betoogt [appellant] dat de kantonrechter in het tussenvonnis ten onrechte niet, althans niet-voldoende gemotiveerd, heeft beslist op het verweer dat artikel 10.1 van de overeenkomst onredelijk bezwarend en derhalve vernietigbaar is.
Volgens [appellant] heeft de kantonechter bij zijn beslissing niet alle stellingen betrokken die hij, [appellant] heeft aangevoerd ter onderbouwing van zijn stelling dat hij ten tijde van het aangaan van de overeenkomst in een met een consument vergelijkbare positie verkeerde. [appellant] merkt op dat hij niet alleen heeft gewezen op zijn beperkte omzet als zelfstandige maar ook op het feit dat hij zijn eenmanszaak zonder personeel voerde op zijn privé adres en dat hij dit bedrijf in 2010 was gestart om niet langer op een uitkering aangewezen te zijn. [appellant] heeft zich er verder op beroepen dat toepassing van het beding op de voet van het bepaalde in art. 6:2 en 6:248 lid 2 BW naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is.
sub a BW. Op grond van voormelde bepaling is [appellant] gedurende de resterende looptijd van de overeenkomst een opzeggingsvergoeding ter hoogte van 40% van de nog niet vervallen maandelijkse bijdragen verschuldigd. [appellant] acht deze vergoeding onredelijk hoog. Hij beroept zich daartoe echter uitsluitend op de omvang van de specifiek ten behoeve van hem te verrichten werkzaamheden en de daaraan verbonden kosten. [appellant] miskent daarmee echter dat ondernemingen als Proximedia, zoals door haar aangevoerd, ook meer algemene bedrijfskosten maken. Dat de opzeggingsvergoeding conform artikel 10 van de overeenkomst ook als mede op deze kosten wordt gelet onredelijk hoog is, heeft [appellant] onvoldoende gesteld en onderbouwd. Dat Proximedia zich jegens andere ondernemers voor hetzelfde maandbedrag heeft verbonden tot méér prestaties, zoals [appellant] nog heeft gesteld, doet niet af aan het gegeven oordeel.
Het hof wijst er verder op dat de algemene voorwaarden, waaronder de bepalingen inzake de looptijd van de overeenkomst in artikel 3 en inzake de opzeggingsvergoeding in artikel 10, integraal deel hebben uitgemaakt van de uiteindelijk door [appellant] ondertekende overeenkomst, zodat hij alle kans heeft gehad om van de inhoud van die bepalingen kennis te nemen en om, op basis van die kennis, zijn beslissing te nemen.
Andere in verband met het beroep op de ‘open norm’ relevante omstandigheden heeft [appellant] niet gesteld.
grief 4maakt [appellant] bezwaar tegen de beslissing in het eindvonnis tot (volledige) toewijzing van de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten ad € 758,67.
Proximedia heeft zich verweerd, stellend dat dit onderdeel van de vordering is gebaseerd op artikel 9 van de overeenkomst, dat haar het recht geeft om ‘iedere krachtens deze overeenkomst (…) verschuldigde som’ bij niet-betaling op de vervaldag te verhogen met 15%. Volgens Proximedia is de gevorderde vergoeding juist berekend, in die zin dat
€ 758,67 15% bedraagt van de hoofdsom ad € 5.057,82. Voor het geval het hof zou oordelen dat het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten van toepassing is, stelt Proximedia dat dan een bedrag ad € 627,89 dient te worden toegewezen.
is in verband met de overeenkomst niet te beschouwen als een natuurlijke persoon die niet handelt in de uitoefening van een beroep of bedrijf. Dit betekent dat het partijen was toegestaan om bij overeenkomst af te wijken van artikel 2 van het Besluit BIK (zie artikel 6:96 lid 5 BW), hetgeen ook is geschied.
In reactie op het door [appellant] gestelde in zijn memorie van grieven heeft Proximedia niet gemotiveerd gesteld dat haar werkelijke incassokosten hoger zijn geweest dan € 627,89. Het hof ziet hierin aanleiding om de buitengerechtelijke incassokosten ambtshalve tot dit bedrag te matigen, nu een vergoeding ad € 627,89 hem, gelet op de daadwerkelijk verrichte inspanningen in relatie tot de omvang van het te incasseren bedrag, redelijk voorkomt. Het bepaalde in artikel 241-eerste volzin Rv mist toepassing op de aan Proximedia toe te kennen vergoeding overeenkomstig het Besluit BIK (zie artikel 6:96 lid 5-slot BW), zodat niet verder relevant is of de verrichte incassowerkzaamheden (mede) zijn verricht ter voorbereiding en instructie van de onderhavige procedure.
Voor het overige zullen de vonnissen waarvan beroep worden bekrachtigd. Ten aanzien van het tussenvonnis van 25 juni 2014 overweegt het hof nog dat het aan [appellant] opgedragen bewijs deels tegenbewijs betrof, hetgeen aan de formulering van de bewijsopdracht als zodanig niet afdoet.
4.De uitspraak
ad € 758,67 te betalen;
A.C. Metzelaar en is in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 27 juni 2017.