ECLI:NL:GHSHE:2017:2861

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
27 juni 2017
Publicatiedatum
27 juni 2017
Zaaknummer
20.002684-15
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van valselijk opmaken en gebruik maken van een valse verklaring in strafzaak

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 27 juni 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Oost-Brabant. De verdachte, geboren in 1952, was aangeklaagd voor het valselijk opmaken en gebruiken van een valse verklaring van een derde partij, [X]. De tenlastelegging omvatte zowel het primair als het subsidiair verwijt, waarbij de verdachte zou hebben geprobeerd een verklaring van [X] als echt en onvervalst te presenteren. De advocaat-generaal vorderde bevestiging van het vonnis, met uitzondering van de straf, en stelde een taakstraf en voorwaardelijke gevangenisstraf voor. De verdediging pleitte echter voor vrijspraak.

Het hof heeft het onderzoek ter terechtzitting afgewacht en geconcludeerd dat er onvoldoende bewijs was om de verdachte schuldig te verklaren. Het hof oordeelde dat de verdachte ten tijde van het opmaken van de verklaring van [X] de intentie had om deze door [X] te laten ondertekenen, waardoor het oogmerk om de verklaring als echt te gebruiken ontbrak. Daarnaast werd vastgesteld dat de kern van de valsheid in de verklaring niet in de tenlastelegging was opgenomen, wat leidde tot de conclusie dat de verdachte niet schuldig was aan het subsidiair ten laste gelegde.

Uiteindelijk heeft het hof het vonnis van de rechtbank vernietigd en de verdachte vrijgesproken van alle ten laste gelegde feiten. Deze uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige formulering van de tenlastelegging en de noodzaak van voldoende bewijs voor een veroordeling.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer : 20-002684-15
Uitspraak : 27 juni 2017
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Oost-Brabant van 14 augustus 2015 in de strafzaak met parketnummer 01-820037-15 tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1952,
wonende te [postcode] [woonplaats] , [adres] .
Hoger beroep
De verdachte heeft tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep bevestigt, met uitzondering van de straf, en verdachte ter zake van het primair ten laste gelegde veroordeelt tot een taakstraf van 150 uur subsidiair 75 dagen hechtenis en tot een gevangenisstraf van 1 maand voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar.
De verdediging heeft vrijspraak bepleit.
Vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd omdat het niet te verenigen is met de hierna te geven beslissing.
Tenlastelegging
Aan verdachte is – na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg – ten laste gelegd dat:
primair:
hij op een of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 april 2011 tot en met
5 december 2011 te Bergen op Zoom en/of (elders) in Nederland, een verklaring van [X] – zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen – valselijk heeft opgemaakt of vervalst, immers heeft verdachte valselijk genoemde verklaring, door de gekozen redactie in de eerste persoon enkelvoud, de uiterlijke verschijningsvorm gegeven van een door [X] zelf opgemaakte en/of van hem afkomstige verklaring, zulks met het oogmerk om dat geschrift als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken;
subsidiair:
hij op een of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 5 december 2011 tot en met 12 december 2011 te Bergen op Zoom en/of te 's-Hertogenbosch en/of (elders) in Nederland, opzettelijk gebruik heeft gemaakt van een valse of vervalste verklaring van [X] – zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen – als ware dat geschrift echt en onvervalst, bestaande dat gebruik maken hierin dat hij, verdachte, in zijn hoedanigheid als advocaat namens [naam cliënt] genoemde verklaring in het hoger beroep van de zaak met nummer [zaaknummer] bij het gerechtshof te 's-Hertogenbosch in het geding heeft gebracht en/of genoemde verklaring in zijn, verdachtes, pleitnotities en/of ter terechtzitting bij het gerechtshof 's-Hertogenbosch heeft gepresenteerd als zijnde een verklaring van [X] , en bestaande die valsheid of vervalsing hierin, dat genoemde verklaring, door de gekozen redactie in de eerste persoon enkelvoud, de uiterlijke verschijningsvormen heeft van een door [X] zelf opgestelde verklaring.
Voor zover er in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten of omissies voor kwamen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Vrijspraak
Het hof heeft uit het onderzoek ter terechtzitting niet door de inhoud van wettige bewijsmiddelen de overtuiging bekomen dat verdachte het primair en subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, zodat hij daarvan wordt vrijgesproken.
Wat betreft het primair ten laste gelegde (valselijk opmaken of vervalsen van een verklaring) overweegt het hof in het bijzonder het volgende.
Uit het dossier blijkt dat de verdachte ten tijde van het opmaken van de verklaring van [X] de bedoeling had deze verklaring door [X] te laten ondertekenen. Aldus ontbrak het op dat moment de verdachte bij zijn handelen aan het oogmerk om die verklaring als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken.
Wat betreft het subsidiair ten laste gelegde (gebruik maken van een valse of vervalste verklaring) overweegt het hof daartoe in het bijzonder het volgende.
De advocaat-generaal heeft ter terechtzitting met nadruk betoogd dat de kern van het verwijt dat verdachte wordt gemaakt is, dat hij door de in de verklaring opgenomen bewoordingen “Was getekend augustus 2011 [X] ” de indruk heeft gewekt dat er een door [X] ondertekend exemplaar van diens verklaring was. Met een handtekening zou [X] de door verdachte op schrift gestelde verklaring tot de zijne hebben gemaakt. [X] heeft de verklaring echter niet ondertekend en verdachte heeft de verklaring desondanks in het geding gebracht. Aldus zijn de wederpartij en het gerechtshof doelbewust misleid, aldus de advocaat-generaal.
Het hof stelt vast dat de tenlastelegging niets inhoudt omtrent de ondertekening van de verklaring. Blijkens de tenlastelegging bestaat de valsheid van de verklaring er slechts in dat die verklaring, door de gekozen redactie in de eerste persoon enkelvoud, de uiterlijke verschijningsvorm heeft van een door [X] zelf opgemaakte verklaring.
Het hof is met de advocaat-generaal van oordeel dat de kern van de valsheid is gelegen in de in de verklaring opgenomen bewoordingen “Was getekend augustus 2011 [X] ”. Hierdoor wordt immers de indruk gewekt dat er daadwerkelijk een door [X] ondertekend exemplaar van diens verklaring was. Nu deze bewoordingen echter niet ten laste zijn gelegd, dient naar het oordeel van het hof vrijspraak te volgen.

BESLISSING

Het hof:
vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
verklaart niet bewezen dat de verdachte het primair en subsidiair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Aldus gewezen door
mr. S. Riemens, voorzitter,
mr. W.E.C.A. Valkenburg en mr. P.M. Frielink, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. M. Martens, griffier,
en op 27 juni 2017 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
mr. P.M. Frielink is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.